vrijdag 17 juli 2020

Innovatielijnen voor de culturele sector in Coronatijd



Een rapport wat al een tijdje op me lag te wachten was een scenariobrief van de Raad voor Cultuur.  En nu mijn vakantie aanbreekt, kwam het er toch van. De brief is van 18 mei 2020,  precies één week nadat de basisscholen, bibliotheken en kappers weer open mochten.

Naast steunmaatregelen ook innovatie nodig
De brief, zeg maar gerust korte notitie, van de Raad voor Cultuur bepleit dat naast extra steunmaatregelen ook innovaties nodig zijn voor de sector omdat de 'normale' situatie langdurig verstoord zal zijn.De raad wil hiervoor tot 1 november samen met de stedelijke regio’s, fondsen en het veld van makers, instellingen en ongesubsidieerde aanbieders aan de slag.

Denkmodel voor innovatie
Als start van dit denkproces heeft de raad ook een model opgesteld voor dat denken in innovaties. En dat is een interessant denkmodel. Als start van dat denkkader maakt met onderscheid tussen de verschillende cultuuruitingen (zie plaatje hierboven).

Wat betreft die uitingen maakt men onderscheid tussen uitingen die één-op-één zijn tussen maken en gebruiker (denk aan schrijver en lezer) tot meer-op-meer-situaties (denk aan festivals) en alles wat daar tussen ligt.

Vooral de uitingen die van één-op-meer of meer-op-meer hebben het meeste last van de corona-maatregelen. Een schrijver kan nog gewoon in zijn eentje schrijven en de lezer kan (als bibliotheken en boekhandels niet dicht zijn) gewoon lezen. Maar een festival, debat of theater heeft het moeilijk in deze tijd.


Van Lockdown naar 'normaal'


Ten opzichte van dit model maak men drie varianten als het gaat om hoe we met de crisis omgaan: van een volledig lockdown via een 1,5 meter-samenleving met nog een stevig aantal beperkingen (eigenlijk waar we nu nog in zitten) of een nieuw normaal waarin (met inachtneming van nog een beperkt aantal maatregelen) ook de meer-op-meer-initiatieven weer mogelijk zijn. Tegelijkertijd is het mogelijk dat we vooruit of achteruitgaan in die scenario’s.

Welke strategie bij welke fase voor welke uiting?
De Raad voor Cultuur onderzoekt vervolgens welke strategie nu past bij welke fase en voor welke uiting. Dat levert onderstaande beeld op.


Bij de lockdown is het volledig digitaliseren een interessante strategie. En die hebben we bij bibliotheken ook veel voorbij zien komen: van ebooks tot podcasts en digitale spreekuren.

Bij de 1,5-meter-samenleving is vooral sprake van allerlei ontwerpvragen (hoe richt ik iets in?). De capaciteit is in deze fase nog beperkt en om toch voldoende schaal of volume te krijgen zie je nu bijvoorbeeld concerten met deels live-publiek en deels streaming publiek.

Bij de 'normaal'-situatie spreekt de raad de verwachting uit dat, net als bij het voorbeeld dat ik hiervoor gaf, innovaties uit de vorige fasen ook meegaan naar het nieuwe normaal en zullen leiden tot verdere innovatie. Om een praktisch voorbeeld te noemen: vergaderen via Teams zal voor een deel blijven bestaan en zo verwacht de Raad bijvoorbeeld dat hybride optredens (deel in de zaal, deel digitaal aangehaakt) vaker voor zullen komen.

Interessante denklijn
Het is interessant om met je organisatie deze denklijnen nog eens door te lopen: hebben we genoeg gedigitaliseerd, hoe kun je met kleine capaciteit toch een groot publiek bereiken en welke combinaties tussen fysiek en digitaal zijn mogelijk?  Ik ga in het najaar met een collega de trendcurve updaten en ik verwacht dat ik dan ook dit model meeneem om ook de lessen van de Coronacrisis mee te nemen.

Eigenlijk altijd goed om te digitaliseren
Wat mij vooral opvalt is dat hoe treffend deze brief eigenlijk beschrijft hoe wij bezig zijn. In blijven zetten op digitalisering en mensen digitaal weerbaar maken zal voor de komende tijd een prima strategie blijven. Verder is het verstandig in te blijven zetten op hybride werken: vergaderingen die zowel digitaal als fysiek gevolgd kunnen worden en ruimte bieden bij zowel verruiming van mogelijkheden als bij een terugval naar een lockdown.

Ik heb zelf nog niet ontdekt waar ik mee kan denken met de Raad voor Cultuur over dit model dus als iemand me daar nog mee kan helpen, hou ik me aanbevolen. Voor nu: een mooie notitie om nog eens door te lezen. 

zaterdag 11 juli 2020

Tijdens de lockdown leenden bibliotheken nog op 11% van hun normale capaciteit



In mijn artikel van 12 juni meldde ik dat bibliotheken tijdens de lockdown 8,6 miljoen boeken niet hadden uitgeleend die ze in een normale situatie wel hadden uitgeleend. Ik zette daarbij op een rijtje hoe de fysieke uitlening absoluut niet werd vervangen door digitale uitleningen. De cijfers van die digitale inzet zijn tot op het ebook nauwkeurig bijgehouden door de Koninklijke Bibliotheek. Voor de fysieke uitleningen deed ik een schatting dat bibliotheken 5% van hun normale aantal uitleningen hadden gemaakt. Dat was een beredeneerde schatting van mijn kant.

 In een vervolgartikel daarover reageerde Esther Westerveld van Probiblio dat die 5% in Noord- en Zuid-Holland veel hoger lag. Een goed reden om er toch nog eens wat beter naar te kijken. En inderdaad, er blijken flinke verschillen te zitten tussen de provincies tijdens de lockdown. Van Probiblio kreeg ik de cijfers van hun noord- en zuidhollandse bibliotheken, ik vroeg bij onze eigen systeembeheerders de cijfers van Overijssel op en de Gelderse bibliotheken waren zo aardig om hun cijfers van hun Sambissysteem te geven.

De cijfers van de uitleningen van de lockdown zijn afgezet tegen exact dezelfde periode in 2019.  De cijfers zie je in bovenstaande grafiek.

Verschillen per provincie
Overijssel zakte van 1,4 miljoen naar 65.000 uitleningen. Dat is van 175.000 uitleningen per week naar zo'n 8.000. Gelderland 1,5 miljoen naar 161.000. Dat is van 185.000 naar 20.000 uitleningen per week. Noord- en Zuid-Holland zakte van 2,4 miljoen uitleningen in acht weken naar 360.000 uitleningen. Van 300.000 uitleningen ging men daar terug naar 45.000 uitleningen.

Als je dat procentueel doorrekent kom je tot onderstaande grafiek.


In Overijssel zakte men terug naar 4,6% van de capaciteit, in Gelderland tikte men 10,4% aan en in Noord- en Zuid-Holland kwam men zelfs iets boven de 15%. Flinke verschillen. Het gemiddelde zit met deze vier provincies op 11,2%.  Mijn eigen schatting van 5% klopte dus aardig als ik naar mijn eigen woonplaats en provincie keek.

Lokale en provinciale verschillen
Wie verder inzoomt op de cijfers ziet dat er niet alleen verschillen tussen provincies zijn maar ook binnen de provincies. Er waren bibliotheken die heel snel afhaal- of bezorgbibliotheken kwamen en er waren bibliotheken die later begonnen of die juist veel meer hebben ingezet op de digitale dienstverlening. Het hoogste percentage van een afzonderlijke bibliotheek dat ik tegenkwam zat tegen de 30% aan, terwijl er ook bibliotheken waren met bijna 0%.

Zelf zag ik inderdaad wel dat er verschil was tussen Overijssel en Gelderland. In Gelderland waren meer stichtingen die ook sneller begonnen met afhaal- of bezorgbibliotheken. In Noord- en Zuid-Holland lag dat dus nog weer hoger dan in Gelderland.

Ik hecht geen waarde-oordeel aan meer of minder uitleningen per provincie. Het bepalen wat verstandig tijdens de lockdown was een verduveld lastige afweging. Daarbij geldt dat de bibliotheek veel meer is dan alleen deze uitleningen en dat een bibliotheek die wellicht niet uitleende bijvoorbeeld wel ouderen hielp met een telefonische hulpdienst of filmpjes maakte voor kinderen.

De leesachterstand van Corona: 7,9 miljoen minder boeken gelezen
Maar terug naar mijn eerdere cijfers over ruim acht miljoen niet uitgeleende boeken. Ik ging toen uit van 5% van de reguliere uitleen maar dat blijkt dus 11,2% te zijn geweest. Mijn eerdere grafiek heb ik dan ook aangepast en ziet er nu zo uit.


Waar ik eerder meldde dat de bibliotheken zo'n 8,6 miljoen uitleningen waren misgelopen, stel ik dat nu bij naar 7,9 miljoen uitleningen. Van ruim 8 miljoen naar bijna 8 miljoen.

Hoe dan ook, het blijft een hoop gemist leesplezier.

zaterdag 4 juli 2020

Dag Gerard, Dag Generaal van de Geletterdheid!


Afgelopen donderdag 2 juli nam Gerard Huis in 't Veld afscheid als directeur-bestuurder van de Graafschap Bibliotheken. De Graafschap Bibliotheken verzorgt het bibliotheekwerk voor de gemeenten Lochem en Zutphen. Gerard gaat met pensioen en hij wordt opgevolgd door Jacqueline Roelofs.

Gesprek, in de auto, aan het werk
Op deze plek maak ik graag nog een passend hommage aan Gerard. Want ik heb een mooi aantal jaren met Gerard mogen optrekken, genoeg met hem beleefd en ook veel van hem geleerd. Gerard begon zijn bibliotheekcarrière in 1977 in Twello nadat hij net de militaire dienst had afgerond (zie foto, tweede van rechts). Tijdens zijn afscheid donderdag vertelde hij nog hoe dat ging: hij kwam op gesprek, werd gelijk aangenomen, werd in een auto gezet en voorgesteld aan de voorzitter van de bibliotheek. En aan de slag! Kom daar nu nog eens om met alle procedures.

Na Twello volgde Zutphen in 1987 en in 2007 werd hij officieel directeur-bestuurder bij de Graafschap Bibliotheken. 44 jaar heeft hij volgemaakt bij de bibliotheek. En daarmee is hij een bijzonder vaste waarde geweest voor de bibliotheek maar ook voor de samenwerking tussen Achterhoekse en Gelderse bibliotheken.

Gerard was een enorm harde werker en je kon hem te allen tijde benaderen. Ik kan me herinneren dat ik hem nog aan de telefoon had op de zondagochtend dat de lockdown bekend gemaakt ging worden. Ik  vroeg hem advies wat wijs was in deze situatie. Hij vond het niet raar dat ik hem belde op zondagochtend, dacht met me mee en samen kom je dan wel tot een lijn die je kunt volgen.

Knokken voor bibliotheekwerk
Datzelfde geldt voor bezuinigingen. Gerard zegt zelf liever 'ombuigingen' omdat bezuinigen in zijn ogen niet bestaat: je kunt niet hetzelfde blijven doen met minder geld maar je je kunt het wel anders gaan doen. De laatste bezuinigingsronde in de gemeente Zutphen mocht ik samen met hem beleven. Hij hield zijn gedachten dan vaak tegen me aan, ik gaf wat terug, hij dacht weer door en samen kwam je dan weer tot een lijn. Mathijs ten Broeke, de wethouder van Zutphen die de bezuiniging oplegde, gaf aan dat hij tijdens zijn afscheid aan dat hij respect kon hebben voor de acties die Gerard ondernam om de bezuinigingen af te wenden. Dat kenmerkt de inzet van Gerard: altijd oog houden voor elkaars belangen en weten dat je straks ook weer verder moet met elkaar. De bezuiniging werd overigens met succes gepareerd.


Generaal van de geletterdheid
Maar het hart van Gerard ging misschien nog wel het meest uit naar de kern van het bibliotheekwerk: mensen de vaardigheid en het plezier  van lezen meegeven. De Graafschap Bibliotheken was één van de eerste bibliotheken met een taalhuis. Gerard zette zich in voor tal van initiatieven zoals een leesclub voor mensen van de sociale werkplaats en was een drijvende kracht voor de inzet van bibliotheken in de arbeidsmarktregio.

Als mens is Gerard gewoon een mooie kerel. Of zoals Lianne Busser, collega-directeur, het noemt op Twitter: afscheid van onze liefste, bevlogen en integere collega. En dat vind ik een mooie en rake typering. Altijd handelend met warmte en menselijkheid voor de goede zaak.

Van soldaat naar generaal
De soldaat van 1977 bleef een strijder. Maar nu voor de geletterdheid en het bibliotheekwerk. 44 jaar in de frontlinies van een leven lang ontwikkelen. Geen jobhopper maar wel meegroeien met het werk.

De soldaat van 1977 bleek stap voor stap gegroeid tot een Generaal van de Geletterdheid.

Gerard, het ga je goed!