Het PISA-rapport wordt dus veel gedeeld maar bijzonder weinig gelezen. Wel ironisch voor een rapport dat ons vertelt dat we zo slecht lezen. Alle reden dus om er eens echt in te duiken en wellicht nog eens wat resultaten toe te lichten. Ik neem u mee langs drie grafieken die u moet kennen en één grafiek die het rapport niet laat zien. Geïnteresseerd? Mooi, lees dan verder.
Wat is het PISA-onderzoek?
Eerst even het begin. Want wat is dat onderzoek eigenlijk? PISA staat voor Programme for International Student Assessment. Men wil met met het PISA-onderzoek in al die landen meten in hoeverre 15-jarige leerlingen zijn voorbereid op het functioneren als mondige burger in de huidige kennismaatschappij. Het onderzoek meet dan ook veel meer dan alleen de leesvaardigheid maar kijkt ook naar wiskunde, natuurwetenschappen.
Het is een onderzoek waaraan 81 landen deelnemen en dat wordt afgenomen onder 600.000 15-jarigen. In Nederland deden een kleine 5.000 jongeren mee. Het onderzoek wordt normaal gesproken elke drie jaar gehouden. Door corona is het onderzoek dit keer één jaar later uitgevoerd.
Het feit dat je in het nieuws meer hoort over de leesvaardigheid dan over de andere vaardigheden heeft te maken met het feit dat de leesvaardigheid harder achteruit is gegaan dan de andere vaardigheden.
Dat brengt ons dan ook tot de eerste grafiek uit het rapport.
Nederland deed het slechter dan andere landen dus corona is geen excuus
Hierboven zie je hoe de Nederlandse leerlingen scoorden op leesvaardigheid vanaf 2003. Dit is afgezet tegen de gemiddelde EU-score en de gemiddelde score van alle deelnemende OESO-landen. Waar Nederland tot 2012 keurig bovengemiddeld scoorde zien we vanaf dat moment een steeds sterker verval optreden. In 2015 zaten we nog net op het EU-gemiddelde, in 2018 zakten we al door het OESO-gemiddelde en 2022 is het verval nog harder gegaan.
Een veel gehoord argument is dat dit verval komt door de coronacrisis. Uiteraard heeft dat effect gehad op kinderen. Scholen sloten, bibliotheken sloten en er moest meer online. Maar, dat gold wereldwijd en toch zien we Nederland steeds sneller en harder wegzakken.
Het PISA-rapport doet geen analyse naar de oorzaak, het is een vergelijkend onderzoek dat vooral cijfers levert. Maar laten we even verder gaan.
Het VMBO zakt harder weg dan het HAVO en het VWO
Er is namelijk een uitsplitsing te maken naar onderwijssoort en dn zie je het volgende beeld. Het verval van leesprestaties is overal zichtbaar maar er is een sterker verval bij VMGO gl/tl, VMBO kb en VMBO bb. Het pro-onderwijs kent overigens een vrij kleine onderzoekspopulatie, ik ben dus voorzichtig met die cijfers.
Als je deze cijfers ziet snap je wel dat het Kunst van Lezen met de impulsregelingen voor de Bibliotheek op school extra inzet op het VMBO-onderwijs.
1 op de 3 jongeren in het voorportaal van laaggeletterdheid
Waar ik journalisten nog te weinig goed naar vind kijken is naar de leesniveaus. En omdat dit rapport niet heel uitgebreid ingaat op alle resultaten - het rapport van 122 pagina's is namelijk nog maar een beknopte samenvatting - worden die leesniveau nog maar heel beknopt in beeld gebracht.
In totaal kent PISA zes taalvaardigheidsniveaus. Om te kunnen functioneren als burger wordt gesteld, heb je minimaal niveau 2 nodig. Verder geeft het rapport geen toelichting op die niveaus. In het rapport uit 2019 wordt die toelichting wel gegeven. En daar wordt het volgende aangegeven voor niveau 0, 1 en 2.
Laaggeletterdheid betekent niet dat je niet kunt lezen maar dat je jezelf onvoldoende kunt redden met taal. Die grens ligt inderdaad tussen niveau 1 en niveau 2.
In het rapport wordt daarbij deze grafiek gegeven.
33% van de 15-jarigen haalt niveau 2 niet. Laaggeletterdheid meten wij in Nederland vanaf 16 jaar. Die 15-jarigen hebbend dus nog een kleine kans om te groeien in lees- en taalniveau. Maar ze zitten toch dicht tegen die 16 jaar aan. Wie op 15-jarige leeftijd nog niet niveau 2 heeft bereikt zit domweg in het voorportaal van laaggeletterdheid. Om vervolgens bij de 16e verjaardag voorzien te worden van het label: laaggeletterd.
33% van die 15-jarigen zit dus in het voorportaal van laaggeletterdheid. En Nederland doet het verdacht veel slechter dan de OESO-landen (27%) en het gemiddelde van EU (24%).
Uit de detailgegevens van het onderzoek van 2018, toen nog 24% in deze categorie zat, bleek dat de achterstand onder het VMBO logischerwijs het grootste was. Tot aan de VMBO/tl zat 50% toen al in het voorportaal van laaggeletterdheid. Dat aandeel zal dus nog gestegen zijn.
De grafiek het PISA-rapport niet toont
Er is één schokkende grafiek die dit rapport nog niet toont. Ik vermoed dat die in de meer uitgebreide analyse komt die volgend jaar uit moet komen. Maar die grafiek heb ik alvast voor u gemaakt. En dat is hoe het percentage jongeren in het voorportaal van laaggeletterdheid steeg sinds 2003 in vergelijking met de OESO en EU. Die grafiek ziet u helemaal bovenaan het artikel. Door de cijfers uit vorige rapporten te combineren door de jaren heen, zie je wat er gebeurt in Nederland ten opzichte van de OESO-landen en de EU. Deels zag je dat ook al wel in de leesprestaties maar hier zie je het terug in jongeren die voorgesorteerd staan als laaggeletterde. Bij de OESO-tabel zien we wat fluctuatie die denk ik te verklaren is door zich ontwikkelende landen. Bij EU zien we ook de geletterdheid afnemen maar minder snel dan in Nederland.
Eén conclusie kun je wel trekken...
Ik ben geen onderwijskundige en ook geen specialist in taal. Ik trek ook geen conclusies over ons onderwijssysteem, over schermpjes die overal zijn of over de opkomst van Engels als voertaal. Ik weet dat gewoon allemaal niet. Daar onthou ik me dus ook van. Maar één conclusie kun je wel trekken....
Er is heel veel werk aan de winkel.....
En de vraag die we ons zelf dan kunnen stellen als bibliotheeksector is: kunnen we nóg meer bijdragen aan het leesplezier van kinderen? Dat alles in de wetenschap dat er ruim 3.000 schoolbibliotheken zijn geopend in de afgelopen tien jaar, dat we op elk van die scholen enthousiaste leesconsulenten inzetten en inzetten op leesbeleid op elke school. En ik heb ontzettend veel waardering voor al die inzet die we al plegen.
En twee zaken kunnen we doen..
Ik weet het, bibliotheken zijn maar een kleine schakel in het hele grote onderwijssysteem. Er zijn twee dingen die door mijn hoofd gaan. De eerste is de klassieke reflex: er moet véél meer geld bij. Zelfs de mooie tijdelijke regeling van € 74 miljoen die onlangs naar buiten kwam, is dan nog volstrekt onvoldoende. We blijven ook met dat bedrag een klein guerrillaleger voor lezen in plaats van een groot leesoffensief. Dat is één.
Maar mijn tweede gedachte is ook: kan het nog anders en nog effectiever? Zien we nog iets over het hoofd?
Op beide vlakken denk ik dat we ons kunnen en moeten inzetten. Kijken hoe we nog meer kracht kunnen organiseren en ook blijven zoeken nog betere manieren.
Want de kinderen van dit land verdienen echt beter.
Om eerlijk te zijn: het regent op dit moment beleid. Het nieuwe kabinet is een half jaar onderweg en de beleidsvoornemens uit het coalitieakkoord moeten nu gestalte krijgen... Voor wie afhankelijk is van dat beleid doet er goed aan om nu even niet met de ogen te knipperen, je kan zo maar wat essentieels missen. Deze week leid ik u door de brief van minister Wiersma die gaat over het masterplan Basisvaardigheden. En aan het eind geef ik vier punten die bibliotheken nu zouden kunnen doen.
Rapport onderwijsinspectie
Een kleine maand geleden schreef ik over het rapport van de onderwijsinspectie 'De staat van het onderwijs 2022'. De conclusie: voor het vijfde jaar op rij slaagt het onderwijs er niet in de leesprestaties van kinderen te verbeteren. Ondertussen zit 24% van de 15-jarigen in het voorportaal van de laaggeletterdheid en dat gaat met het huidige beleid niet verbeteren. Ook in het volgende PISA-rapport kunnen we dus nu al voorspellen dat die 24% gestegen zal zijn. En opnieuw zullen we moord en brand schreeuwen. Want dat PISA-rapport gaat meten waar we nú staan en dat is niet beter dan de vorige meting. Overigens, over de volle linie van basisvaardigheden gaat het slecht. Naast lezen gaat het ook om schrijven, rekenen en (digitaal) burgerschap.
De onderwijsinspecteur Alida Oppers riep dan vorige maand ook op dat in twee jaar dit moet verbeteren en minister Wiersma van onderwijs nam dat over en beloofde te komen met een 'masterplan basisvaardigheden'. Deze week verscheen een kamerbrief over dit masterplan. Is het masterplan al klaar dan? Nee, dat is niet het geval.
De brief meldt:
'De komende tijd werken we samen met leraren, schoolleiders, bestuurders, lerarenopleidingen, leermiddelenmakers, ouders, bibliotheken, gemeenten, wetenschap en andere relevante partners het masterplan basisvaardigheden voor het funderend onderwijs verder uit.'
En verder
'Daarom kom ik samen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de staatssecretaris van Cultuur en Media met een masterplan voor de basisvaardigheden taal, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. Het masterplan richt zich op de voor- en vroegschoolse educatie (hierna vve), primair onderwijs, voortgezet onderwijs (inclusief het speciaal onderwijs) en het middelbaar beroepsonderwijs.'
Kortom, de brief van 10 pagina's aan de Kamer is toch vooral om aan te kondigen dat er pas in de zomer iets ligt. Uit bovenstaande passages kun je een paar zaken halen. Op de eerste plaats dat het een plan wordt van drie bewindslieden. Twee onderwijsministers maar ook de staatssecretaris van Cultuur gaat zich er mee bemoeien. Die bemoeienis van de staatssecretaris van Cultuur heeft direct te maken met bibliotheken. Die worden ook genoemd in de passage ervoor.
Het tweede dat je eruit kunt concluderen is dat grote stappen pas gezet gaan worden in schooljaar 2023-2024. Het schooljaar dat in september begint zal dus nog geen schokkende veranderingen kennen. De begroting voor volgend jaar passeert pas in november en krijgt dan dus pas effect in het volgende schooljaar.
Verschillende analyses
Opvallend is ook dat de beleidsbrief van Wiersma een andere analyse maakt dan de onderwijsinspectie over waarom kinderen het toch zo slecht doen rond lezen, taal en rekenen. Inspecteur Oppers zei ronduit dat het onderwijs beter kon presteren: er was een gereedschapskist vol met bewezen interventies en scholen die het label 'onvoldoende' hadden gekregen bleken in staat om binnen twee jaar te verbeteren. In de optiek van Oppers lag het duidelijk aan het onderwijs.
De minister heeft toch een mildere analyse:
'Er dragen veel factoren bij aan de problematiek op de basisvaardigheden, zowel binnen als buiten de school. Voorbeelden hiervan zijn het toenemende aantal opdrachten dat een school krijgt, een verouderd en onduidelijk curriculum en een gat tussen wetenschap en praktijk. Maar ook maatschappelijke trends zoals minder lezen en schrijven in vrije tijd, minder vestigingen van bibliotheken, digitalisering en veranderde sociale verhoudingen in de samenleving hebben invloed op de beheersing van de basisvaardigheden van leerlingen. De problemen verschillen per onderwijssector, per basisvaardigheid, en zelfs per schoolsoort.'
Het zal een opzetje zijn: de inspectie als 'bad guy' die zegt dat de scholen het beter moeten doen en de minister als 'good guy' die de scholen weer mee moet zien te krijgen. Saillant detail is ook dat de minister ook de gesloten bibliotheekvestigingen als oorzaak noemt. Het directe verband hiertussen is nooit bewezen maar toch aardig dat het als zodanig gevoeld wordt. Ook al zijn er in diezelfde periode ook een paar duizend schoolbibliotheken geopend. Maar goed, de minister zoekt duidelijk meer draagvlak bij het onderwijs en weet dat het daarbij niet handig is om de harde woorden van de onderwijsinspectie te herhalen.
Lezen als belangrijk pijler
De brief geeft aan dat het plan - dat dus in de zomer gepresenteerd zal worden - vijf pijlers zal kennen. Die vijf pijlers zijn:
Extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren.
Effectieve leer- en ontwikkelmiddelen.
Aansluiting school en omgeving (incl. extra aandacht voor lezen en boeken op school).
Basisblik, door monitoring en onderzoek, inclusief scherper toezicht.
Duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs.
Die derde pijler bevat een hele nadrukkelijke verwijzing naar de samenwerking tussen school en bibliotheken. De brief gaat ook al in op wat er ongeveer moet gaan gebeuren in deze pijler:
'Scholen spelen een grote rol in de ontwikkeling van de basisvaardigheden, maar een kind leert ook daarbuiten en voordat het naar het funderend onderwijs gaat. Voor- en vroegschoolse educatie van goede kwaliteit is bewezen effectief en leidt tot hogere resultaten op de basisvaardigheden. Een goede verbinding tussen school en kinderopvang draagt bij aan het welbevinden van kinderen, en dat is een belangrijke voorwaarde om goed te kunnen leren. Er zijn veel kansen voor scholen om hun belangrijke taak op het gebied van basisvaardigheden te koppelen aan partners om de school heen. Een voorbeeld hiervan is leesontwikkeling: ouders, grootouders, de bso en kinderopvang spelen hier ook een rol in en bibliotheken beschikken over expertise en collectie die de school kan verrijken. Een laagdrempelige toegang tot goede boeken en persoonlijke begeleiding, via onder andere de Bibliotheek op School, zorgen voor meer leesmotivatie, wat cruciaal is voor leesvaardigheid. Ook op het gebied van digitale geletterdheid kunnen bibliotheken de aanpak van scholen versterken. De samenwerking tussen scholen, de buitenschoolse omgeving van leerlingen en partners rond de school is op dit moment echter te versnipperd. We willen een veel sterkere wederkerige verbinding tussen de verantwoordelijkheid van de school voor het aanleren van de basisvaardigheden, en ondersteuning van de omgeving om dit leerproces te versterken. We zullen inzetten op een sterkere samenwerking tussen het onderwijs en de cultuursector, op zowel landelijk als lokaal niveau om de brede omgeving van het kind te betrekken bij het versterken van de basisvaardigheden. De komende tijd zullen wij verder onderzoeken hoe deze samenwerking op zowel de korte als lange termijn beter verankerd kan worden. Wij zorgen daarnaast voor verbinding tussen het masterplan basisvaardigheden en de kabinetsambities op het gebied van bijvoorbeeld de aanpak van laaggeletterdheid, waaronder de gemeentelijke gezinsaanpak geletterdheid.'
Sorry, het is een wat lang citaat maar in één alinea worden wel heel veel verbindingen gelegd. Op de eerste plaats krijgen de bibliotheken een cruciale rol in het versterken van leesmotivatie en wordt ook een rol gezien in de digitale geletterdheid.
Daarnaast moet enerzijds het onderwijs zich beter openstellen voor de interactie met partijen om hen heen (zoals bibliotheken) en anderzijds moeten die partijen beter integreren in het eco-systeem van de school.
Aangezien de minister nog een paar maanden uittrekt om het plan op te stellen, gaat hij te laat komen voor schooljaar 2022-2023. Voor dat jaar geeft hij dus aan dat er nu met 150 scholen gewerkt gaat worden met 'basisteams' om scholen op weg te helpen. Deze basisteams bestaan uit 'externe deskundigen' die gaan meehelpen. Dat zouden ook bibliotheken kunnen zijn. Daarnaast komt er voor 350 scholen extra geld als zij met een eigen plan komen tot verbetering. In totaal 500 scholen van de in totaal 9.000 scholen volgens Wiersma.
Volgend jaar dus nog een 'pilotjaar' maar vanaf schooljaar 2023-2024 moeten veel meer scholen mee gaan doen. Overigens sluit dat ook aan bij de budgetten die vrij kwamen achter het coalitieakkoord. Het miljard dat hiervoor beschikbaar is, komt pas volledig in 2024 beschikbaar.
Bibliotheken, kom in beweging, een actieplan met vier punten!
Wat moet je nu als bibliotheek of als sector gaan doen? Ik zie drie lijnen (lokaal, provinciaal en landelijk) en vier acties.
Laat ik eens lokaal beginnen.
Actie 1: Lokale rondetafel over pijler 3: in 2026 overal een Bibliotheek op school
Okee, komend schooljaar is nog een pilotjaar maar dat jaar erna moet er veel gaan gebeuren. Misschien een mooi moment om als bibliotheekdirecteur nu een aantal schooldirecteuren uit te nodigen voor een rondetafel. Samen met wellicht kinderopvang en gemeente. En leg eens op tafel: hoe gaan we dit in onze gemeente doen en wat kunnen we samen oppakken? Ik weet zeker dat uw gemeente dit zal waarderen en de scholen eigenlijk ook. De vragen zijn: Hoe zorgen voor goede toegang tot boeken? Hoe zorgen we voor leesmotivatie? En hoe zorgen we voor digitale geletterdheid? En: hoe verbinden we de omgeving van de bibliotheek aan die van de school? Niet alleen op het gebied van boeken maar ook op digitaal gebied. Begin eens met wat de droom op dit gebied zou zijn en hoe je dit in een aantal jaren zou kunnen bereiken? Zo'n droom kan bijvoorbeeld zijn: in 2026 overal een Bibliotheek op school en elk kind leest elke dag 15 minuten. Als iedereen dat lokaal meeneemt is dit ook tegelijk de landelijke doelstelling. Maar goed, lokaal kan het natuurlijk nog wel variëren.
En als je zo een coalitie hebt van een aantal partijen en dat eens uitwerkt in een schets van een plan dan kun je misschien een grotere bijeenkomst maken. Misschien met álle scholen en nog meer partijen.
Als ik vervolgens provinciaal kijk, zie ik hier wel een logische stap voor ondersteuning:
Actie 2: Provinciale ondersteuningsinstellingen (POI's) ondersteunen lokale rondetafels
Een flink aantal bibliotheken zal blij zijn met wat hulp bij die lokale rondetafels. Bijvoorbeeld met een specialist die over verschillende gemeenten kan vertellen wat er gebeurt of een specialist die gewoon briljant kan vertellen over inhoudelijke mogelijkheden. Maar ook het uitwerken van de rondetafel in een eerste schets van een plan? En ja, de vraag om ondersteuning zal verschillend zijn per bibliotheek. En soms zul je ook nog rekening moeten houden met VO-scholen die in verschillende gemeenten of regio's werken en dat je misschien nog wat af te stemmen hebt met collega-bibliotheken.
De POI's kunnen wat er lokaal gebeurt ook monitoren en meegeven aan de landelijke partijen als VOB, KB en stichting Lezen en Kunst van Lezen. Wat me dan ook brengt bij die laag.
Actie 3: Gesprek met de minister en staatssecretaris
Het is een actie die door de minister al zelf aangekondigd wordt. Landelijke partijen zullen worden uitgenodigd bij de minister. Voor bibliotheken lijkt dan het logische gezelschap VOB, KB en de Stichting Lezen/Kunst van Lezen. Als die nou een meenemen dat de sector graag in 2026 ervoor wil zorgen dat overal een Bibliotheek op school is en dat alle kinderen 15 minuten per dag lezen met programma's die de leesmotivaties verhogen? Dat sluit denk ik prima aan. Daar ligt echt alles al voor klaar. Het gaat vooral om geld om vervolgens ook extra te investeren in collectie en vooral leesconsulenten. Goede mensen als Adriaan Langendonk die zich hier al jaren voor inzetten, kunnen dit zo aangeven. Extra handen, boeken en programma's op school!
Toch ben je er niet alleen met deze - vooral leesbevorderende - activiteit. De brief roept op verder te kijken. Is de lees- en leeromgeving van de bibliotheek te koppelen aan de omgeving van de school? Hebben we naast programma's voor lezen ook digitale informatie? Waar is de schoolbibliotheek al gekoppeld aan andere digitale bronnen? En waar is alles met een simpele toegang georganiseerd? Dat brengt me bij de vierde actie.
Actie 4: Inzet op gecombineerde fysieke en digitale elementen binnen de Bibliotheek op school
Een actie die op landelijk niveau door vele partijen opgepakt moet worden is die van een veel sterkere verbinding tussen fysiek en digtaal. Zowel in het lezen als in het leren. Dat treft, want in de net verschenen update van de netwerkagenda (zie plaatje) van de branche staat bij de lijn Geletterde Samenleving volgende actie benoemd:
'Stichting Lezen, de KB, POI’s en NBD Biblion gaan lokale bibliotheekvestigingen en schoolbibliotheken toerusten om de fysieke en digitale collectie en leesbevorderingsactiviteiten intensief onder de aandacht te brengen bij kinderen en leerlingen, maar ook bij docenten. Daarvoor wordt gezamenlijk gewerkt aan de hybride de Bibliotheek op school. Deze bevat, naast fysieke activiteiten, digitaal lezen (e-books, luister boeken, leesapps) en digitale leesbevordering (via keuze-apps, social media of websites). Digitale geletterdheid, onder andere informatievaardigheden, is de derde factor die onderscheiden kan worden.'
Op dit vlak wordt op dit moment door de genoemde partijen al gewerkt aan een mogelijk plan van aanpak. Doorpakken lijkt hier dan ook het devies om op tijd te zijn voor schooljaar 2023-2024 waar men grootschaliger wil inzetten. Geen tijd te verliezen dus.
Eerst zien dan geloven?
Bovenstaande acties lijken toch niet al te ingewikkeld zou je zeggen. Moeten ze wel allemaal gebeuren en dat betekent dus inzet van iedereen. En een beetje in dezelfde richting. en ja ook nog met een redelijk tempo.
Ik zie dus veel kansen maar ik weet ook dat deze lobby al heel lang loopt. Al heel lang is bekend dat we graag uitbreiden naar veel scholen en dat dat een kwestie van vooral geld is. Bibliotheken hebben al veel kunnen doen door te herschikken in middelen. Scholen betalen deels mee en soms hebben ook gemeenten een extra duit in het zakje gedaan. De grote afwezige is tot nu toe nog het ministerie van Onderwijs. Ik kan mij voorstellen dat menigeen denkt: voordat ik echt hard ga rennen is het toch vooral eerst zien en dan geloven. Een knipoog van de minister in de richting van onze sector zou welkom zijn.
Tegelijkertijd speelt landelijk de overheveling van de financiering van de Informatiepunten Digitale Overheid naar gemeenten. Ook hier wordt in de komende maanden helderheid verwacht op welke wijze dit zal plaats vinden. Ook hier op zich bemoedigende signalen maar ook nog geen zekerheid. En tot slot loopt nog de invulling van het bedrag voor bibliotheken uit het regeerakkoord gericht op de toekomstgericht en robuuste bibliotheekvoorziening. Dat gaat onder andere over die gesloten bibliotheekvestigingen waar de minister van Onderwijs naar verwees.
Wie dit bij elkaar ziet, ziet dat er op landelijk niveau een hoop te praten valt en dat de verloven bij de branchevereniging wel ingetrokken zullen zijn. Want wanneer moeten die met deze agenda in deze zomer op vakantie? Zoals gezegd: er is geen tijd om met de ogen te knipperen.
Maar goed, de komende maanden wordt dus geschreven aan dat echte masterplan Basisvaardigheden. Geloof maar dat heel veel partijen zich melden bij de minister om ook mee te willen praten. Dus bibliotheken, borst vooruit, een beetje wrikken met ellebogen en een voet tussen de deur. Zou dat leesoffensief dan nu toch echt komen? Ik hoop het echt. Want volgens mij hebben wij de kinderen van Nederland iets moois te bieden: Leesplezier!
De afgelopen week verscheen rapport 'De staat van het onderwijs 2022' dat de onderwijsinspectie opstelt. Een lijvig rapport van 214 pagina's dat voor een groot deel gaat over lezen en schrijven. Het woordje 'bibliotheek' of 'bibliotheken' komt overigens niet voor in dit rapport. Een gemiste kans? Ik denk het wel. Ik neem u mee door de resultaten. En de eindconclusie is opnieuw: Waar blijft dat leesoffensief?
Op de eerste plaats: het onderwijs heeft een zware opgave. Ik heb een mateloos respect voor leraren in welke onderwijsvorm dan ook. Men heeft een zware last op de schouders. Het onderwijs in Nederland stelt zichzelf namelijk het volgende ten doel:
• Elke leerling en student verlaat het onderwijs geletterd en gecijferd.
• Elke leerling en student kent zichzelf en heeft geleerd zelfstandig keuzes te maken.
• Elke leerling en student draagt bij aan sociale samenhang in de samenleving.
• Elke leerling en student slaagt in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt.
• Elke leerling en student krijgt gelijke kansen en een passend aanbod.
Nergens in het onderwijs halen we het gevraagde niveau
Om die doelstellingen te meten worden per onderdeel referentieniveaus opgesteld. Voor lezen zijn dat niveaus als 1F, 2F, 3F en 4F. Je hebt ze vast wel eens gehoord. Elke schooltype heeft een doelstelling op die referentieniveaus. Hierboven zie je de score per onderwijstype.
Daar vallen wel een paar zaken bij op. Op de eerste plaats, veel schooltypen kunnen niet aangeven of ze de doelstelling halen. En lees even mee hoe dat komt:
"Tot enkele jaren terug werd het jaarlijkse beeld van de prestaties op stelselniveau in het primair onderwijs gebaseerd op de referentieniveaus zoals gemeten in de eindtoets. Echter, sinds de komst van meerdere toetsaanbieders in 2015 is er sprake van diversiteit in de eindtoetsen en hun normering. Het is nog niet gelukt om te komen tot vergelijkbaarheid. Dit betekent dat er geen actueel landelijk zicht is op wat leerlingen aan het einde van de basisschool kunnen op het terrein van lezen, taalverzorging en rekenen. Vanaf schooljaar 2017/2018 ontbreekt jaarlijkse informatie over het aandeel basisschoolleerlingen dat de referentieniveaus heeft gehaald. Voor de andere sectoren is dit landelijk zicht op de referentieniveaus bij uitstroom er nooit geweest (zie figuur 2)."
Daar waar wel zicht is op de referentieniveaus zie je dat nergens de doelstelling wordt gehaald. Het onderwijs haalt dus, waar het bekend is, nergens het niveau dat men zichzelf als doelstelling geeft als het gaat om taal- en leesvaardigheid. En als je er zo door heen kijkt, zie je dus ook dat waar geen gegevens bekend zijn ook niet aan de doelstelling voldaan kan zijn. Een achterstand in het basisonderwijs wordt niet meer ingelopen op het voortgezet onderwijs.
En dat is al voor de vijfde keer zo
Nu kunt u denken. Ach, het was corona en we moeten wat coulanter zijn. Maar in haar presentatie is Alida Oppers, de hoofdinspecteur van de onderwijsinspectie snoeihard. Want het ligt niet aan corona. Het is al voor de vijfde keer op rij dat de prestaties dalen. Jaar naar jaar. En het hardst daalt de leesvaardigheid. In de toelichting prijst ze dan ook vooral de veerkracht van de leerlingen de afgelopen crisisjaren en pas een hele tijd later prijst ze het onderwijs.
Kijk ook nog even naar onderstaande staatje en zie hoe snel het aantal leerlingen op of onder 1F-niveau oploopt.
Waarom is de hoofdinspecteur zo zuinig met complimenten? Dat komt omdat ze aangeeft dat er een gereedschapskist bestaat die vol zit met bewezen interventies. Het kan echt anders... En daar zijn ook voorbeelden van. Alida Oppers volgt de lijn die we eerder zagen bij het rapport van de Universiteit Leiden in de Tweede Kamer: het onderwijs weet wat er moet gebeuren maar legt te weinig prioriteit. Ook Eliane Segers, wetenschappelijk specialist op het gebied van lezen verkondigde dit ook zaterdag bij de Taalstaat. En het allerbelangrijkste is het voorbeeldgedrag van de omgeving: van leraren maar ook van ouders. Als leraren zelf niet meer lezen of als je dat leesgedrag niet bij ouders, broers, zussen of vrienden ziet, dan wordt het vechten tegen de bierkaai. Ik geef direct toe: er is nog een hoop theorie omheen maar heel veel draait om leeskilometers. Lezen, lezen, lezen.
Veranderen kan
Alida Oppers geeft in haar presentatie daarbij aan dat de omgeving van het onderwijs daar veel invloed op heeft. Ze haalt voorbeelden uit Zweden en Ierland aan waar op nationaal niveau plannen gemaakt zijn om de leesvaardigheid te verbeteren. Versterking van de kracht van leraren en inzet van de directe omgeving zoals ouders, zijn kernpunten die ze aanhaalt. In Zweden wordt bijvoorbeeld gewerkt met expert-leraren op het gebied van lezen. Een supercombinatie van leraar en leesconsulent zeg maar.
Maar ook binnen Nederland haalt ze aan dat scholen veel beter kunnen presteren. Vooral als ze onder druk gezet worden door de onderwijsinspectie met een kwalificatie 'onvoldoende'. Met voorbeelden uit Vlaardingen en Eindhoven laat ze zien dat dit echt binnen een paar jaar mogelijk is.
Frank Kalshoven in de Volkskrant zegt dan ook dat de inspectie dus vooral ook strenger moet worden in het onderwijs. Pas als de inspectie een label 'onvoldoende' plakt, lijken scholen pas echt de urgentie te voelen. De politiek moet goed voor het onderwijs zorgen maar mag de eisen dus ook best opschroeven langs die weg.
Masterplan Basisvaardigheden
Minister Wiersma zal binnenkort met een masterplan basisvaardigheden komen om de resultaten te verbeteren. In de beleidsreactie op de Staat van het Onderwijs schrijft hij aan de Tweede Kamer:
"Het kabinet wil de onderwijskwaliteit versterken en de basis op orde krijgen, en komt daarom op korte termijn onder meer met een masterplan basisvaardigheden. We willen met iedereen in het onderwijs aan de slag om ervoor te zorgen dat de resultaten op taal, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid aantoonbaar verbeteren. Op zeer korte termijn werken we samen met het onderwijsveld plannen uit, zodat ze werkbaar zijn voor de praktijk en de gewenste kwaliteit leveren. Hierbij zal in elk geval aandacht zijn voor beter gebruik van bewezen effectieve methodes, aansluiting tussen de school en de omgeving om de school."
Het refrein van dit lied luidt: Kom op met dat leesoffensief!
Alle alarmbellen gaan weer af en iedereen is weer wakker. Er is een gereedschapskist met bewezen interventies. En daarvan is de belangrijkste: Lezen, lezen, lezen. En zien lezen, doet lezen. Maak leeskilometers! Zorg voor plezier in lezen.... Het kan. En help leraren om dat mogelijk te maken.
Beste minister, bibliotheken doen graag mee en zijn leesexpert. Geef ze een plek in dat masterplan, zorg voor de bibliotheek op elke school en een enthousiaste leesconsulent met een mooi (en bewezen) programma.
Kom dus door met dat leesoffensief!
Of zoals de inspectie het zelf iets bedaarder stelt:
Onvoldoende toerusting op deze punten veroorzaakt niet alleen persoonlijk leed in iemands leven, de optelsom ervan is een groeiende groep Nederlanders die niet mee kan doen, zich buitengesloten voelt of het eigen leven moeilijk op orde krijgt. Dat veroorzaakt ook veel schade voor de kwaliteit van onze samenleving - we zijn daar nu al dagelijks getuige van. Voldoende toerusting bieden, dat is de kernfunctie van het onderwijs.
En lezen is daarbij essentieel. Het refrein van dit lied luidt (allen): Kom op met dat leesoffensief!
In de afgelopen maand kwam de nieuwe monitor uit over de samenwerking tussen bibliotheken en het primair onderwijs. Elk jaar wordt dit door de Koninklijke Bibliotheek gemaakt met de informatie die bibliotheken aanleveren. Ook dit jaar namen Annemiek van de Burgt en Sharon van de Hoek van deze organisatie het schooljaar de 2020-2021loep. Het is daarmee tegelijk een evaluatie van een volledig coronajaar. Er wordt veel gesproken over lees- en leerachterstanden door deze crisis. Zien we dat ook terug in deze monitor? En wat betekent dat voor een leesoffensief?
Ik las het rapport en geef u één pluspunt, vier zorgpunten en nogmaals een pleidooi voor een leesoffensief. Om te beginnen: de samenvattende infographic van dit rapport tref je hierboven aan.
Pluspunt: Scholen en bibliotheken hebben vaste verkering
Op de eerste plaats: bibliotheken en scholen werken al decennia met elkaar samen. Er is geen partner die zo nauw en al zo langdurig verweven is met de bibliotheek als het onderwijs. En met de komst van de Bibliotheek op school zo rond 2010 is die samenwerking structureler en intenser geworden. Bibliotheken zijn er in geslaagd om hun inspanningen met programma's en collectie veel nauwer te verweven met het curriculum van de scholen. Waar vroeger een school het ene jaar wel samenwerkte met de bibliotheek en het andere jaar niet, is dat veel meer veranderd in een vorm van 'vaste verkering'. Jaarlijks monitoren we landelijk die samenwerking ook en die onderschrijft jaar na jaar dat beeld.
Tot zover het pluspunt, we hebben een relatie en die kan tegen een stootje.
Die structurele samenwerking is ook bitter hard nodig want de leesvaardigheid staat onder druk. Steeds meer jongeren verlaten school met een lees- en taalachterstand. Zodanig zelfs dat een kwart van de 15-jarigen in het voorportaal van de laaggeletterdheid zit. Scholen en bibliotheken moeten zich dus extra gaan inspannen om kinderen goed te leren en te laten lezen. Daar zit een flinke uitdaging.
En wie dan kijkt naar de monitor ziet ook een aantal zorgpunten. Ik neem u mee langs een paar van die vraagtekens.
Zorgpunt 1: De samenwerking liep terug door corona
De samenwerking tussen bibliotheken en scholen had zeker te lijden onder corona. Dat zien we terug in het aantal schoollocaties waarmee bibliotheken konden samenwerken. In de afgelopen jaren steeg de samenwerking stap voor stap. In het schooljaar 2020-2021 zien we over het geheel van bijna 10 procentpunt. Dat betekent dus dat het contact met 1 op de 8 basisscholen verloren is gegaan in dit schooljaar. En dus ook het contact met 1 op de 8 basisschoolleerlingen.
Met het overgrote deel van de scholen bleef het contact en de samenwerking gelukkig bestaan. Maar bezoeken aan scholen of het uitvoeren van allerlei activiteiten kwam wel onder druk. Naast extra schoolsluitingen was bezoek door derden in de school in sommige periodes beperkt of zelfs uitgesloten.
Bibliotheken hebben hiervoor naar alternatieven gezocht zoals blijkt uit de rapportage.
Driekwart van de bibliotheken ging digitaal informatie aan leerkrachten verstrekken en ruim de helft van de bibliotheken ondersteunde leerkrachten bij het geven van thuisonderwijs. Voor de leerlingen werden er boekpromotiefilmpjes gemaakt er werd online voorgelezen of er werd hulp geboden bij gebruik van ebooks.
Zorgpunt 2: Drie op de tien kinderen is geen lid van de bibliotheek
Veel lezen zorgt voor een grotere lees- en taalvaardigheid. En lezen begint al heel jong met knisperboeken, boeken met plaatjes en prentenboeken. En daarna volgen eerste leesboekjes en zo door naar steeds meer eigen leeskilometers. Er zijn maar weinig ouders die zoveel boeken voor hun kinderen kunnen kopen om ze hun hele leescarrière van boeken te voorzien. Een lidmaatschap van de bibliotheek ligt dan ook voor de hand. En overal bijna gratis voor kinderen en vanaf 1 juli dit jaar zelfs bij wet gratis voor alle kinderen.
Annemiek van de Burgt en Sharon van de Hoek geven aan dat in de categorie 4-12-jarigen in Nederland 69% lid is van die bibliotheek. Best aardig denk je. Van de 1,6 miljoen kinderen die deze categorie telt zijn er ongeveer 1,1 miljoen lid. Maar wacht even, dan zijn er dus 500.000 géén lid van de bibliotheek! Eén op de drie kinderen komt dus niet in de bibliotheek.... En wat denkt u: zijn dat de rijkste kinderen die allemaal boeken kopen of zouden dat juist kinderen zijn die juist gebaat zijn bij wat extra leeskilometers? Ik denk dat u het zelfde denkt als ik: 500.000 kinderen zouden nog zeker gebaat zijn met zo'n lidmaatschap als toegang tot leesplezier.
Zorgpunt 3: De coronadip: 5,5 tot 7,5 miljoen niet gelezen kinderboeken
Toen ik het voorgaande zag, dacht ik, dat moet ik toch eens vergelijken met de leencijfers. En dus week ik even af van het rapport van Van de Hoek en Van de Burgt. Zij geven namelijk geen inzicht in het aantal geleende jeugdboeken in de corona-periode en dat leek met toch wel relevant. Het staatje dat je hierboven ziet is gemaakt met de WSOB-gegevens, zoals je ze ook kunt vinden op BibliotheekInzicht.
In het staatje zie je dat het aantal uitleningen van jeugdboeken - ondanks alle samenwerking en inspanningen - toch jaar na jaar daalt. In 2019 waren dat er nog bijna 27 miljoen. Al voor corona vochten we dus eigenlijk al tegen de bierkaai. Maar in 2020 waren er van die 27 miljoen uitleningen er nog maar 19,5 miljoen over. Een verschil van 7,5 miljoen. Nu zaten we in een dalende trend dus als je daarmee rekening houdt, had je ergens rond de 25 miljoen moeten uitkomen. Het effect van corona is dus zo'n 5,5 miljoen niet gelezen jeugdboeken.
Zorgpunt 4: Onvoldoende tijd en onvoldoende geld
De monitor vraagt ook uit wat er moet gebeuren om tot meer en betere resultaten te komen. De uitslagen van dat onderdeel ziet u hierboven. Er is te weinig tijd en dat heeft vooral te maken met te weinig geld. Bibliotheken en onderwijs leggen hun beperkte middelen samen maar het is duidelijk dat ze met die middelen niet staat zijn om te versnellen. Deze punten staan nog boven de sluiting door corona.
Gemiddeld heeft een leesconsulent 1,8 uur per school per week beschikbaar. De onderzoekers stellen dat dit eigenlijk 3 à 4 uur per week hoort te zijn. De leesconsulenten zijn de klokkende thuiszorgmedewerkers van onze sector geworden: ze moeten in te weinig tijd eigenlijke teveel doen.
Wie luistert naar de mensen in het veld en wie beter leesonderwijs wil hebben, weet dus wat hem of haar te doen staat: zorg voor meer geld!
Een leesoffensief voor effectief leesonderwijs
Dus hoe staan we ervoor met dat leesoffensief? Na het eerste coronajaar haakte 1 op de 8 scholen af, een half miljoen basisschool kinderen is nog geen lid van de bibliotheek en alle de kinderen samen lazen zo'n 5,5 miljoen boeken minder. Nou, dat schiet dus niet echt op met dat leesoffensief.
Mijn conclusie is dat bibliotheken binnen de huidige randvoorwaarden niet meer in staat zijn om hun inspanningen voor het onderwijs nog heel snel te vergroten. Bibliotheken hebben tien jaar bezuinigen achter de rug waarbij het ze gelukt is om zelfs met afnemende middelen toch de helft van het basisonderwijs te ondersteunen. Maar de groei stokt en behalve met de coronacrisis heeft dat gewoon te maken met dat de marges op zijn en dat een verdere groei de andere taken van de bibliotheek zal kannibaliseren. Dat kan niet de bedoeling zijn.
En dat terwijl lezen zo ontzettend belangrijk is. De kennistafel PO en VO maakte dit filmpje over effectief Leesonderwijs. Onderzoeker Mirjam Snel stelt daarin terecht: 'Als je niet goed kan lezen in Nederland, ben je eigenlijk gehandicapt in dit land'.
Bibliotheken kunnen inschuiven in die effectieve aanpak voor leesonderwijs. Maar wat zeggen de bibliotheekmensen die met hun poten in de klas staan dat er nodig is? Nou, meer tijd en meer geld.
Maar waar is die tijd en dat geld voor nodig? Zal ik een aanzetje maken?
Ambitie:
In 2025 zogen scholen en bibliotheken dat alle kinderen op de basisschool 15 minuten lezen per dag
Om dat te bereiken:
Zorgen we voor de Bibliotheek op school op alle 6.800 schoollocaties voor alle 1,6 miljoen schoolkinderen
Heeft elk van die 6.800 scholen minimaal 4 uur per week een leesconsulent van de bibliotheek
En zorgen we dat die 500.000 kinderen lid van de bibliotheek die nu nog geen lid zijn ook lid zijn en er met plezier gebruik van maken.
Wie wil versnellen moet geld op tafel leggen
Deal? Dat lijkt mij ook. De kennis is er bij scholen en bibliotheken. En de wil ook. Alleen de middelen ontbreken. Rekenmeesters van de Bibliotheek op school hebben al wel eens eerder doorgerekend wat er structureel nodig zou zijn om voor alle scholen (en dan mag je het Voortgezet Onderwijs ook meetellen). Uit mijn hoofd ging dat om een bedrag van iets boven de € 100 miljoen per jaar extra. Maar ik zeg dit echt uit mijn hoofd. Er is € 8 miljard incidenteel uitgetrokken voor het Nationaal Programma Onderwijs en de achterstand door de coronacrisis. Iets zegt mij dat hier een kans ligt om samen meters te maken. Moet er vervolgens nog wel iemand opstaan voor de structurele kosten. Ik kijk dan toch naar de begroting voor onderwijs.
En dat allemaal naar aanleiding van een ogenschijnlijk simpele jaarlijkse monitor over de samenwerking tussen bibliotheken en de basisscholen. Goed dat die rapporten verschijnen en laat ze niet in de la verdwijnen.
De genoemde motie werd ingediend naar aanleiding van het rapport 'De staat van het onderwijs' dat in april 2020 verscheen en waarin ook gereageerd op de uitkomsten van het PISA-rapport. In Nederland bleek het aantal laaggeletterde jongeren namelijk heel snel op te lopen. Van 11% in 2003 naar 24% in 2018.
In de motie werd gevraagd onderzoek te doen naar de oorzaken van de afgenomen leesvaardigheid van leerlingen en te adviseren over de noodzakelijke interventies om de leesvaardigheid weer op peil te brengen.
Een onthutsend rapport: we weten precies wat we moeten doen!
Dat onderzoek is ondertussen gedaan door de hoogleraren Van den Broek en Espin en universitair docent Helder. Allen van de Leidse universiteit. Het onderzoek leverde een 38-pagina's tellend rapport op waarin de onderzoekers aangeven wat er schort aan effectief leesonderwijs in Nederland.
Het rapport is eigenlijk onthutsend. Want wat het rapport zegt, is dat precies bekend is wat effectief is en wat je moet doen. Het is dan ook niet gek dat kamerlid Peters van het CDA aan het eind van de presentatie dan ook verzucht en vraagt: 'Alles is bekend maar waarom doen we het dan niet?' De onderzoekers van de universiteit waren hier zelf ook verbaasd over. 'Blijkbaar duurt het wel erg lang om alles geïmplementeerd te krijgen', zegt Paul van den Broek van de Universiteit Leiden. Hij wijst er verder op dat leraren blijkbaar nog altijd handelingsverlegen zijn in deze situatie. Het onderwijs kan dus wel wat hulp gebruiken zou je denken.
Je ziet Paul van Meenen van D66 en Liset Westerveld van Groen Links zich eigenlijk verbijten. Van Meenen had eigenlijk wel meer verwacht als het ging over het verschil tussen lezen van een scherm en lezen van papier. En Westerveld had toch nog wel graag meer inzicht in kansengelijkheid gehad.
Ik begrijp de teleurstelling van de Kamerleden wel, want de onderzoekers bieden in hun presentatie wel heel weinig handvatten voor de politiek om het te verbeteren. In de arena waar men gewend is om te horen dat met zoveel of zoveel miljoen het probleem is op te lossen, is de opmerking 'we weten alles al' een opmerking waar men weinig mee kan. Het sluit in ieder geval niet echt aan bij de retoriek van een leesoffensief...
Toch zitten er in het rapport wel degelijk een flink aantal aanknopingspunten voor zo'n leesoffensief. En het lijkt wel of de onderzoekers dat zelf niet door hadden. Vooruit, ik help ze nog even en zet de zaken nog eens op een rijtje.
Constatering 1: We lezen beroerd
Nou, om maar met het wellicht bekende nieuws te beginnen: Nederlandse jongeren lezen beroerd. Het rapport stelt:
'Een flinke groep Nederlandse leerlingen (ruwweg 24 %) heeft moeite met het leggen van basale verbanden in een tekst, maar de afname is vooral te zien wanneer het gaat om het leggen van verdiepende verbanden en diep begrip: het reflecteren op teksten, integreren van informatie uit meerdere teksten, en evalueren van de betrouwbaarheid en overtuigingskracht van een tekst (e.g., het identificeren van fake news). Juist deze aspecten van lezen zijn een groter deel van de eindscores op recente leestoetsen zoals de PISA 2018 gaan vormen, en juist op die aspecten ervaren veel leerlingen in Nederland problemen.'
En verder:
'Concluderend: de voornaamste oorzaak voor de gesignaleerde afname in leesvaardigheid is dat veel Nederlandse leerlingen moeite hebben met verdiepend lezen: met het leggen van verbanden binnen een tekst en tussen tekst en hun achtergrondkennis die verder gaan dan de meest basale, en met het reflecteren op en integreren en evalueren van wat ze lezen.'
Er zit een wat dubbele boodschap in deze teksten. Enerzijds is de toetsmethode verandert en dat ten nadele van de Nederlandse jongere die hier slechter op scoort. Anderzijds, Nederlandse kinderen blinken niet uit in verdiepend lezen.
Constatering 2: Er zijn genoeg effectieve methoden
Gevraagd naar de oplossing voor dit leesprobleem wijzen de onderzoekers erop dat er allang genoeg methoden en werkwijzen zijn om dit op te lossen. Een leerkracht zou dus gewoon in staat moeten zijn om leerlingen beter te laten lezen. De werkwijzen en methoden zijn ook nog eens bewezen effectief. Kortom: we hoeven niet op zoek naar een oplossing, we moeten gewoon aan de slag!
De onderzoekers wijzen erop dat de inspectie echter op de verkeerde doelen beoordeeld waardoor een verkeerde sturing op het leesonderwijs ontstaat en ze geven aan dat de leraren te weinig afweten van het bewezen methodes om ze toe te passen. Lezen met diepbegrip is bijna nooit een kerndoel op een school.
Over de leerkracht wordt gezegd:
'Om effectief te zijn, moet een leraar grondige kennis van deze elementen hebben en de vaardigheden hebben om ze dynamisch en flexibel te combineren in de concrete klassituatie. De leraar moet niet alleen uitvoerder maar ook regisseur van het leesonderwijs kunnen zijn. Van essentieel belang is dat de leraar daartoe de gelegenheid en steun krijgt van schoolleiding, collega’s, en alle andere stakeholders in onderwijs.'
Om eerlijk te zijn denk ik dat menig onderwijsspecialist van een bibliotheek hier iets zou kunnen betekenen. Maar je ziet ook dat als je als bibliotheek iets wilt betekenen, je dus ook overzicht moet hebben van de bewezen effectieve leesmethodes.
Constatering 3: Het is breder dan het onderwijs
Een kind komt het basisonderwijs binnen op vierjarige leeftijd. Om eerlijk te zijn: de taalachterstand is dan vaak al groot. En hoe gek het ook klinkt, de achterstand die je in vier jaar op kunt lopen, is maar moeilijk weg te werken in de dan volgende jaren in het onderwijs.
Het rapport stelt dan ook terecht:
'Naast onderwijs heeft de thuissituatie van de leerling een belangrijke invloed op de taal- en begripsontwikkeling. Daarbij zijn vooral de geletterdheid en de kwaliteit van talige interactie die de leerling thuis ervaart van belang. Er zijn meerdere initiatieven om de taalervaring die leerlingen thuis krijgen te ondersteunen en verbeteren, maar er is weinig onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van die initiatieven. Voor zover er onderzoek is gedaan, betreft het veelal korte, kleinschalige onderzoeken waar moeilijk generaliseerbare conclusies aan kunnen worden verbonden. De bestaande onderzoeken suggereren dat ouder-kind programma’s die ouders helpen om specifieke leesvaardigheden actief aan hun kind aan te leren (zoals voorlezen met veel interactie tussen ouder en kind) effectiever zijn dan programma’s die ouders enkel aanmoedigen tot passieve taalactiviteiten (zoals voorlezen zonder interactie) of programma’s waarin talige interactie gecombineerd is met andere onderwerpen, bijv. ingebed in opvoedingsondersteuning in het in het algemeen. Ook zijn er aanwijzingen dat interventies effectiever zijn wanneer ze in de thuissituatie worden ingezet dan bijv. op school of in gemeentecentra.'
Wat je hier eigenlijk leest is: wil je Nederlandse kinderen helpen om beter met taal om te gaan dan moet je veel breder kijken dan alleen het basisonderwijs. En vooral interventies vóór de basisschoolleeftijd in de thuissituatie zoals de VoorleesExpress of leesactiviteiten in de bibliotheek rond Boekstart hebben een ongelofelijke waarde.
En wat je hiervan leert: een leesoffensief is niet een feestje van het onderwijs maar van vele partners in de samenleving. En dan ook nog vooral op lokaal niveau. Meer lezen los je lokaal op en niet in Den Haag.
Conclusie: Hup aan de slag! Start een leesoffensief met veel partners
Het rapport doet veel 'technische' aanbevelingen voor de scholen en vraagt om meer kennis in het onderwijs over effectief leesonderwijs. Toch vraag je je af of het niet veel breder moet.
Nou, het rapport maakt een beperkt uitstapje als het stelt:
'De overheid en andere beleidsinstanties (bibliotheken zoals VOB en KB, stichtingen zoals Stichting Lezen en Stichting Lezing en Schrijven, SLO, enz.) hebben een belangrijke rol te spelen in het verbeteren van leesonderwijs. De overheid zet de kaders voor onderwijs, door prioritering van leerdoelen, door het creëren van een politieke en financiële structuur voor effectief leesonderwijs, en door het aansturen van onderzoeksinitiatieven.'
Om heel eerlijk te zijn vind ik dit wel een hele beperkte opvatting en in de uitwerking wordt gevaagd om nog meer onderzoek. En op dit punt ben ik wel klaar met dit rapport. Er zijn bewezen effectieve methodes en we weten wat er moet gebeuren. Het is tijd om aan de slag te gaan! Ik snap die verbeten gezichten van de Kamerleden wel bij dit rapport. Hop! Aan het werk!
Waar we naar zoeken is een partnerschap op lokaal niveau dat je landelijk zou kunnen aansturen. Kent u ook zo'n club? Precies: bibliotheken! En nee, bibliotheken lossen dit niet op maar kunnen wel consultatiebureaus, vroeg- en voorschoolse educatie en primair onderwijs kunnen verbinden. Pak dat op per gemeente met en vertaal dat bijvoorbeeld in:
Elk kind wordt bij geboorte uitgenodigd om bij de bibliotheek een Boekstartkoffertje op te halen en ouders krijgen bij het ophalen een prettig gesprek over taalontwikkeling en wordt een programma aangeboden rond voorlezen
Elk kind met een vroegtijdige taalachterstand proberen we via de consultatiebureaus te verleiden tot de VoorleesExpress of wordt ondersteund door een BoekstartCoach;
Elke locatie van de kinderopvang heeft een bibliotheekcollectie en maakt samen met de bibliotheek een leesprogramma; elk kind met een achterstand krijgt extra ondersteuning van bibliotheek, de VoorleesExpress of ander programma;
Elke basisschool heeft een Bibliotheek op school en zorgt dat kinderen elke dag stillezen. De bibliotheek helpt de school om kinderen te stimuleren in hun leesmotivatie en kinderen te laten ontdekken hoe leuk lezen is.
Nou, het is maar een voorzet van mijn kant. Ik ben geen specialist dus die lijst met doelstellingen is vast aan te scherpen.
En beste landelijke overheid: stop met onderzoeken en stimuleer de lokale actie! En ja, dat vraagt een flinke landelijke investering om vooruit te gaan. Maar echt, dat gaat meer opleveren dan nóg een onderzoek!
In 2022 zal naar verwachting een nieuw PISA-rapport uitkomen.... Wat zal er eerder zijn, een nieuw rapport of een heus offensief? Ik weet wel wat ik zou kiezen als ik Kamerlid was.
Op de eerste plaats: Ik heb iedereen die zich inzet in de politiek hoog zitten. Of je nu minister, burgemeester of gedeputeerde bent, het zijn rotbanen. Iedereen weet het namelijk altijd beter, je doet het nooit goed en je verdient een fractie van wat je in het bedrijfsleven zou hebben verdiend.
Arie Slob, onze huidige minister van Onderwijs, heb ik een paar keer ontmoet. Eén keer in zijn functie als directeur van het HCO en een paar keer tijdens verschillende halve marathons die we allebei liepen. Hij harder dan ik trouwens. Altijd vriendelijk en voorkomend.
Allebei goeierikken dus. Zo, dat is maar vast gezegd.
Het probleem: 1 op de 4 jongeren laaggeletterd
Het item van Lubach was grotendeels gebaseerd op het Pisa-rapport. In februari van dit jaar behandelde ik hier dat rapport al en ik noemde dit rapport het luchtalarm van de leescrisis. Uit dat rapport blijkt dat 24% van de 15-jarigen zo slecht kan lezen en schrijven dat deze als volwassenen laaggeletterd zijn. Dat percentage was zes jaar eerder - schrik niet - 14%. En wie de cijfers binnen Europa vergelijkt ziet dat Nederland is afgegleden naar ongeveer het slechtste jongetje van de klas. Met name op leesmotivatie scoren Nederlandse kinderen dramatisch. Lubach noemt dat de leeshaat.
Met andere woorden: wie het tij wil keren, heeft niets aan halve maatregelen. Met ongewijzigd beleid gaat het percentage jongeren dat laaggeletterd is gewoon verder stijgen. Wie zich afvraagt waarom er steeds meer volwassen laaggeletterden zijn: hier zit dus het lek. En zolang die kraan niet dicht gaat, is het dweilen met de kraan open. In die zin zijn taalhuizen de symptoombestrijders van te weinig aandacht voor taal en lezen bij kinderen.
De Leescoalitie: Tijdvooreenleesoffensief.nl
Toch is er goed nieuws. Er is een leescoalitie die zich hiervoor inzet. Met heus manifest voor een leesoffensief. U vindt dat manifest hier.
Even ter herinnering: In 2012 werd de Leescoalitie opgericht. Een samenwerkingsverband van toen CPNB, Stichting Lezen, Stichting Lezen & Schrijven, SIOB (nu: KB) en VOB. Bij het bibliotheekcongres in 2014 presenteerde Prinses Laurentien de ambities van de leescoalitie en ik heb ze later nog vaak gebruikt:
In 2025 verlaat geen kind de school met een leesachterstand en
In 2025 is elke volwassenen geletterd of in een traject op weg daar naar toe.
Het was in de Beurs van Berlage dat ze deze woorden uitsprak tegenover honderden bibliothecarissen. Het werd stil... en iedereen begreep dat dit een ambitieuze maar broodnodige doelstelling was.
Van de leescoalitie heb ik daarna niet zo heel veel meer gehoord. Tot nu gelukkig. Want het manifest waar men mee komt bevat wel een aantal aanknopingspunten:
Zo stelt het dat:
Lezers worden gemaakt, niet geboren. Het Leesoffensief heeft als uitgangspunt dat alle
inwoners van Nederland een goede leesvaardigheid ontwikkelen. Lezen, goed kunnen
lezen, zou kabinetsbreed beleid moeten zijn.
Dus beste volksvertegenwoordigers: werk aan de winkel. Kom met beter en intensiever beleid dan er is.
Tegelijkertijd stel het dat:
De Leescoalitie roept daarom alle onderwijs- en leesbevorderingsorganisaties, en
iedereen die zich inzet voor lezen, op tot een Leesoffensief. Alleen samen kunnen wij het tij
keren.
Het Leesoffensief zien wij als een beweging van onderwijs-, leesbevorderings- en
andere relevante maatschappelijke organisaties die het belang van lezen maatschappelijk en
politiek agenderen vanuit een gezamenlijk gedragen visie.
Dat is een mooie balans. Het mes moet aan twee kanten snijden: meer aandacht van de politiek maar ook nog meer samenwerking tussen alle partijen die zich voor onderwijs en leesbevordering inzetten.
Hier word ik blij van. Het was nog mooier geweest als er ook al een bedrag was genoemd. Mensen die er verstand van hebben, zeggen dat dat nog te vroeg is. Daar word ik dan weer moedeloos van... We zijn al van 14% naar 24% laaggeletterdheid gegaan onder 15-jarigen. Hoe lang wil je dan nog wachten met ingrijpen?
Beleidsbrief Slob en Van Engelshoven over Leesoffensief
Kinderen leren lezen is een van de belangrijkste doelen van het onderwijs.
Leesvaardigheid is nodig om kennis te vergaren, kritisch te zijn op
informatiestromen en om mee te kunnen doen in de maatschappij. Wij maken ons
zorgen over de leesvaardigheid en het leesplezier in Nederland. We zien al een
aantal jaren dat het leesplezier daalt, en we zien ook dat de leesvaardigheid van
met name zwakke lezers daalt. We vinden dit onacceptabel en leggen ons hier
niet bij neer.
Dat is een hoopvol begin... men gaat zich er niet bij neerleggen. Maar daarna voel ik mezelf tijdens het lezen in een moeras zakken. Er komt een technische analyse wat er mis gaat in het onderwijs en er worden speciale doelgroepen benoemd.
Daaruit vloeien voor de ministers drie actielijnen:
1) Een betere structurele verankering van leesvaardigheid in het onderwijs
2) Stimuleren van meer leesplezier
3) Actie-agenda met maatschappelijke partners
Bij die drie lijnen noemen ze telkens allerlei projecten die al lopen, hoe belangrijk ze zijn en dat we daarmee door moeten.
Het gaat niet om een klein probleem of beperkte doelgroepen
En daar gaat het naar mijn gevoel mis in de brief.... Als het hier zou gaan om een klein probleem voor een beperkte doelgroep zou dat allemaal kloppen. Dat los je op met een paar projecten.
Maar het is geen klein probleem en het gaat niet om beperkte doelgroepen! Als een kwart van de jongeren laaggeletterd is, moet er iets fundamenteel anders, is er veel meer gevoel van urgentie nodig en bovenal: veel meer inzet.
Waar ik ook kijk in de brief: er wordt niets nieuws aangekondigd. Niet anders dan dat het met curriculumvernieuwing maar mee moet. Het onderwijs moet hier het gevoel krijgen dat zij het zoveelste probleem zelf mogen oplossen. En misschien dat het nu nog niet lukt want we hebben onze handen ook nog vol aan corona.
De beleidsbrief stelt:
Tegelijkertijd is het in de huidige situatie, waarin de coronacrisis scholen in zijn
greep houdt en het uiterste vergt van schoolleiders en leraren, niet eenvoudig om
dit complexe probleem van teruglopende leesvaardigheid en teruglopend
leesplezier aan te pakken en er extra aandacht aan te besteden.
Leest u even mee en kijkt u even mee of u het bedrag kunt ontdekken voor de crisis die groter is dan de luchtventilatie:
Bij alle betrokken partijen die wij in de afgelopen maanden hebben gesproken, is
het besef aanwezig dat het tij gekeerd moet worden en dat alle Nederlandse
leerlingen goed moeten kunnen lezen als zij van school af komen. Er is echter nog
een slag te maken tussen dit besef en de daadwerkelijke aanpak op scholen. Het leesoffensief moet ervoor zorgen dat vereende krachten en een gecombineerde
inzet op zowel korte als lange termijn leidt tot een duurzame verandering in het
leesonderwijs en in de leescultuur.
Ik keek nog een keer goed. Hield hier de brief op? Miste er niet een velletje? Nee, hier hield het op. 360 miljoen voor ventilatiesystemen. Voor de leescrisis een paar lieve woorden.
Lobby!
Mensen die wijzer en geduldiger zijn dan ik, zeggen dat er nog beleid komt na deze brief. Dat het opgebouwd wordt. Dat het iets wordt van de nieuwe regering en het regeerakkoord. Als dat zo is, is het vooral een oproep aan onszelf als bibliotheken om een krachtige lobby in te zetten. Niet alleen maar samen met vele partijen uit onderwijs en maatschappelijk middenveld.
Voor goede taalontwikkeling moeten leeskilometers worden gemaakt. Daar kunnen scholen, kinderopvang, bibliotheken en ouders elkaar de hand reiken. Bibliotheken kunnen daar collectie, expertise en enthousiasme in aanbieden. Bibliotheken zijn een schakel. We hebben iedereen nodig om dit tij te keren.
Beste ministers, dank voor jullie werk en jullie zullen er ook alles aan proberen te doen. Ik twijfel er geen moment aan. Maar ik, als bibliothecaris begin langzaam de hoop te verliezen. In 2014 hoorde ik de grote ambities voor 2025. Daar heb ik me achter geschaard en voor ingezet.
Bibliotheken hebben dwars door de banken- en Eurocrisis op 50% van de basisscholen een leesprogramma en een schoolbibliotheek opgezet. En dat terwijl onze budgetten krompen. We hebben 20%-25% van ons personeel omgeschoold naar leesconsulenten. Er zijn taalhuizen opgericht met veel betrokken en vrijwillige taalmaatjes.
Dat alles gedaan en ondertussen overal bezuinigingen.
Wij willen ons bijdrage leveren aan het oplossen van de leescrisis. We willen ook op de tweede 50% van de basisscholen een leesprogramma en een schoolbibliotheek starten. We willen alle VO-leerlingen helpen met het boek dat hen raakt. We willen nog meer ouders helpen om voor te lezen.
Leesplezier zorgt voor gelijke kansen
Maar bovenal willen we leesplezier maken. Want plezier is een motor die zorgt dat je er mee doorgaat. Overal lees ik in verkiezingsprogramma's over gelijke kansen. Die gelijke kansen beginnen echt met gelijke kansen in taal. En gelijke kansen in taalontwikkeling begint met (voor)leeskilometers.
Leesplezier zorgt voor gelijke kansen. En daar niet in investeren is naar mijn gevoel een gemiste kans. Stop met dweilen terwijl de kraan nog open staat. Zorg dat jongeren geen leesachterstand oplopen. Met meer voorleesplezier thuis of in de kinderopvang met minder achterstand naar het basisonderwijs. Met meer leeskilometers in het basisonderwijs gaan kinderen naar een hoger schoolniveau. En met mooie leesprogramma's in het voortgezet onderwijs zorgen we zo dat dat percentage laaggeletterde jongeren eindelijk teruggedrongen wordt.
Enige weken geleden publiceerde de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) een lezenswaardig maar taai rapport over een leenrechtkwestie. De casus is dat Stichting Leenrecht en Openbare Bibliotheken nog geen vergelijk hebben gevonden voor een leenrechtvergoeding rond uitleningen in schoolbibliotheken. Stichting Leenrecht vindt dat er meer betaald moet worden, de bibliotheken zeggen dat dat niet klopt. Pleiade, het onderzoeksbureau dat is ingehuurd door de VOB, stelt in het rapport met verwijzing naar bovenstaande grafiek:
Bij voortzetten van de huidige daling van het aantal uitleningen kan men op basis van de hier gepresenteerde trendlijn verwachten dat in de jaren na 2025 de opbrengsten van de leenrechtafdracht niet meer opwegen tegen de apparaatskosten van de collectieve beheersorganisaties. De onontkoombare conclusie lijkt dan ook dat het leenrechtstelsel zich aan het einde van haar levenscyclus bevindt.
Zo, die zit, zal men bij de VOB gedacht hebben. Het model dat de uitgevers voorstaan is gewoon niet meer houdbaar....
Einde levenscyclus leenrecht = einde levenscyclus klassieke bibliotheek?
Ik wil mij niet mengen in die leenrechtdiscussie. Want behalve dat een aantal bibliotheekdirecteuren zich wellicht in de handen wrijven dat ze minder leenrecht hoeven te betalen is er ook wat anders aan de hand. Want zegt de bibliotheek hier over zichzelf eigenlijk niet dat we rond 2027 wel kunnen stoppen met uitlenen? En verkondigt de VOB hier eigenlijk niet mee dat niet alleen de levenscyclus van het leenrecht in zicht is maar ook de levenscyclus van de klassieke uitleenbibliotheek?
Zijn we klaar soms?
Zijn we klaar met lezen dan? Nou, als je de leestijd door de tijd heen bekijkt zoals de leesmonitor die weergeeft (zie grafiek) zou je dat wel denken. Noteer daarbij wel even dat men in 2006 een andere methode is gaan gebruiken. De werkelijkheid is dat we gewoon in een vlucht naar beneden zitten met lezen.
Nou kun je zeggen dat de tijd veranderd is en dat lezen daar minder bij past. Het is zeker waar dat ons mediagebruik veel diverser is geworden maar dat vraagt vooral méér en nieuwe vaardigheden en juist ook nog die leesvaardigheden. Probeert u maar eens een vliegticket te boeken met weinig leesvaardigheden.... dat gaat u niet lukken. Of op zijn minst mist u die opmerking over de omvang van de koffers. Kortom, ja wij lezen minder maar lezen is niet minder belangrijk geworden.
Het feit dat we zoveel aandacht besteden aan laaggeletterdheid onderschrijft dat natuurlijk. Aan de preventieve kant is het natuurlijk mooi dat we op veel scholen nu leesprogramma's doen maar het is ook ontzettend nodig. Dat is geen luxe maar noodzaak. Bibliotheken zouden -samen met scholen en ouders - alle kinderen van Nederland moeten uitdagen om elke dag te lezen!
Een tijdje geleden deden de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad nog een oproep tot een leesoffensief: Lees! De twee raden deden drie grote aanbevelingen:
1. Voer een krachtig en samenhangend leesbeleid Voor scholen is het stimuleren tot lezen een belangrijke taak. Maar zij mogen er niet alleen voor staan. Voor de landelijke overheid, de gemeenten, de scholen en de bibliotheken samen moet het vergroten van leesmotivatie een speerpunt zijn.
2. Zorg voor een rijk leesaanbod . De raden pleiten ervoor om jongeren in hun gehele schoolloopbaan te voorzien van een rijk leesaanbod – boeken en langere verhalendeteksten,hetzij van papier hetzij digitaal.
3. Breng een leescultuur tot standJongeren zijn meer geneigd om te lezen wanneer ze worden omgeven door een leescultuur. In een leescultuur zijn behalve boeken ook volwassenen aanwezig die de rol van leesbevorderaar vervullen.
Wie deze aanbevelingen leest ziet dat de bibliotheek zich eigenlijk toch wel flinke zorgen moet maken als men zelf constateert dat de levencyclus van het leenrecht eindig is en daarmee eigenlijk ook de levenscyclus van de klassieke uitleenbibliotheek. Het zegt namelijk ook iets over het lezen en de vaardigheid om met teksten om te gaan.
De maatschappelijk-educatieve bibliotheek kan niet zonder de klassieke bibliotheek
Zelf vertel ik vaak verhalen over bibliotheken bij gemeenteraden, wethouders en bibliotheken zelf. We constateren dan altijd dat bibliotheken een flinke transitie doormaken. Van collectie naar connectie, van een ruimte met kasten en boeken erin naar een bruisende werk- en leerplek voor de samenleving.
Bibliotheken leveren niet alleen letterlijk kennis, maar zorgen er ook voor dat er een op feiten beruste uitwisseling van gedachten kan plaatsvinden tussen mensen die kunnen accepteren het niet met elkaar eens te zijn over de consequenties van die feiten. Ze openen verborgen werelden, bieden beschutting en ontmoetingen, leren respect te hebben voor cultureel en fysiek bezit, helpen bij de opvoeding van kinderen, vullen specifieke gaten in kennis van hen die het nodig hebben, faciliteren vriendschappen en zorgen ervoor dat ontbrekende literaire en digitale geletterdheid wordt opgelost. Dat alles maakt dat bibliotheekbezoekers sterkere burgers worden en meer kunnen bijdragen aan onze democratische samenleving. Doorslaggevend daarbij is dat bibliotheken open zijn: iedereen is er welkom, ongeacht geloof, politieke voorkeur, ras, leeftijd, overtuiging of wat dan ook.
Ja, bibliotheken zijn plaatsen geworden met cursuslokalen om te leren, met studieplekken en cafés om te ontmoeten. Mooie plekken om een leven lang te leren. Maar een bibliotheek waar niet meer gelezen wordt, is ondenkbaar. Lezen is van wezenlijk belang voor een ieder die zich wil blijven ontwikkelen.
Geen leesoffensief zonder boeken! En geen leesoffensief zonder bevlogen bibliothecarissen, leesconsulenten, vrolijke leraren en andere enthousiaste lezers! En het einde van de levenscyclus van de klassieke uitleenbibliotheek? Welnee, het is een belangrijke bouwsteen van die maatschappelijke educatieve bibliotheek!