Er zijn 16 gemeenten - van de ruim 300 - waar geen openbare bibliotheek is. Dit werd geconstateerd in de midterm review van de bibliotheekwet begin dit jaar. Lodewijk Asscher diende bij de kamerbehandeling hiervan een motie in om hier werk van te maken. De motie werd aangenomen. Bij de kamerbehandeling pleitte Asscher voor een bedrag van7 miljoen hiervoor. Onlangs herbevestigde ook het advies van Raad van Cultuur dat inzet op dit punt nodig is.
Kortom, de minister heeft wat werk aan de winkel. En we zijn nooit te beroerd om mee te denken. Minster van Engelshoven zou er goed aan doen om toch weer eens opnieuw te kijken naar de Rijkssubsidieverordening uit 1921. De bijna 100 jaar oude regeling kon wel eens een goed voorbeeld zijn om het actuele probleem van 'witte vlekken' op te lossen.
Verleiden van gemeenten
In 1921 waren er op nog maar enkele plekken bibliotheken. De omgekeerde situatie van nu zeg maar. In 1921 bood het Rijk aan om een deel van de kosten van bibliotheekwerk op zich te nemen als de gemeente zelf ook met een groot deel over de brug kwam. Als een gemeente niet mee wilde doen was er nog een mogelijkheid om in combinatie met provinciale subsidie een 'correspondentschap' in te richten. Een correspondentschap was een soort kleine bibliotheek die gestald werd bij een ondernemer of inwoner. Een wel gefinancierde bibliotheek zorgde dan voor de collectie. Dit alles tegen vergoeding.
Deze rijksregeling die jaar na jaar geactualiseerd werd is gebruikt tot de bibliotheekwet in 1975 kwam. Pas in de jaren '80 verdween de rijksbemoeienis met lokale bibliotheken. Nu wordt geschermd dat rijksgeld niet bestemd is voor structurele lokale financiering. Het kan dus verkeren.
Voorwaarden
Wel stelde rijkssubsidieverordening allerlei voorwaarden aan bibliotheken. En dat is logisch: wie betaalt, bepaalt. De bibliotheken mochten geen 'verwerpelijke lectuur' hebben, iedereen moest lid kunnen worden en toegang moest kosteloos zijn. Verder werd een maximum gesteld aan de contributiebijdrage en moest de bibliotheek lid zijn van de Centrale Vereniging (de voorloper van de VOB). Een bijzondere voorwaarde was ook dat de bibliotheek op zondagochtend gesloten moest zijn. Dat was waarschijnlijk bedongen door de katholieken. Die hadden een sterke lobby op dit punt want je kon subsidie aanvragen voor een openbare óf een katholieke leeszaal. Christelijke leeszalen waren uitgesloten.
Co-financiering
De Rijkssubidieverordening dwong tot lokale co-financiering. Hoe groter de bibliotheek werd - en hoe groter de gemeente - hoe meer de gemeente zelf bij moest dragen. De voorzitter van de Centrale Vereniging, de heer Beresteyn, trok samen met de secretaris, de heer Greve, door het land in om spreekbeurten te houden voor lokale raadsleden om deze kans op geld niet te laten liggen.
Denkt u even mee?
Dus stel, je bent minister en je hebt een paar miljoen om ook in de laatste plaatsen te zorgen voor bibliotheken die aangesloten zijn op het landelijke bibliotheeknetwerk. Wat zou je dan doen? Volgens mij is de rijkssubsidieverordening helemaal niet zo'n gekke.
Uiteraard is het eenmalig geld en zou je een fonds kunnen creëren waar de 16 gemeenten zonder openbare bibliotheek een beroep op kunnen doen. Als de gemeenten zelf niet willen zou je via de band van de provincie een 'correspondentschap 2.0' kunnen opzetten.
Leg er een paar verplichtingen bij: aansluiten op de WSOB, toegang bieden tot de digitale bibliotheek en aansluiten bij de VOB. Zo ingewikkeld lijkt het me niet. Looptijd van de regeling 2019-2021. Sluit mooi aan bij de die subsidieverordening uit 1921 die we daarmee weer afstoffen!
En hup aan het werk!
Deze rijksregeling die jaar na jaar geactualiseerd werd is gebruikt tot de bibliotheekwet in 1975 kwam. Pas in de jaren '80 verdween de rijksbemoeienis met lokale bibliotheken. Nu wordt geschermd dat rijksgeld niet bestemd is voor structurele lokale financiering. Het kan dus verkeren.
Voorwaarden
Wel stelde rijkssubsidieverordening allerlei voorwaarden aan bibliotheken. En dat is logisch: wie betaalt, bepaalt. De bibliotheken mochten geen 'verwerpelijke lectuur' hebben, iedereen moest lid kunnen worden en toegang moest kosteloos zijn. Verder werd een maximum gesteld aan de contributiebijdrage en moest de bibliotheek lid zijn van de Centrale Vereniging (de voorloper van de VOB). Een bijzondere voorwaarde was ook dat de bibliotheek op zondagochtend gesloten moest zijn. Dat was waarschijnlijk bedongen door de katholieken. Die hadden een sterke lobby op dit punt want je kon subsidie aanvragen voor een openbare óf een katholieke leeszaal. Christelijke leeszalen waren uitgesloten.
Co-financiering
De Rijkssubidieverordening dwong tot lokale co-financiering. Hoe groter de bibliotheek werd - en hoe groter de gemeente - hoe meer de gemeente zelf bij moest dragen. De voorzitter van de Centrale Vereniging, de heer Beresteyn, trok samen met de secretaris, de heer Greve, door het land in om spreekbeurten te houden voor lokale raadsleden om deze kans op geld niet te laten liggen.
Denkt u even mee?
Dus stel, je bent minister en je hebt een paar miljoen om ook in de laatste plaatsen te zorgen voor bibliotheken die aangesloten zijn op het landelijke bibliotheeknetwerk. Wat zou je dan doen? Volgens mij is de rijkssubsidieverordening helemaal niet zo'n gekke.
Uiteraard is het eenmalig geld en zou je een fonds kunnen creëren waar de 16 gemeenten zonder openbare bibliotheek een beroep op kunnen doen. Als de gemeenten zelf niet willen zou je via de band van de provincie een 'correspondentschap 2.0' kunnen opzetten.
Leg er een paar verplichtingen bij: aansluiten op de WSOB, toegang bieden tot de digitale bibliotheek en aansluiten bij de VOB. Zo ingewikkeld lijkt het me niet. Looptijd van de regeling 2019-2021. Sluit mooi aan bij de die subsidieverordening uit 1921 die we daarmee weer afstoffen!
En hup aan het werk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten