zondag 28 maart 2021

De kansenkaart: hoe wordt een dubbeltje een kwartje


Sommige wetenschappelijke onderzoeken lijken wel wat op de ontdekkingsreizen van de afgelopen eeuwen. Je betreedt land dat nog nooit in kaart is gebracht en je probeert te doorgronden hoe het in elkaar zit. Eén van die onderzoeksgebieden is 'Kansongelijkheid'. Zelfs in ons genivelleerde landje zijn de verschillen soms toch nog groot. Het ene gezin leeft van de voedselbank, het andere gezin vraagt zich af waar de tweede of derde vakantie naar toe moet gaan. En in welk gezin heeft een kind de beste kansen denk je? Inderdaad, de logische gedachte is dat kinderen in gezinnen met een hoger inkomen of ouders met een hogere opleiding meer kansen hebben. 

In de regel is dat ook zo. Maar niet altijd, zo blijkt uit onderzoek van de Erasmus-universiteit die dit in beeld brachten met een Kansenkaart. En voor bibliotheken die inzetten op het voorkomen van laaggeletterdheid op jonge leeftijd is dat een interessant gegeven. Maar eerst iets meer over het algemene beeld.

Waarom is opleidingsniveau relevant?
Al jaren volg ik de rapporten over de 'Sociale staat van Nederland' die het SCP met regelmaat uitbrengt. Men staat dan stil bij de 'zachte kant' van Nederland: hoe gaat het met het onderwijs, hoe tevreden zijn we over hoe we wonen, hoe veilig vinden we het en hoe gelukkig zijn we? Rapport na rapport toont elke keer dat mensen die beter opgeleid zijn, vaardiger zijn om hun eigen leven vorm te geven, meer verdienen, beter wonen en hun leven een hoger cijfer geven. Natuurlijk kun je gelukkig zijn met minder opleiding maar je moet er in de regel dan meer moeite voor doen. En uiteraard zijn er veel uitzonderingen die de regel bevestigen: laagopgeleid en opperst gelukkig en hoogopgeleid en diep in de put.

Minder opleiding is niet alleen een issue voor grote steden
Bovenstaande kaart geeft het beeld van het percentage hoogopgeleide dertigers. Had u dit beeld verwacht? Ik was eerlijk gezegd wel overdonderd over het feit dat niet alleen in grote steden grote percentages laag- of middelbaar opgeleid zijn maar ook op het platteland. Er is veel aandacht voor problematiek in grote steden maar de achterstand op het platteland is minstens even groot. Maar het lijkt erop dat dat veel minder aandacht krijgt. Ik verwacht dat als je dit doortrekt, je kunt stellen dat er in grote steden meer mensen wonen waarvoor Nederlands de tweede taal is (de NT2'ers) maar dat er op het platteland een grote groep Nederlanders woont waarvoor taal ook een probleem zal zijn maar die wel zijn opgegroeid met de Nederlandse taal (de NT1'ers). 

Hoogopgeleide dertigers
De generatie die hierboven in beeld is gebracht is de generatie die op dit moment kinderen krijgt en de generatie waarvan de ouders vaak ook nog leeft. Het is dan ook de perfecte middengroep dus om te zien wat er is gebeurd in de generatie ervoor en wat er gaat gebeuren in de generatie erna. Want voor laaggeletterdheid geldt bijvoorbeeld dat dit - net als armoede - vaak overgaat van generatie op generatie. Wie opgroeit in oost-Groningen, het Rivierengebied of de noordwesthoek van de Veluwe loopt een hogere kans op laaggeletterdheid dan bijvoorbeeld in de gemeenten Wassenaar, Wijdemeren, Bunnik of Lochem. 

De Volkskrant publiceerde op basis van dit onderzoek in oktober vorig jaar nog dit lijstje met meest kansarme en kansrijke gemeenten. 



Waar je wiegje stond, maakt dus inderdaad uit. En opvallend is dat de wiegjes met minder kansen echt niet alleen in de grote steden staan. Sterker nog: de vier grote steden komen in het lijstje met meest kansarme gemeenten niet eens voor. We moeten dus van grote-steden-problematiek naar kansongelijkheid-problematiek. 

Maar sommige gemeenten ontworstelen zich


Maar er is meer. Want in mijn vorige paragraaf leg ik de nadruk op het probleem. Maar was is de oplossing? Hoe doorbreek die cirkel van generaties? 

Dit is dezelfde kaart maar nu heb ik gezocht op alle dertigers die uit een gezin komen met een laag inkomen. De algemene verwachting is dan dat je ziet dat een lager percentage hoogopgeleid zal zijn. Die regel wordt in algemene zin wel bevestigd. Er is meer rood gekleurd op deze kaart dan in de vorige. Toch zijn er veel plekken die afwijken van deze regel. Er zijn gemeenten die beter scoren dan anderen.  Zij verspringen in gunstige zin van kleur: kinderen uit een armere gezinnen scoren daar beter dan kinderen uit armere gezinnen in andere gemeenten. In de afgelopen generatie is het daar dus op veel plekken gelukt om in opleidingsniveau een stap vooruit te zetten. In andere gebieden is dat nadrukkelijk niet het geval: in grote steden, oost-Groningen en eigenlijk de hele bible-belt. 

Vervolgonderzoek
Laaggeletterdheid, armoede, gezondheidsachterstand en ten dele ook criminaliteit wordt gekenschetst als 'intergenerationele problematiek' Gezinnen zitten gevangen in hun eigen situatie en zijn niet in staat de vicieuze cirkel te doorbreken. Het feit dat het ons als samenleving niet lukt om daar een goede oplossing voor te vinden, leidt tot een groeiende onrust en polarisatie in de samenleving. Wie namelijk de selectie maakt op bijvoorbeeld meisjes met een niet-westerse achtergrond uit een arme gezin, kan dat zien dat deze groep in de afgelopen generatie een enorme sprong vooruit heeft gemaakt in kansen. Dat terwijl grote groepen met een laag inkomen en een Nederlandse achtergrond die sprong vooruit niet hebben gemaakt. 

Opleiding als sleutel naar geluk
De onderzoekers van de Erasmus-universiteit gaan nu op zoek naar de kenmerkende verschillen waarom het in de ene gemeente wel lukt om een te groeien in opleidingsniveau en op andere plekken niet. Sterker nog, men onderzoekt zelfs verschillen tussen wijken in steden. Er zijn wijken waar het inkomen veel lager ligt, maar waar toch veel grotere vooruitgang wordt geboekt in opleidingsniveau. Waarom? Dat is voor een groot deel onbekend terrein. De ontdekkingsreizigers van de Erasmus School of Economics, zoals het in goed Nederlands heet, gaat dat de komende jaren verder onderzoeken. 

En bibliotheken? Twee tips
Ik vind dat bibliotheken mee moeten kijken en mee moeten doen bij dat onderzoek. Interventies als de VoorleesExpress, Boekstart, Mamacafés of Taalhuizen richten zich direct of indirect op deze problematiek. En ook met de Bibliotheek op School of met de Informatiepunten Digitale Overheid proberen we iets aan te reiken dat op lange termijn impact moet hebben op de samenleving. En natuurlijk is de bibliotheek niet de oplossing voor dit hele probleem maar het is toch aardig om te weten waar wel impact is en waar niet. En waarom.

En het tweede wat bibliotheken wellicht mee kunnen nemen: het zijn niet altijd de grote steden waar de achterstand zit of waar het meest bereikt kan worden. Juist de roodgekleurde gebieden die wat achterblijven kennen veel gemeenten die hun bibliotheek maar mager voorzien van financiering. Dat snap ik niet. Want ik zou denken dat de bibliotheek onderdeel kan zijn van de oplossing van de gemeentelijke begroting op lange termijn (minder mensen zonder werk, hoger inkomen) dan dat het gezien wordt als een kostenpost op korte termijn (grootste ontvanger cultuursubsidie). De overheid belijdt wel vaak dat regeren vooruitzien is, maar in de praktijk betekent dat vooral toch de begroting van volgend met bezuinigingen sluitend maken.

Nou ja, ik zou zeggen, kijk uw eigen gemeente eens na hoe het ervoor staat en kijk eens of u beredeneren waarom het zo is. En voor de eerst: ik ga met spanning uitkijken naar de vervolguitkomsten van dit onderzoek. Hulde aan deze onderzoekers, de ontdekkingsreizigers van de moderne tijd. 

Geen opmerkingen: