Veel openbare bibliotheken komen voort uit de leeszaalbeweging die begin 20e eeuw furore maakte. Veel bibliotheken zijn thans dan ook rond de honderd jaar oud. Wat we wel eens vergeten is dat er ook voor die leeszaalbeweging al (semi-)openbare bibliotheken waren. Er was in de 19e eeuw een groot netwerk van Volksbibliotheken die werden onderhouden door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Het waren en vele honderden!
Bijgaande plaatje komt uit het jaarboek van het nut over 1868 en 1869. Het is open op internet te vinden (lees vanaf pagina 43). Vele pagina's met bibliotheekstatistiek. Drachten had bijvoorbeeld 355 leden, Deventer 250 en Elburg 34.
Het aantal uitleningen verschilde evenzeer als het aantal leden. Wie door de lijst heen kijkt ziet dat de volksbibliotheken gemiddeld zo'n vijf uitleningen per lid deden. Maar er waren ook wel uitschieters zoals Edam in deze lijst: met 197 leden toch zo'n 2.918 uitleningen halen.
De boekerijen waren blijkbaar niet al te veel open gezien de opmerking dat ze slechts wekelijks of tweewekelijks open waren. De leentermijn bedroeg maximaal twee weken. Ook wel mooi is de opmerking van de bibliotheek in Diemen (met 41 leden) waar de leentermijn afhankelijk was van de dikte van het boek. Voor elke 100 bladzijden krijg je acht dagen de tijd.
Van bibliotheek naar leeskamer
In het algemene jaaroverzicht van de maatschappij worden de volksbibliotheken nog een keer genoemd met een bijzonder ontwikkeling.
De ontwikkeling van de leeszaal - een plek om rustig te lezen - werd geïntroduceerd. Goes, Woerden en Zutphen hadden er al één. Het hoofdbestuur zag graag wat meer navolging hiervan en verstrekte hier een subsidie voor. Blijkbaar was er nog niet zo heel veel animo voor. Wel bijzonder dat men hier de leeszaal al zo introduceert, vele decennia eerder voordat de leeszaalbeweging opkomt.
Nog immer actueel
Als inleiding op deze statistieken in het jaarboek worden enkele zinnen gewijd aan de Volksleesbibliotheken in het algemeen:
'Het veelzijdig nut van wélingerigte Boekerijen ten dienste van mingegoeden, die zelve geen boekwerken - kunnen bekostigen, is te zeer erkend, om nog betoog te behoeven. In de maatschappelijke zámenleving, waar men er prijs op stelt .niet slechts enkele individu's , maar alle zamenlevenden tot een zekeren graad van ontwikkeling en kennis te laten komen'Ware het niet dat we niet meer alleen voor 'mingegoeden' werken, zou je kunnen stellen dat deze zinnen nog onverminderd voor openbare bibliotheken gelden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten