woensdag 28 februari 2018

De kantoorregels uit 1983

We blijven nog even in de geschiedenis. Ditmaal gaan we terug naar 1983 naar de Centrale BibliotheekDienst (CBD) voor West-Overijssel. Overijssel had tot 1989 twee Provinciale OndersteuningsInstellingen (POI's) voor bibliotheekwerk: één voor West-Overijssel en één voor Oost-Overijssel. In het archief stuitte ik een tijd geleden op de huisregels van deze organisatie van 1983.

Ik kan u vertellen: het is negen pagina's vermakelijk proza waarin de we de kantoorregels van begin jaren '80 terug zien.

Steeds wisselend personeelsbestand
In inleiding wordt geschreven:


Met zo'n inleiding ben ik al weer bij de les. Want wat heeft ten grondslag gelegen aan het feit dat deze regels moesten worden aangetrokken: hadden nieuwe medewerkers gedrag laten zien dat niet bij het bedrijf hoorde? Feit is dat het bibliotheek tussen 1975 en 1983 explosief groeide. Ook het personeel bij provinciale instellingen zal gegroeid zijn. De herindeling van de centrale kan goed te maken hebben gehad met groei van de organisatie.

Over lunch en buitentemperatuur




Lunchen deed men tussen 12.30 en 13.00 uur. Geen discussie over mogelijk. In één van de vorige regels werd nog gemeld dat men zulke flexibele werktijden had. En dat zag er ook wel modern uit. Dat gold blijkbaar niet voor de lunch.

Bij warm weer was het geoorloofd om een tropenrooster te draaien. Ik vind die 25 graden trouwens nog best snel trouwens. Maar geloof  maar dat er gediscussieerd of het 25 of 30 graden moest zijn. Bibliobussen kenden overigens nog lang de regel dat de bus boven een bepaalde temperatuur niet reed. In de bibliobus werd het simpelweg te warm om nog fatsoenlijk te werken.

De laatste regel ken ik nog uit mijn eigen begintijd bij de Overijsselse BiblitoheekDienst (OBD), één van de rechtsopvolgers van de CBD. Bij de telefoniste lag een dagagenda en daar schreef je op dat je afwezig was door werk in de buitendienst of dat je op vakantie was. Die faciliteit is vervangen door digitale agenda's.

Bureautaken
Het meest vermakelijke hoofdstukje is misschien wel over bureautaken.


Privé bellen mocht, maar moest wel via een apart telefoontoestel in de gang bij personeelszaken. Even naar huis bellen vanaf je eigen toestel was blijkbaar niet de bedoeling. Overigens betaalde je natuurlijk voor zo'n belletje.... Net als voor de kopieën. In een tijd met mobiele  telefoons en whatsapp zijn deze afspraken van nog maar dertig jaar geleden al ongeveer antiek.

Blijkbaar hielden collega's elkaar nog wel eens van het werk (what's new?) want er wordt gevraagd collega's alleen te storen als het om werkzaken gaat. Dit samen met de regels rond het telefoongebruik was het blijkbaar vooral zaak om werk en privé flink gescheiden te houden.

Stapels met boeken of cataloguskaartje mocht je niet zo maar laten slingeren. Altijd een briefje erop van wie het is en wat er mee moet. Je mocht eens ziek worden en een ander moest het overnemen. In combinatie met de allereerste opmerking:  'het steeds wisselende personeelsbestand' kon het blijkbaar nog wel eens zo zijn dat een medewerker plotseling een nieuwe functie had en oude stapels achter liet.

Wat de functie van regel 4.5 is - gebruik de juiste formulieren - is een raadsel.  Blijkbaar was er soms discussie over welk formulier en welke procedure er moest worden gevolgd.

 Timmer niet zelf 



Ook artikel 6.4 spreekt tot de verbeelding: Gij zult niet timmeren of zelf verbouwen. Waren er medewerkers geweest die zelf alvast waren begonnen met het inrichten van hun kantoor en dat iets te ingrijpend hadden opgepakt? Of was er een overijverige conciërge die vooral zijn eigen werk wilde bewaken?

Gedragsafspraken



Hoofdstuk 7 gaat over gedragsafspraken. Daar zitten een paar juweeltjes tussen. Koffie, thee en melk waren streng gereglementeerd. Toen ik in 1998 bij de OBD begon werd daar net de koffiejuffrouw afgeschaft die een ronde maakte met koffie door het gebouw. 

Artikel 7.4 zal ook menig wenkbrauw doen fronsen: geen kinderen mee naar het werk. Ik vermoed dat dit een regel is die komt uit de tijd dat kinderopvang nog niet bestond. Zorgtaken lagen meer dan nu bij de vrouw en daar bibliotheekwerk veel vrouwen kent, zou dit nog wel eens kunnen zijn voorgekomen dat er kinderen mee kwamen. Overigens stonden kinderen in de notitie in dezelfde rang als huisdieren.... alleen als de directie het toestond mochten ze mee. 

Ook artikel 7.8 is een mooie: help  om negatieve publiciteit te voorkomen. Ik zou zeggen: help met goede publiciteit maar alles in het stuk ademt nog dat personeel 'iets was was je in toom moest houden'.  

En vrij met je verjaardag....
En tot slot: een relikwie dat ik zelf nog één keer heb meegemaakt want de regel werd in 1999 of 2000 geschrapt: 


Je hoefde dus maar een halve dag te werken op je verjaardag. In de middag was je lekker vrij. Wat overigens weer discussie opriep bij de part-timers. Die waren al vrij op hun verjaardag en die vonden dat ze die halve dag dan wel weer ergens anders in de week mochten 'terug pakken'.  Het ene hoofd stond dit wel toe en de andere niet.  Dat was natuurlijk de dood in de pot. 

Een mooi inkijkje in de regels van 30 jaar geleden. Een tijdperk met nauwelijks computers, waarbij werk-spullen en privé-spullen strikt gescheiden waren en waar op elke stapel een briefje hoorde. En natuurlijkboven de 25 graden een tropenrooster. 

Wie het hele handboek wil hebben, kan het hier downloaden.

donderdag 22 februari 2018

De minister-president spreekt de bibliotheken toe


Het komt zelden voor dat de minister-president zich bemoeit met openbare bibliotheken. Een minister of staatssecretaris zien we nog wel eens maar een minister-president? Nee. Eén van die unieke momenten was er echter in 1975 toen minister-president Den Uyl het bibliotheekwerk toesprak. De reden was de installatie van de Bibliotheekraad die weer gelieerd was aan de bibliotheekwet die werd ingevoerd in 1975. Het Rijk nam het heft in handen als het ging om bibliotheken. Overal moest het gelijke recht op informatie komen.

Het is bijzonder om delen van zijn toespraak in het huidige licht nog eens terug te lezen. Contouren van de moderne maatschappelijke educatieve bibliotheek komen voorbij: bibliotheek op school een leven lang leren en informatievaardigheden.  En tegelijkertijd: het geloof in de maakbaarheid van de samenleving door oprichting van allerlei instituten was enorm.

Lees nog eens mee wat hij die ochtend vertelde.

Over spreiding van kennis
Over waarom hij de zaal toespreekt die ochtend:
"Het eerste argument is dat de minister-president van een regering dei spreiding van inkomen en macht als doelstelling heeft aanvaard, niet heen kan om de spreiding van kennis. En met die spreiding van kennis heeft het bibliotheekwezen alles van doen"

"De overheid die lezen bevordert, een overheid die het bibliotheekwezen in belangrijke mate financiert, hanteert een tweesnijdend zwaard. Ik heb de revolutie van het midden van de zestiger jaren nooit los kunnen zien van de verbreding van het algemeen vormend onderwijs, het opbloeien van het bibliotheekwezen, zoals die in de na-oorlogse periode zijn beslag kreeg. Het verstrekken van informatie is geen vrijblijvende bezigheid. Kennis wordt gebruikt ten goede en ten kwade. Spreiding van kennis is allerminst een garantie voor het rustig houden van de maatschappij. Ik zou willen zeggen het tegendeel. Toch kiest het kabinet, toch kiest de regering voor een actief informatiebeleid, voor spreiding van kennis. Maar juist omdat kennis en informatie niet alleen gebruikt maar ook misbruikt kunnen worden, daarom moeten aan het overheidshandelen op dit terrein twee eisen worden gesteld. In de eerste plaats dient de overheid het gelijke recht van een ieder op informatie te verwerkelijken en in de tweede plaats moet de overheid zo goed mogelijk waken voor de veelvormigheid en de compleetheid van de informatie, als u wilt met de term die ik ontleen aan het onderwijs, waken voor de de deugdelijkheid van de informatie. Dat zijn e twee centrale uitgangspunten die de regering hanteert waar het gaat om de spreiding van kennis."

"Wel nu, mijn basisstelling van vanmorgen is dat dat zo gemakkelijk gesloten circuits van kennis, macht, inkomen en bezit doorbroken kan en moet worden door een doelbewust proces van informatie en educatie. Noodzakelijke voorwaarde voor spreiding van kennis is spreiding van educatie en informatie, het scheppen van concrete mogelijkheden voor vrije toegang tot gegevens en feiten en het zelfstandig en kritisch leren omgaan met beschikbare informatie.
Fundament daarvoor wordt gelegd in de vroegste kinderjaren en in de eerste schoolperiode, de jaren van basis-, het funderend onderwijs. Verruiming van scholingsmogelijkheden en grotere toegang tot informatie zal juist ten goede moeten komen aan diegenen die tot dusver nog zo weinig deelden in de spreiding van kennis, de mensen in de achterstandssituaties."

Contributievrijdom, bibliotheek op school en een Leven Lang Leren
"Het is die achtergrond ook die ertoe heeft geleid dat de bibliotheken gratis toegankelijk zijn gemaakt voor jongeren tot 18 jaar. De gunstige invloed van de contributievrijdom blijkt uit, ik neem een voorbeeld,  de cijfers van het filiaal Diemen van de openbare bibliotheek van Amsterdam, waarin in  1972 de contributievrijdom werd ingevoerd. Dat was in 1974 98,5 procent van de jongeren tussen 14 en 17 jaar ingeschreven en van de nog jongere groep bijna 74 procent. Dat betekent praktisch een verdubbeling ten opzichte van het laatste jaar 1971 van voor de invoering van de contributievrijdom. Aan de vorming van jonge mensen die zelf de informatie die ze willen hebben weten op te zoeken en te vinden dragen uiteraard ook de schoolbibliotheken en de school-documentatiecentra bij. Een goede relatie tussen school en openbare bibliotheek heeft ertoe bijgedragen den in '74 van het totaal aantal ingeschreven lezers bij openbare bibliotheken van 2,3 miljoen ongeveer de helft tot de jeugd behoort, hoewel het aandeel van de jeugd in de totale bevolking maar een derde is. Jongeren gaan meer naar de bibliotheek dan ouderen vandaag de dag.
Voor wie jong heeft geleerd bibliotheken en centra voor documentatie als verschaffers van informatie te gebruiken en te hanteren, i shet in latere jaren ook geen probleem meer om gegevens en informatie te verkrijgen op het terrein van de de vorming en ontwikkeling voor volwassenen. Voor de concretisering van de voornemens die ik zoëven schetste, wordt gewerkt vanuit het principe van durende vorming. Ik heb begrepen dat dit zo langzamerhand de standaardterm is voor het levenslange leren."

Over-informatie en informatievaardigheden
"De bibliotheek is geworden tot een kanalisator van een overstelpende informatiestroom. Een zelfstandig vak, een eigen wetenschap met een eigen object van onderzoek, met eigen methoden en technieken. In toenemende mate dringt zich de vraag op of in de het bijzonder aan de bibliotheek niet de taak is gegeven en behoort te worden gegeven om een dam op te werpen tegen de de over-informatie. De informatie-explosie heeft immers in vele opzichten geleid tot een over-informatie die in de samenleving een permanente ruis veroorzaakt waarin niemand meer iets kan horen. En de zin van informatie is dat informatie begrepen en gehoord kan worden."

Over een landelijk bibliotheeksysteem
"Nog een andere opmerking. Het principe van de durende vorming, de education permanente, het levenslange leren, vraagt dat er voor iedereen gedurende zijn hele leven studiemogelijkheden, dus mogelijkheden tot het verwerven van informatie aanwezig, bereikbaar en toegankelijk zijn.  ... Voor het tot stand brengen van spreiding van kennis en gelijke kansen op toegang tot informatie is het nodig dat het bezit van grote informatiecentra zoals b.v. de universiteitsbibliotheken ook duidelijk toegankelijk is. Dit zou wellicht kunnen worden bereikt via een samenhangend bibliotheeksysteem dat in vloeiende lijn alle literatuur in Nederland bereikbaar en toegankelijk maakt en mogelijkheden biedt om ook de grote buitenlandse centra te benutten. Uiteraard gaat het daarbij om een toegankelijkheid in dubbele zin. Aan de ene kant de ideële toegankelijkheid die niemand uitsluit, aan de andere kant een technische toegankelijkheid waarvoor de ontwikkeling van goede, eenvoudig hanteerbare catalogusapparaten van wezenlijk belang is."

Stevige visie in een eigen tijdsbeeld
Het blijft vermakelijk om zo af en toe terug te duiken in de tijd. Wat een stevige visie liet de minister-president hier zien! Hij had een beeld van hoe hij Nederland verder wilde helpen en liet bibliotheken hier op een stevige rol in spelen.  En tegelijkertijd: Den Uyl was een kind van zijn tijd met woorden van die tijd. Industrieën gingen failliet en de kennissamenleving kwam op. Er waren arbeiders 2.0 nodig die meer konden dan alleen met hun handen werken.

1975-2015:  Ingevoerd, afgeschaft en weer ingevoerd
De bibliotheekwet werd ingevoerd, het aantal vestigingen explodeerde en jeugdleden stroomde massaal toe. Tot begin jaren '80 er toch zware bezuinigingen volgden en bibliotheken via de Welzijnswet toch weer volledig naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid gingen. In 2015 werd de bibliotheekwet weer ingevoerd maar nu als 'stelselwet'. Een wet waarin de gelaagdheid werd benadrukt en het samenspel de benodigde kracht moest opleveren.

Een speech voor Mark Rutte?
Ziet u Mark Rutte het bibliotheekwerk al toespreken? Waarom niet eigenlijk? Hij zou kunnen ingaan op de grote problemen die laaggeletterdheid bieden. Problemen die mensen hebben als geen formulieren kunnen invullen of niet met computers over weg kunnen. En dat bibiotheken daar als een spin in het web samen met allerlei partners zouden kunnen functioneren. Jos Debeij verteld op de Digisterkerdag over een pact om 1.000.000 burgers over de digitale kloof te helpen. Zou mooi zijn als we Mark Rutte zo ver zouden kunnen krijgen. Ik acht de tijd er overigens wel rijp voor. Uiteraard zouden we nu niet pleiten voor nog meer instituten maar voor meer samenwerking tussen professionele partners en burgerkracht. En dat dan weer gecombineerd met slimme technologie.

Zo heeft elke tijd zijn vorm. Maar de richting lijkt onveranderd: mensen op weg helpen in de samenleving.

De tekst en foto's komen uit het boek "10 jaar Bibliotheekraad 1975-1985", 1986 en komt uit de collectie waar ik eerder over schreef met bibliotheekadvertenties en de handleiding voor het leenverkeer in 1972 

maandag 19 februari 2018

Wel bezuinigd op collecties maar niet minder titels.... zelfs meer!



Er wordt flink bezuinigd op collecties maar dat leidt niet tot verschraling van collecties. Sterker nog: collecties krijgen wel minder exemplaren maar meet titels! Dat is een conclusie die je zou kunnen trekken op basis van bovenstaande grafiek.

Naar aanleiding van mijn vorige blog over de daling van aantal boeken in de bibliotheken meldde Elma Lammers van de Koninklijke Bibliotheek iets interessant bij de opmerkingen: 
"Nav het Gezamenlijk Collectieplan en de herijking van de plusfunctie onderzocht Maurits van de Graaf ook de omvang van de OB-collecties. We zagen toen dat de OB-collecties in 2017 (peildatum 1/1) qua aantal beschikbare exemplaren met 2,8% zijn gekrompen tov een jaar eerder, maar dat het aantal beschikbare titels juist 3,7% is gestegen. Totale omvang neemt dus af, maar het aanbod is wel meer divers. Te wijten aan het beter op elkaar afstemmen van collecties dmv o.a. gezamenlijk collectioneren?"
Het onderzoek van Maurits van der Graaf is nog niet gepubliceerd maar Elma verwees mij naar Johan Stapel (uiteraard Johan, wie anders) die hier de cijfers voor aanleverde. De cijfers die Johan mij verstrekte zijn medio vorig jaar al verspreid op Biebtobieb (helaas alleen voor bibliotheekmederwerkers).

4,0% meer titels, 2,7% minder exemplaren
In mijn eigen telling van cijfers kom ik tot 4,0% meer titels en 2,7% minder exemplaren in het jaar 2016. Flevoland spant de kroon met een stijging van het aantal titels met 5,9%. Utrecht volgt met 5,8%. Groningen en Friesland sluiten de rij met een stijging van 1,1% en 1,3%.

De telling is een titel- en exemplarentelling uit de NBC+. Dat betekent dat op 1-1-2016 en 1-1-2017 is gekeken hoeveel titels elke bibliotheek had en hoeveel exemplaren. In totaal waren er zo'n 13 miljoen titels en zo'n 27,5 miljoen exemplaren. Die 27,5 miljoen is dus de totale collectie die bij Nederlandse openbare bibliotheken aanwezig is. In werkelijkheid zijn er echter niet 13 miljoen unieke titels. Dat zal veel lager liggen. Bij elke bibliotheek wordt het aantal titels geteld en niet gekeken naar overlap met andere bibliotheken. De wiskundigen onder u hebben al door dat hiermee er theoretisch gezien er een kleine kans dat het totaal aantal titels in heel Nederland gedaald is als men meer dezelfde titels is gaan kopen. Maar ik vermoed eerlijk gezegd van niet.

De situatie in Groningen
Tja, en dan nog het bijzondere Groningen. Waar het aantal exemplaren gewoon met 10% stijgt. Zijn daar werkelijk zoveel meer boeken? Ja, maar het ligt iets anders dan de kale cijfers doen geloven. Er wordt namelijk nog aan de NBC+ gesleuteld waardoor soms ook deelcollecties nog worden ingelezen. De opmerkelijke stijging van Groningen in aantal exemplaren - een kleine 100.000 boeken en andere media - heeft te maken met het feit dat nu ook schoolbibliotheken worden gekoppeld aan de NBC+.  Reken maar even mee. Groningen heeft een kleine 100 schoolbibliotheken met gemiddeld 6 boeken per leerling en 225 leerlingen per school. Voila, daar zijn de ruim 100.000 boeken. Ook in Groningen zullen in de vestgingen de collecties kleiner worden. Maar ook hier, meer titels. 

Doen we het beter?
Elma hint in haar opmerking dat de betere titeldekking te wijten zou kunnen zijn aan betere afstemming door centraal collectioneren waardoor efficiënter met verdubbeling van het aantal exemplaren in een provinciaal netwerk zou kunnen worden omgegaan. Het zou kunnen maar dat verhaal kun je op basis van deze cijfers denk ik nog niet hard maken. Daar is meer onderzoek voor nodig.

Wel verkleining, geen verschraling
Genoemde cijfers lijken er in ieder geval op te wijzen dat verkleining van collecties niet ten koste gaat van de breedte van de collecties. Wel een verkleining maar geen verschraling. En dat is denk ik een compliment waard aan de collectioneurs!

woensdag 14 februari 2018

Hoe de collectie uit de bibliotheek sluipt...



1,4 miljoen media minder in twee jaar tijd
Een paar dagen geleden kreeg ik van Johan Stapel van de Koninklijke Bibliotheek een overzicht met tellingen van aantallen titels uit de NBC+. Kort door de bocht: hoeveel boeken (en andere media) heeft elke bibliotheek. De telling ging over februari 2016 en februari 2018. In 2016 kenden de gezamenlijke openbare bibliotheken nog 28,2 miljoen items. Twee jaar later zijn dat er nog 26,8 miljoen. Een kleine 1,4 miljoen minder. In twee jaar tijd is de collectie  5,1% kleiner geworden, een kleine 2,5% per jaar.

In bovenstaande landkaartje heb ik aangegeven hoe elke provincie in dat overzicht scoort. Als u met de muis over landkaart gaat, ziet u de exact stijging of daling in procenten in deze periode. De verschillen zijn opvallend. De meest opvallende is Groningen die een stijging laat zien van bijna +10%. Groningen heeft in de afgelopen tijd ook de boeken die zij gebruiken bij de bibliotheek op school toevoegd aan de NBC+. Daar zit dus de collectiestijging.

Verder zien we in Drenthe een flinke daling en die zit eigenlijk bij alle bibliotheken in die provincie. Midden en Zuid Nederland kennen het mild collectieklimaat met hier een daar nog opvallende stijgers zoals Den Bosch. Hoewel ik me ook daar kan voorstellen dat dit met collecties van schoolbibliotheken te maken heeft.

Het westen van Nederland scoort iets bovengemiddeld met zo'n 7 à 8% teruggang. Als ik door de cijfers kijk zie ik dat ook veel Plusbibliotheken thans hun collecties laten krimpen, zij het vaak lichter dan het landelijk gemiddelde.

Tot slot is mijn indruk dat kleine bibliotheken op dit moment hun collectie harder laten teruglopen dat grote bibliotheken. Bekend is dat kleine bibliotheken vaak een relatief grotere collectie hebben en daardoor nu harder zakken. Maar het kan ook een effect zijn van de vaak zwaardere bezuinigingen op het platteland dan in steden.

Is het erg?
Is het erg dat de collecties kleiner worden? Tja, daarover zullen de meningen verschillen maar wil de omvang van de collecties relateert aan hoeveel er geleend wordt kan even kijken naar de ontwikkeling van de uitleningen in de afgelopen jaren.


Bijgaande cijfers komen uit de statistieken van het CBS en laten zijn dat we jaren achter de rug hebben waarbij landelijk gezien het aantal uitleningen zo'n 3% tot bijna 9% per jaar terugliep. Als de uitleningen met deze percentages teruglopen zou je kunnen zeggen dat je ook je collectie mag verkleinen. In die zin is de teruggang die we op de kaart zien nog mild te noemen. In 2015 en 2016 tezamen liepen de uitleningen met ruim 9% terug. Terwijl de collectie dus slecht met 5% verkleind werd.

Bovenstaande cijfers sluiten aan bij eerder onderzoek dat ik deed naar het gerucht dat bibliotheken louter nog aan rendementsdenken zouden doen als het gaat om collectievorming. Ook toen zagen we dat er een groter vraaguitval was in uitleningen dan teruggang in collecties.

Van lenen naar programmeren
Er is nog een reden waarom het niet zo erg is dat de uitleningen dalen. En dat is dat bibliotheken bezig zijn met een stevige transformatie. Van lenen naar programmeren.

Eerder publiceerde ik bij de cijfers over 2015 al eens dit overzicht van activiteiten in bibliotheken.


In totaal organisseerden de bibliotheken in 2015 zo'n 78.000 activiteiten. Dat betekent ruim 500 activiteiten per bibliotheekstichting per jaar. Bij elke stichting zijn er elke werkdag dus meerdere activiteiten.

Mens volgt werk
En dat bracht mij bij weer een andere klus waar ik mee bezig ben: een samenwerking tussen drie bibliotheken in Overijssel. Bij het op een rijtje zetten van die organisaties brachten we ook in beeld hoeveel personeel er nog nodig was voor de traditionele uitlening (de publieksdienst) en hoeveel personeel er nu al werkt aan al die maatschappelijke en educatieve programma's.

Dat leverde het volgende beeld op.


Wie denkt dat 80% van onze middelen nog in de klassieke bibliotheek zit, komt bedrogen uit. In deze situatie houden de publieksdienst en de programma's elkaar nog net niet in evenwicht. De grotere bibliotheek bij deze drie had al een 50%/50% tussen publieksdienst en programma's. Het aantal leesconsulenten, onderwijsspecialisten en taalhuiscoördinatoren groeit als kool.

Conclusie: bibliotheken zijn stevig de bakens aan het verzetten. En die transformatie is misschien al wel verder dan je denkt.

In 2030 stoppen we met uitlenen?
De fysieke collectie sluipt via de voordeur de bibliotheek uit. Maar de programma's komen er via de achterdeur stevig voor in de plaats.

Blijft die collectie? Met dit tempo in dalende uitleningen en slinkende collectie, zal tussen 2030 en 2035 de fysieke uitlening stoppen. Dat is nog drie beleidsplannen vanaf nu. Als ik bovenstaande bekijk kan ik me er ten dele wat bij voorstellen. En ten dele ook niet.

Anders leren lezen
Misschien is één disruptieve anekdote nog interessant in dit opzicht. Mijn dochter van 11 kijkt soms Engelse films zonder ondertiteling. Nee, ze snapt niet alles maar ze heeft  in haar leven al zoveel Engels gehoord via YouTube en Netflix dat ze ondertussen qua luistervaardigheid veel films kan volgen. Zo leren kinderen dus tegenwoordig. En vraag in uw eigen omgeving maar eens na of er jongeren gamen met andere jongeren in het buitenland.... Die praten via headsets allemaal Engels met elkaar. Op hun niveau en gebied weliswaar maar toch.  Wie ergens goed in wil zijn, moet veel tijd investeren. En hoe laat je mensen dat tegenwoordig doen? We leren anders dan vroeger. En wat betekent dat voor lezen? En wat betekent dat voor bijvoorbeeld bestrijding van laaggeletterdheid. Zetten we wel de juiste middelen in?

De collectie sluipt de bibliotheek uit. Met tedere gevoelens nemen we afscheid maar vol vertrouwen kijken we naar de toekomst.

maandag 5 februari 2018

Bibliotheekstatistieken uit 1868



Veel openbare bibliotheken komen voort uit de leeszaalbeweging die begin 20e eeuw furore maakte. Veel bibliotheken zijn thans dan ook rond de honderd jaar oud. Wat we wel eens vergeten is dat er ook voor die leeszaalbeweging al (semi-)openbare bibliotheken waren. Er was in de 19e eeuw een groot netwerk van Volksbibliotheken die werden onderhouden door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Het waren en vele honderden!

Bijgaande plaatje komt uit het jaarboek van het nut over 1868 en 1869. Het is open op internet te vinden (lees vanaf pagina 43).  Vele pagina's met bibliotheekstatistiek. Drachten had bijvoorbeeld 355 leden, Deventer 250 en Elburg 34.

Het aantal uitleningen verschilde evenzeer als het aantal leden. Wie door de lijst heen kijkt ziet dat de volksbibliotheken gemiddeld zo'n vijf uitleningen per lid deden. Maar er waren ook wel uitschieters zoals Edam in deze lijst: met 197 leden toch zo'n 2.918 uitleningen halen.

De boekerijen waren blijkbaar niet al te veel open gezien de opmerking dat ze slechts wekelijks of tweewekelijks open waren. De leentermijn bedroeg maximaal twee weken. Ook wel mooi is de opmerking van de bibliotheek in Diemen (met 41 leden) waar de leentermijn afhankelijk was van de dikte van het boek. Voor elke 100 bladzijden krijg je acht dagen de tijd.

Van bibliotheek naar leeskamer
In het algemene jaaroverzicht van de maatschappij worden de volksbibliotheken nog een keer genoemd met een bijzonder ontwikkeling.


De ontwikkeling van de leeszaal - een plek om rustig te lezen - werd geïntroduceerd. Goes, Woerden en Zutphen hadden er al één. Het hoofdbestuur zag graag wat meer navolging hiervan en verstrekte hier een subsidie voor. Blijkbaar was er nog niet zo heel veel animo voor. Wel bijzonder dat men hier de leeszaal al zo introduceert, vele decennia eerder voordat de leeszaalbeweging opkomt.

Nog immer actueel
Als inleiding op deze statistieken in het jaarboek worden enkele zinnen gewijd aan de Volksleesbibliotheken in het algemeen:
'Het veelzijdig nut van wélingerigte Boekerijen ten dienste van mingegoeden, die zelve geen boekwerken - kunnen bekostigen, is te zeer erkend, om nog betoog te behoeven. In de maatschappelijke zámenleving, waar men er prijs op stelt .niet slechts enkele individu's , maar alle zamenlevenden tot een zekeren graad van ontwikkeling en kennis te laten komen' 
Ware het niet dat we niet meer alleen voor 'mingegoeden' werken, zou je kunnen stellen dat deze zinnen nog onverminderd voor openbare bibliotheken gelden.