Oom is dood. Maar mijn moeder zei het netter.
‘Oom is vannacht overleden’ staat op de app als ik wakker word. We hadden oom een paar dagen ervoor nog gezien. In het ziekenhuis. Aan een paar slangen. Hij vertelde over vroeger. Verhalen die ik nog niet kende. Iedereen in de kamer wist dat we afscheid namen. Maar niemand zei het.
Een jaar of vijftien geleden zat ik naast mijn zus in een kerk. Ook toen was er een oom dood. Oom nummer één. Ik had tien ooms en negen tantes. Eén oom wilde namelijk maar niet trouwen. Ik zei tegen mijn zus: ‘Dit is oom nummer één. De komende twintig jaar gaan ze met aan waarschijnlijkheid grenzende zekerheid allemaal dood. Vanaf nu zitten we elk jaar zo naast elkaar.’ De dood is tot nu akelig punctueel geweest.
Oom is dood. En de ooms en tantes leken met de tijd ook steeds kleiner te worden. De lichamen krommer, de tred steeds langzamer, de ademhaling steeds luider. Er verschenen stokken en rollators. Soms een scootmobiel. De stok waar mijn vader mee loopt was de stok van een oom die al dood is. Geërfd. Het stokje werd letterlijk doorgegeven.
Oom is dood. Maar mijn moeder zei het netter: ‘overleden’. Maar in onze streek werd meestal met niet teveel nuance over wat ons raakt gesproken. Wie dement was, was ‘van het padje af’, wie een psychische aandoening had was ‘gek’ en wie een andere seksuele voorkeur had, was een ‘aparte’. En overleden was dus gewoon dood. Mijn vader fokte vroeger vogels. Heel veel vogels. We hadden er zoveel dat als er één dood was, dat we zeiden dat er weer één ‘kapot’ was. Vriendjes waren geschokt als ik zo over dode huisdieren sprak.
Oom is dood. En iemand moet de volgende zijn. Maar zo heel veel ooms en tantes zijn er niet meer. Op televisie was vroeger een programma met stokken die je moest vangen. Er hingen tien stokken aan het plafond maar je wist niet welke ging vallen. Plotseling viel een stok dan. Hoe meer stokken er weg waren, hoe makkelijker het spel werd. Mijn ooms en tantes lijken pijnlijk op dat spel. De meeste zijn al gevallen. Het voorspellen waar de volgende valt, is steeds minder ingewikkeld.
Oom is dood en daarom ga ik even bij mij ouders op bezoek. Bij binnenkomst vraag ik mijn vader hoe het nu met hem is. Blijkbaar heeft hij niet gelijk door dat ik doel op het overlijden van zijn broer. En hij antwoordt: ‘Ja, zijn gangetje’.
En misschien heeft hij ook wel gelijk. Het gaat inderdaad zijn gangetje. Het went niet maar het leven is soms akelig voorspelbaar.
Oom is dood.
Foto: Allesandra Conte
Geen opmerkingen:
Een reactie posten