zondag 26 oktober 2025

De wijziging van de bibliotheekwet in vijf vragen - update adviesaanvraag Raad van State



Precies een jaar geleden - op zondag 27 oktober 2024 - publiceerde ik het artikel 'De wijziging van de bibliotheekwet in vijf vragen'. Toen deed ik dat omdat de consultatie voor de wijziging van de bibliotheekwet was gestart.  En daarmee kwam een eerste officiële tekst naar buiten hoe de bibliotheekwet gewijzigd zou moeten worden. Die consultatie is allang voorbij en alle opmerkingen zijn verwerkt tot een aangepaste wetswijziging. In de laatste minsterraad voor het verkiezingsreces werd die wetswijziging besproken en doorgestuurd naar de Raad van State voor advies. Afgelopen week werd openbaar hoe de gewijzigde tekst van de wetswijziging er nu uit ziet. En dat is natuurlijk een goede reden voor een stevige update van het vorige artikel. 

Dus: wat betekenen de wijzigingen op de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen? Ik neem u - opnieuw - mee aan de hand van vijf vragen. Waarom moet de wet gewijzigd worden en wat betekenen de wijzigingen op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau? En dat allemaal aan de hand van de nu bekende teksten. En tot slot eindig ik met een wens en met optimisme.  Lees lekker door, zou ik zeggen en u bent weer helemaal bij. 

Vraag 1: Waarom moet de wet gewijzigd worden?

De huidige bibliotheekwet ging in per 2015. Toen werd de wet ingevoerd om ervoor te zorgen dat het bibliotheekwerk een wettelijk kader zou krijgen waarbij een goede taakverdeling tussen overheidslagen zou komen. Belangrijk was destijds ook dat de vijf functies van de bibliotheek (artikel 5 van de wet) werden geborgd wat de bredere maatschappelijke rol van bibliotheken bevestigde.  

Al bij de invoering in 2015 werd opgemerkt dat het jammer was dat er geen zorgplicht was. De wet bevorderde dat gemeenten en provincies zich inzetten voor bibliotheekwerk maar legde geen verplichting op. Bij de evaluatie van de wet in 2020 kwam dit opnieuw aan de orde. Het aantal bibliotheekvestigingen bleek terug te lopen en in zestien gemeenten was geen of geen volwaardige bibliotheekvoorziening. . In het regeerakkoord van het laatste kabinet Rutte in december 2021 werd een eerste aanzet gegeven tot de zorgplicht. Het leidde in juli 2022 tot een aanscherping en een echte zorgplicht door een motie van Mohandis (PvdA), Werner (CDA) en Westerveld (Groen Links) waarin zij opriepen zorg te dragen voor een bibliotheek in elke gemeente. 

Waren er dan nog gemeenten zonder bibliotheek? Inderdaad. In 2023 ging het nog om elf gemeenten (van de 342) die geen of geen volwaardige bibliotheek hebben. Een deel van deze gemeenten heeft inmiddels al actie ondernomen middels de eenmalige specifieke uitkering bibliotheekvoorzieningen in 2023 en 2024. Dit was een soort aanloopregeling naar de zorgplicht waarmee nieuwe vestigingen konden worden geopend, kleine servicepunten opgeplust konden worden naar vestigingen en openingsuren van vestigingen kon worden verruimd.

De zorgplicht is dus het meest ingrijpend voor die gemeenten die nog geen (volwaardige) bibliotheek hebben.  Maar de wet en de investeringen roepen in den brede op om het bibliotheekwerk te versterken. Voor elke gemeente ligt er dus een opdracht. Dat brengt ons dus automatisch bij vraag twee.

Vraag 2: Wat verandert er voor gemeenten?

Voor gemeenten zijn artikel 6 en artikel 8a de belangrijkste artikelen van de wetswijzigingen. In artikel 6 wordt de zorgplicht beschreven en in artikel 8a wordt de inzet  voor leesbevordering in het onderwijs beschreven. 

Artikel 6: zorgplicht

We beginnen bij artikel 6 over de zorgplicht. Dat artikel ziet er nu als volgt uit.


De zorgplicht bestaat uit twee onderdelen: 1) elke gemeente moet een passend aanbod van bibliotheekvoorzieningen hebben en 2) de gemeente moet een meerjarenplan voor de bibliotheek hebben. 

Passend aanbod van bibliotheekvoorzieningen
Met name over wat die gemeente precies in stand moet houden is veel gesproken het afgelopen jaar. Het oorspronkelijke voorstel benoemde dat er minimaal één bibliotheekvestiging moest zijn met een fysieke collectie die minimaal 15 uur open zou moeten zijn. Dat urenaantal zou overigens nog definitief vastgesteld moeten worden in een zogeheten Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). 

Die urennorm is in dit voorstel verdwenen. De memorie van toelichting geeft aan dat meer is gezocht naar een kwalitatieve beschrijving dan een kwantitatieve. Grote gemeenten vonden de norm namelijk veel te beperkt en kleine gemeenten vonden de norm juist te zwaar. Dit is dus het gewogen compromis: een aanbod van bibliotheekvoorzieningen binnen redelijke afstand en daarbij minimaal één bibliotheekvoorziening die de vijf functies uitvoert, een fysieke collectie heeft en over een professionele personeelsbezetting beschikt.  Waar in het vorige voorstel nog werd gesproken over een aanvullende AMvB werd gesproken, is die er nu uit. Er komt dus geen nadere aanwijzing hoe bibliotheekwerk eruit moet zien. 

In de memorie van toelichting kun je overigens lezen dat gemeenten die nu nog geen bibliotheekvoorziening binnen de gemeentegrens hebben maar wel bijdragen aan een voorziening die voldoende nabij is, ook voldoen aan de zorgplicht. In de memorie van toelichting heet dat 'mede in stand houden'. De gemeente Rozendaal in Gelderland met zo'n 1.850 inwoners is daar een voorbeeld van. De gemeente draagt per inwoner een fijn bedrag bij aan de Zoomerij en inwoners maken gebruik van de nabijgelegen bibliotheek in Velp. Maar ook de gemeente Blaricum is daar een voorbeeld van.

Gemeenten die nog geen bibliotheek hebben (of deze mede in stand houden), krijgen drie jaar na publicatie van de gewijzigde wet de tijd om dit te regelen. 

Gemeentelijk meerjarenplan
Dan de tweede verplichting: het gemeentelijk meerjarenplan. De gemeente moet samen met de bibliotheek een meerjarenplan opstellen. Dit meerjarenplan moet binnen een jaar na publicatie van de wet klaar zijn. Hoe dat meerjarenplan eruit moet zien, geeft de memorie van toelichting al kort aan. Daar staat het volgende: 
'Van gemeenten en de openbare lichamen wordt verwacht dat zij na overleg met de lokale bibliotheek in een meerjarenplan beschrijven op welke manier zij invulling geven aan de zorgplicht. Het plan onderbouwt de lokale keuzen in het bibliotheekbeleid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen aan de inhoud van het meerjarenplan worden gesteld. Daarbij kan gedacht worden aan onderwerpen als de omvang, de dichtheid en samenstelling van de bevolking, de lokale maatschappelijke opgaven, hoe de gemeente invulling geeft aan de zorgplicht en rekening houdt met de positie van de bibliotheek te midden van andere sociaal-culturele voorzieningen en het onderwijs.'
Op deze manier moeten gemeenten dus aangeven hoe zij omgaan met de invulling van de zorgplicht. Een soort verantwoording van lokale keuzes. Ik wil niet veel zeggen, maar op basis van deze omschrijving kun je al best een plan opstellen zou ik zeggen. Maar  OCW komt dus nog met een AMvB en VNG zal op dit punt nog met een handreiking komen. In die handreiking zal het ' normenkader van VOB en VNG' verwerkt worden. Niet als norm maar als streefwaarden of richtlijn. 

Samengevat: de zorgplicht is dus veel kwalitatiever van aard geworden en de invulling rond het meerjarenplan lijkt sterk op de vorige tekst die in omloop was. 

Nieuw! Artikel 8a over Leesbevordering in het onderwijs
Wel helemaal nieuw is artikel 8a. In de wandelgangen werd al wel gefluisterd dat die zou komen maar niemand had de tekst doorvoor gezien. In artikel 8, dat vooraf gaat aan 8a,  worden alle verplichtingen genoemd voor de deelnemers aan het netwerk. Daarin wordt al genoemd dat iedereen in het stelsel het onderwijs zal ondersteunen. En daar gaat artikel 8a op aansluiten met specifieke aanwijzingen voor samenwerking met het onderwijs.

Het nieuwe artikel 8a luidt als volgt:


Tja, wat staat hier nou? Nou, wie een beetje heeft opgelet snapt dat dit alles te maken heeft met het bericht dat er structurele middelen komen voor Boekstart en de Bibliotheek op school. Die structurele middelen geven ruimte om dit te borgen in de bibliotheekwet. Maar daar komt dus nog een aparte regeling. Die is nu nog niet bekend en dus blijft de beschrijving hier vrij open en kan de regeling de nadere invulling geven. 

Financieel: middelen voor zorgplicht en leesbevordering
Financieel zijn er ook twee stromen die voortvloeien uit de wetswijziging. De eerste lijn, die van de zorgplicht, loopt al. Dat is, na de SPUK-regeling, nu namelijk de decentralisatieuitkering voor 2025 en 2026. Daarin zat een basisbedrag van € 2,95 per inwoner met een minimum van € 100.000,- per gemeente. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit bedrag per 2027 overgaat naar het gemeentefonds. Dan met een bedrag van  € 2,90 per inwoner en de garantie dat het bedrag nooit lager zal zijn dan € 100.000,- per gemeente. Ook voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland komt een structureel bedrag beschikbaar. 

Voor de tweede lijn, leesbevordering,  gaat het om een bedrag van € 19 miljoen in 2027 en € 25 miljoen voor 2028 en verder. Dit bedrag gaat - in tegenstelling tot de middelen van de zorgplicht - rechtstreeks naar bibliotheken. De memorie van toelichting geeft aan waarom hiervoor gekozen is:

 'Voor deze bekostigingswijze is gekozen, omdat de middelen afkomstig zijn uit de onderwijsbegroting en de financiering gericht op bibliotheken moet aansluiten op de financiering gericht op scholen. Dat is niet mogelijk bij een financiering via de algemene uitkering gemeentefonds.'

Dit vind ik echt een briljante zet in de wet. Hiermee is geborgd dat deze middelen altijd bij de bibliotheken uitkomen om direct ingezet te worden. De regeling die hierbij gaat horen moet zoals gezegd nog gemaakt worden. Hoe de middelen dus over de verschillende gemeenten verdeeld worden is dus nog onbekend. Gemiddeld zal het vanaf 2028 gaan om zo'n € 1,40 per inwoner. 

Alles bij elkaar komt er met deze twee regelingen zo'n € 80 miljoen extra beschikbaar voor bibliotheken (ja, mits gemeenten hun bedragen keurig aan bibliotheekwerk besteden). Ik denk dat de sector hier hard voor gewerkt heeft, maar ook heel dankbaar voor kan zijn.

Vraag 3: Wat betekent het voor provincies?

De provincies hadden al een artikel in de wet. Dat was artikel 16 met de provinciale ondersteuningstaken. En dat artikel gaat flink op de schop. De nieuwe tekst wordt namelijk deze. 

Op de eerste plaats krijgen ook de provincies een zorgplicht: er moet een provinciale ondersteuningsinstelling zijn. 

In de oude wetstekst stond dat provinciale ondersteuningsinstellingen (POI's) de taak hadden innovaties te ontwikkelen voor lokale bibliotheken en de uitvoering van het leenverkeer. Dat leenverkeer staat er nog net zo in maar de rol rond innovaties is verbreed naar 'ondersteunende activiteiten in de provincie' en 'kennis en advies bieden over inrichting, exploitatie en doorontwikkeling van lokale bibliotheken'.

Deze nieuwe wetstekst biedt provincies meer ruimte en sluit beter aan bij de huidige situatie waar vaak breder gekeken moet worden dan alleen innovatie. De wet biedt hiermee ook de mogelijkheid tot veel meer maatwerk per provincie. Waarbij uiteraard gelijk moet worden opgemerkt dat de provincie natuurlijk weer niet de taak heeft om een lokale bibliotheek te exploiteren. 

In artikel 8 van de wet wordt nu overigens wel toegevoegd dat innovatie nu een taak is van alle partners in het stelsel van lokale bibliotheek tot Koninklijke Bibliotheek. En ook dat was natuurlijk eigenlijk al de praktijk. 

Ten opzicht van de consultatietekst is punt 2e. toegevoegd. De POI's moéten samenwerken. Dat is al staande praktijk en dan gaat het vooral om delen van kennis en advies. 

De memorie van toelichting, en dus niet de wet zelf, merkt op dat de provincie het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van de zorgplicht door de gemeenten zal uitvoeren. Hoe dat toezicht er verder uit moet gaan zien, wordt nog niet vermeld. Provincies ontvangen een financiële bijdrage om dat toezicht in te richten.

Vraag 4: Wat verandert er op landelijk niveau?

Niet alleen voor de lokale of provinciale laag zit er iets in de wet. Ook voor de Koninklijke Bibliotheek zitten er een aantal wijzigingen in. En die zitten vooral op het gebied van de landelijke digitale bibliotheek en de landelijke digitale infrastructuur. In artikel 9 van de wet wordt nu nog geregeld dat de Koninklijke Bibliotheek de landelijke digitale bibliotheek als taak heeft. Maar daar wordt nu aan toegevoegd 'en het in stand houden van de landelijke digitale infrastructuur, in afstemming met de andere deelnemers van het netwerk'. De opdracht is dus verbreed van landelijke digitale bibliotheek naar landelijke digitale infrastructuur en daarbij geldt dus dat dit nadrukkelijk in afstemming gaat met de bibliotheken en de POI's . Die afstemming met de sector komt ook nog een keer terug als het gaat om het beheerplan voor de digitale bibliotheek en de infrastructuur. Het zijn zinvolle aanvullingen bij wat er nu speelt in de sector rond digitale infrastructuur.

Interessant is ook artikel 17a - zie hierboven - waar een aantal zaken specifieker benoemd zijn, namelijk de onderdelen van de landelijke digitale infrastructuur, in lid 2a tot en met 2d. Hier worden een viertal taken benoemd: een nationale bibliotheekcatalogus, websites voor bibliotheken, een applicatie voor de gegevenslevering en een IBL-voorziening. Tja, zo'n tekst is natuurlijk wel wat gevoelig voor de tijdsgeest want over tien jaar hebben we natuurlijk echt al weer wat anders. Maar troost u, in de wet is ook geregeld dat deze elke vijf jaar geëvalueerd moet worden.

Vraag 5: Hoe gaat dit verder?

De wet is naar de Raad van State. Dat kost in de regel enkele maanden. Die zien we dit jaar waarschijnlijk dus niet meer terug. Begin volgend jaar ligt dat advies er en als dat niet al te ingewikkeld is, kan het daarna vlot door naar de Tweede Kamer. Dat betekent dat deze het op z'n vroegst ergens vóór de zomervakantie wordt behandeld. De Eerste Kamer volgt dan na de zomervakantie en het meest logische is dan dat de wet per 1 januari 2027 ingaat. Heel theoretisch zou 1 juli 2026 ook nog haalbaar zijn maar ik verwacht niet dat de behandeling dat tempo haalt. De routekaart die ik eerder  presenteerde heb ik met alle wijzigingen ook maar weer aangepast.  

Caribisch Nederland

Wat ik niet benoemde in de vragen, zijn de ontwikkelingen voor Caribisch Nederland. Voor veel van mijn lezers niet van belang maar toch goed om hier te benoemen. Want de zorgplicht gaat ook gelden voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland. En in artikel 16 is ook geregeld dat er een ondersteuningsinstelling is voor Caribisch Nederland. Het is mooi om te zien dat de openbare lichamen en de bibliotheken op de eilanden een volwaardige plek hebben gekregen. Dat doet recht aan hun situatie. Ze zijn gezien, gehoord en er wordt naar gehandeld. 

Nog een artikel 8b voor de IDO's?

Is er dan niks meer te wensen? Nou, misschien toch wel. 

Ik ben ontzettend dankbaar dat artikel 8a voor Boekstart en de Bibliotheek op school  in de wet is gekomen. En ook ontzettend goed dat dat met een speciale subsidie rechtstreeks naar bibliotheken komt. 

Er is echter nog zo'n dossier. Dat zijn namelijk de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO's).  Ik heb er al verschillende malen over geschreven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken aarzelt om door te pakken op de financiering de IDO's bij de stopzetting van de Specifieke Uitkering en de overheveling naar gemeenten. Ergens in de wandelgangen hoorde ik dat je er ook voor zou kunnen kiezen om de IDO's een artikel 8b te geven en zo de IDO's wettelijk te borgen in de bibliotheekwet. En de financiering zou je dan ook kunnen verleggen van een SPUK naar een directe subsidie aan bibliotheken. Ik denk dat bibliotheken daar bij gebaat zouden zijn. Maar het ministerie van Binnenlandse Zaken moet daar dan aan mee willen werken. Dit idee zou zo maar eens een amendement bij de behandeling in de Tweede Kamer kunnen worden als ambtenaren het niet al voortijdig zelf oppakken. 

 Een mijlpaal in de bibliotheekgeschiedenis

Stap voor stap komt deze wetswijziging naderbij. En dat is toch wel een mijlpaal in de bibliotheekgeschiedenis: een zorgplicht voor gemeenten en provincies. Met daarnaast een wettelijke verplichting voor leesbevordering in het onderwijs. En tot slot een volwaardige plaats voor Caribsich Nederland. 

Jaren is toegewerkt naar dit punt. En dat kon alleen omdat ijverige ambtenaren door bleven gaan, omdat bibliotheekhotemetoten, landelijk, provinciaal en lokaal, zich samen constructief bleven inzetten voor deze ontwikkeling en omdat wisselende bewindslieden met enthousiasme het stokje van elkaar overnamen, ongeacht de politieke kleur. En ja, ook dankzij Kamerleden als Asscher en Mohandis die moties indienden die uiteindelijk ook politiek leidden tot de zorgplicht. Ja, dit dossier is een rijdende trein die niet meer stopt en die zijn eindstation nadert. Nog twee tussenstops: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en dan naderen we de bestemming: uitvoering van de wetswijziging.

We klagen veel over politiek en over Den Haag. Maar als ik zo'n proces van de bibliotheekwet volg en hoe met veel zorgvuldigheid en allerlei balans naar een wijziging wordt gewerkt, kijk ik ook met veel respect hoe onze democratie op dit terrein zo stap voor stap zorgt voor een mooier Nederland. Dat mag ook wel eens gezegd.

Mooi werk dus! En vanaf deze plek gaan wij natuurlijk vast speculeren wat bij de eerstvolgende evaluatie de wetswijziging wordt. Wat denken jullie? Zou dat het gratis lidmaatschap voor iedereen worden? Kom maar door.

Voor nu: wachten op het advies van de Raad van State en dan door naar de Kamer!

1 opmerking:

Anoniem zei

Beste Mark, Mooi nieuws en dank voor jouw onverdroten inzet!