In het nieuwe bibliotheekconvenant staat dat Rijk, provincies, gemeenten, KB, POI's en bibliotheken allemaal streven naar 100% dekking van de Bibliotheek op school in het Primair én Voortgezet Onderwijs. PO en VO dus. Maar hoe groot is die opgave eigenlijk?
Net voor de Kerst stuurde stichting Lezen in een nieuwsmail hierover een interessant onderzoeksrapport toe. Het rapport draagt de weinig spannende titel: 'Deelname aan de Bibliotheek op school naar achtergrondkenmerken'. Achter deze saaie titel gaat echter een rapport schuil dat bol staat van de staatjes en grafieken over hoe, waar en hoeveel er wordt samengewerkt met het onderwijs. En u weet: ik ben dol op staatjes en grafieken. Het rapport is opgesteld door DUO Onderwijsonderzoek & Advies, Raoul Hakkenberg van Gaasbeek en Marjolein Nadorp.
Met dat convenant en die ambitieuze doelstelling in het achterhoofd is het toch interessant om eens in dit onderzoek te duiken.
Het rapport kijkt naar zowel structurele en incidentele samenwerking. Met structurele samenwerking wordt dan de toepassing van de bouwstenen van de Bibliotheek op school bedoeld of een vergelijkbaar programma. Met incidentele samenwerking gaat het om samenwerking op losse activiteiten maar niet het toepassen van een heel concept. En, het is een feitelijk rapport: het geeft weer maar trekt geen conclusies. En u snapt al: ik ben niet te beroerd dat voor u te doen. Dat doe ik door een paar opvallende zaken eruit te pikken.
Primair onderwijs: Uitsplitsing per provincie
Het onderzoek maakt verschillende uitsplitsingen om te zien of er significante verschillen zijn. De eerste uitsplitsing is die op provincie.
Voor het basisonderwijs ziet dat er als volgt uit.
In Nederland werkt 49% van alle scholen voor primair onderwijs met de Bibliotheek
op school of een vergelijkbaar programma. Maar de onderlinge verschillen zijn best groot. Overigens constateerde ik dat ook al toen ik voor de Best Presterende Bibliotheek van Nederland
hier de cijfers op een rijtje zette. Er zijn bibliotheken die met 100% van de scholen een Bibliotheek
op school hebben en er zijn bibliotheken die nog op nagenoeg 0% staan.
De drie noordelijke provincies Drenthe, Friesland en Groningen zijn koploper als het gaat om de Bibliotheek
op school met percentages van 70%, 68% en 67%. Dat is echt ver, ver, ver boven het landelijk gemiddelde. En dat terwijl ze in het noorden ook niet meer subsidie krijgen dan gemiddeld. Integendeel. Wel zijn het provincies met veel kleine kernen en soms ook meer afstand tot voorzieningen. En natuurlijk heeft met hier op provinciaal niveau fors op ingezet. Hekkesluiters zijn Utrecht, Noord-Holland en in iets mindere mate Zuid-Holland met 21%, 28% en 42%. Zuid-Holland schurkt al wel tegen het landelijk gemiddelde aan maar het is toch opvallen dat de Bibliotheek
op school in de randstad zo achter blijft. Het zou kunnen dat hier een omgekeerd effect optreedt: door een hogere bevolkingsdichtheid zijn er meer voorzieningen en is een bibliotheekvoorziening dichterbij. Negatief uitgelegd zou het kunnen zijn dat men niet start met Bibliotheek
op school omdat het kan concurreren met een bibliotheekvestiging. In sommige grote steden kan dit zeker in het verleden het geval zijn geweest.
Voortgezet onderwijs per provincie
Datzelfde staatje is er ook voor het voortgezet onderwijs.
Op de eerste plaats valt hier op dat er veel minder 'blauw' is. De structurele samenwerking met het basisonderwijs is veel verder dan met het voortgezet onderwijs. De teller blijft hier steken op 16%. Daar is dus nog een hele weg te gaan!
De koplopers zijn hier Groningen (35%), Noord-Brabant (29%) en Friesland (26%). Noord-Brabant scoorde overigens ook al heel goed bij het primair onderwijs. De drie noordelijke en Noord-Brabant hebben over de hele linie deze ondersteuning goed voor elkaar.
Hekkesluiters zijn hier Zeeland (3%), Utrecht (7%) en Noord- en Zuid-Holland (beiden 9%). Overigens is het woordje hekkesluiter met een gemiddelde van 16% niet terecht want voor de hele sector ligt hier nog een flinke opgave.
Overige uitsplitsingen
Het rapport maakt nog een aantal uitsplitsingen. Een paar zal ik er zo nog uitlichten. Maar zo wordt onder andere geconstateerd dat er iets meer scholen zijn die mee doen aan de Bibliotheek op school als er een taal- of leescoördinator of een mediathecaris is. Het is verschil is met enkele procentpunten vanaf het gemiddelde zeker significant maar ook niet echt groot. Laat ik het zo zeggen: de aanwezigheid van een mediathecaris of taal- of leescoördinator is geen garantie dat de bibliotheek met open armen wordt ontvangen. Op twee andere punten is echt wat te melden en die zal ik hieronder laten zien.
Kleine basisscholen
Wel een heel significant verschil zien we bij de schoolgrootte in het primair onderwijs. 49% van alle scholen doet mee ana de Bibliotheek op school. Maar bij scholen met 500 leerlingen of meer - en dat zijn grote basisscholen - is het percentage maar 39%. Binnenkomen en samenwerken met een grote school is blijkbaar ingewikkelder dan met een kleine school. Want bij scholen met minder dan 100 leerlingen ligt met 56% de deelname weer ver boven gemiddeld.
Toch zijn de leespresaties op grote scholen niet beter dan op kleine scholen. Met andere woorden: elke school kan leesplezier gebruiken. Hoe komt dit dan?
Ik denk dat er drie verklaringen zijn. Het eerste is dat het kan dat grote scholen beter in staat zijn om dit zelf te organiseren. Het tweede wat daarbij komt is dat grote scholen organisatorisch complexer zijn dan kleine scholen. Er zijn meer docenten, meer werkgroepen en besluitvorming kan daarmee wat complexer worden. Tot slot, en dat is het derde, vragen bibliotheken veel bibliotheken een bijdrage per leerling voor de Bibliotheek op school. Voor kleine scholen met 100 leerlingen en bijvoorbeeld € 10,- per leerling als bijdrage gaat het om € 1.000,-. Tja, voor zo'n bedrag zoveel ondersteuning krijgen is natuurlijk aantrekkelijk. Daar kun je echt niets alternatiefs voor verzinnen. Zeker niet als je al een kleine school bent met heel weinig mensen. Voor grote scholen kan dat net allemaal anders liggen.
Maar opmerkelijk is het. En wat doen we ermee?
Aandacht voor het VMBO
Een ander mooi staatje vind ik bovenstaande. Het laat zien bij het voortgezet onderwijs in welke mate er structurele samenwerking is met het VMBO. Mijn eigen ervaring vroeger als bibliothecaris was dat het makkelijker acteren was in de wat meer theoretisch ingestelde HAVO's en VWO's dan de meer op praktijk gerichte VMBO. Dat terwijl de lees- en taalachterstanden groter zijn op het VMBO. En dat blijkt tegenwoordig dus niet meer zo te zijn.
Het is overigens wel even opletten bij dit staatje. Bij alle vorige staatjes was blauw de structurele samenwerking en grijs geen samenwerking en hier is het precies andersom. Grijs is hier dus de goede kolom. Dit is een schoonheidsfoutje van de onderzoekers.
Wat je ziet is dat bij scholen met een VMBO de structurele samenwerking 18% en bij scholen zonder een VMBO maar 9%. Bibliotheken zetten dus flink in op de samenwerking met het VMBO en dat zal mede te danken zijn aan de gerichte subsidie die via Kunst van Lezen beschikbaar kwamen. Een mooie ontwikkeling dus. Maar eh, ook 18% is natuurlijk nog lang geen 100%.
Vier conclusies
Behalve vergroten van het bereik: naar 100% deelname is ook de diepte van de dienstverlening wel een punt. Gemiddeld is een leesconsulent maar twee uur per week per school beschikbaar. Ik heb
eerder wel gepleit dat dat minimaal zou moeten stijgen naar acht uur per week om echt een deuk in het pakje boter van leesplezier te slaan. Denk hierbij nog even aan die grote scholen met meer dan 500 leerlingen.
Welke conclusies kunnen we dan nu met dit rapport trekken?
Conclusie 1: Leren van het Noorden!
Op de eerste plaats: in het noorden van Nederland gebeurt iets bijzonders. Men is daar al tijden koploper terwijl daar zeker niet meer geld voor bibliotheekwerk beschikbaar is dan in de rest van Nederland? Wat is hun geheim? En gaan we daar allemaal van leren? Op bedevaart daar naar toe, zou ik zeggen.
Conclusie 2: Concept voor grotere basisscholen
Grotere basisscholen lopen nu nog achter in hun deelname. Significant. Daar moet iets op gevonden worden of op zijn minst nader onderzocht. Hoe kunnen wij ook voor grotere basisscholen een nog aantrekkelijker partner worden? In de logische doorontwikkeling van de Bibliotheek op school lijkt dit me een aandachtspunt.
Conclusie 3: Voortgezet onderwijs!
Zo goed als het gaat in het basisonderwijs, zo pover is de voortzetting van de Bibliotheek op school op het voortgezet onderwijs nog maar. Tja, leesplezier moet natuurlijk niet ophouden na de basisschool. Dus extra blijven investeren in dat voortgezet onderwijs blijft ook nodig. En ja, ook daar zullen we nog wel de nodige doorontwikkeling voor nodig hebben.
Conclusie 4: Brandstof nodig!
Meer basischolen, meer voortgezet onderwijsscholen en eigenlijk ook nog verdiepen van onze inzet op plekken waar we al zitten. Wie de doelstelling van het convenant serieus neemt moet dus overal tegelijk de groei kunnen inzetten. En om eerlijk te zijn: daar is geld voor nodig. De discussie in de Kamer over duurzame borging begint dan ook wel noodzaak te worden. Als er nu niet helderheid ontstaat, gaan bibliotheekdirecteuren aarzelen of er wel geïnvesteerd kan worden. Of men nu niet met veel optimisme uit de startblokken gaat maar dat over enige tijd het ravijn dreigt waar men dan in valt. Beste Minister, beste Kamer, neem dus een ferm besluit en pak door!
Kritisch groeipad
Bibliotheken bevinden zich met de Bibliotheek op school dus op een kritisch groeipad. We moeten aan alle kant groeien en verdiepen. Het is alle hens aan dek maar ook zorgen voor extra brandstof. En o ja, ik verwacht natuurlijk binnenkort een conferentie in Leeuwarden, Groningen of Assen over het Geheim van Noord-Nederland.
Op naar 100%!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten