Ik wilde eigenlijk weer wat schrijven over de coronacrisis. Over dat het allemaal zo dubbel is: meer besmettingen dan ooit en toch alles open. Over dat dat steeds meer eigen verantwoordelijkheid vraagt maar dat grote groepen de verleiding om toch carnaval te vieren natuurlijk niet gaan weerstaan. Maar ik ga me weghouden bij dat soort gemijmer...
Want het is namelijk Poëzieweek!
Van poëzie van statistiek...
En er gaat natuurlijk weinig boven een goed gedicht! Tegelijkertijd ben ik iemand die altijd overal staatjes en cijfers in ziet. Die kwalijke eigenschap gaan we ook dit keer niet wegpoetsen. Vandaar dus het gedicht Wislawa Szymborska met poëzie van statistiek.
Naar statistiek van poëzie!
Ook de redactie van BNetwerk, de site van de Koninklijke Bibliotheek voor openbare bibliotheken, besteedt er op een leuke manier aandacht aan: met een dashboard over Poëzie in de collectie. Naast dat je in het dashboard altijd al ontzettend handig allerlei cijfers over bibliotheken na kon kijken, gaat men ook beginnen met het uitlichten van specifieke collectieonderdelen. En Poëzie pakte men als eerste op.
Dat levert wel aardige statistieken op.
In de ongeveer 1.209 Nederlandse bibliotheekvestigingen staan 141.697 dichtbundels. Dat betekent dat elke vestiging gemiddeld 117 exemplaren met poëzie heeft. Dat is toch niet gek. Op het totaal van het de ruim 24 miljoen materialen die bibliotheken hebben is het ruim een half procent. Eén op de 200 boeken is dus van een dichter.
Het goede nieuws: poëzie zit in de lift. Het neemt een steeds groter aandeel in van alle uitleningen. Dat aandeel stijgt rap naar een kwart procent (overigens moet je de cijfers voor 2015 wel met een korrel zout nemen, daar klopt nog iets niet). Als je weet dat het een half procent van de collectie is, die een kwart procent van de uitleningen voortbrengt, dan weet je ook dat dichtbundels dus geen kaskrakers zijn. Ze worden minder vaak uitgeleend dan gemiddeld. In totaal werden er vorig jaar ruim 77.000 dichtbundels geleend. Dat betekent dat slechts de helft van de dichtbundels een keer uit de kast ging. Een uitleenfrequentie van 0,5 in vaktaal.
Overigens is het voor procentuele stijging want in absolute aantallen blijven de uitleningen van dichtbundels nagenoeg gelijk in de afgelopen jaren. Maar omdat er over het geheel minder is geleend, neemt het aandeel van poëzie hierdoor toe.
Dan nog een ander leuk staatje: mannen zijn vrouwen gepasseerd in het lezen van poëzie. Over het algemeen lenen vrouwen meer bij de bibliotheek dan mannen. In 2020 werden iets meer dan 10 miljoen materialen geleend door mannen en ruim 20 miljoen door vrouwen. Normaal is de verhouding dus echt anders. Een echte verklaring heb ik hier niet echt voor... maar grappig vind ik het wel.
Maar het leukste staatje vind ik deze. De uitleningen van poëzie naar leeftijd. 40% van alle uitgeleende poëzie gebeurt door kinderen van 0 tot 13 jaar. Dat zijn dus de echte liefhebbers van gedichten! En dat is toch mooi. Het is helemaal niet iets van oude mannen, jonge kinderen doen het! Daarbij moet natuurlijk de kanttekening dat jeugd tot 18 jaar wel 60% van het totaal aan uitleningen voor haar rekening neemt. Als percentage van de leden zullen volwassenen dus meer gedichten lezen.
Ik vind het een prachtig initiatief van BNetwerk en ik kijk uit naar de volgende uitsnede uit de collectie!
En vooruit: nog een klein gedichtje over cijfers met cijfers om het af te leren!
Ik wens u nog een fijne poëzieweek!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten