Ik las de rapportage voor u en kwam tot vijf observaties en één paar gefronste wenkbrauwen.
Observatie 1: De stad is een magneet
U wist het misschien al maar in de afgelopen decennia zijn we steeds vaker in steden gaan wonen. Waren steden vroeger vooral voor studenten en arbeiders, tegenwoordig willen ook hoger opgeleiden weer graag in de stad wonen. De creatieve industrie groeit als kool en binnensteden transformeren van distributiecentra met winkels tot belevingsgebieden van 'leisure and culture'. Het geschetste beeld sluit nauw aan bij het boek 'De culturele stad' van Cor Wijn waar ik eerder over schreef.
Niet alleen groeien de steden maar krimpt ook het platteland. En dat betekent dat steden de motoren worden voor regionale groei. Voorzieningen zullen in de komende tijd steeds vaker op elkaar leunen: een kleine schouwburg die met een grote schouwburg samenwerkt, lokale clustering van voorzieningen in Kulturhusen of andere multifunctionele eenheden, en nieuw lokale verbindingen tussen zorg, welzijn, onderwijs en cultuur.
Wie wil blijven ontwikkelen doet er goed aan te kijken waar deze motor zit.
Voor bibliotheken betekent dit een verdere horizontale lokale clustering met maatschappelijk en culturele partners en tegelijkertijd een verticale ketenintegratie in de bibliotheekkolom. Meer samenwerking op alle vlakken zal het adagium zijn: niet alleen voor behoud van functies maar vooral voor vernieuwing van functies.
Observatie 2: Bibliotheek is het meest fijnmazige culturele netwerk
Ook weer zo'n mooi plaatje. De bibliotheek is het meest fijnmazige culturele netwerk en is ook het minst 'elitair' van alle ingezette 'instituten'. Wie dus iets wil bereiken met de maatschappij heeft met bibliotheken dus goud in handen. Het is echter wel zaak om dat netwerk van bibliotheken ook te koesteren. De notitie toont namelijk aan wat er gebeurt als de afstand tot een instelling groeit, bijvoorbeeld door sluiting van vestigingen.
Dat levert het volgende beeld op.
Beste bibliotheken: bovenstaande tabel laat zien dat het gebruik van de bibliotheek met bijna een derde afneemt als de afstand tot de bibliotheek groeit van 1 naar 5 kilometer. Gemeenten vragen hier vaak naar bij bezuinigingsplannen.
Observatie 3: Glokalisering: De wereld aan je voeten maar wel lokaal verbinden
Geen plaatje maar wel een goede beschrijving van 'glokalisering' zit in deze mooie beleidsnotitie. Met 'glokalisering' wordt bedoeld dat er zowel globalisering is als een groeiende belangstelling voor het lokale, zoals lokale producten, diensten en tradities Wereldwijde ontwikkelingen krijgen een lokale vertaling. Ook bibliotheken hebben daar volop mee te maken: informatie is steeds meer digitaal en is wereldwijd te krijgen. Tegelijkertijd is er behoeften aan lokale verbinding en lokale communities. Het wereldwijde daagt uit tot het versterken van lokale identiteit door deze juist met dit wereldwijde te verbinden.
Bibliotheken zijn er deels al wel mee bezig. Door de digitale bibliotheek met e-books te verbinden aan bijvoorbeeld lokale leeskringen of aan iPad-cafés. Maar het kan nog veel meer en het wordt een terrein waar we het komende decennium nog veel voorbeelden van gaan ontdekken.
Observatie 4: Wie geld zoekt: begin een museum!
Ik weet niet hoor, maar volgens mij doen bibliotheken en podia iets fout. De musea hebben er sinds 2009 12% bij gekregen terwijl de bibliotheken en podia 8% hebben moeten inleveren. Alle musea? Nee, mijn beeld is dat kleine en traditionele musea minder hebben gekregen maar grotere en vernieuwende musea meer. Lokale overheden investeren in 'leisure and culture' in hun stad. Beeldbepalende en kenmerkende musea die goed zijn voor de profilering van de stad passen prima bij die strategie. En daar heeft een gemeente geld voor over: profilering van de stad. Dat bepaalt of nieuwe inwoners zich graag vestigen.
Les voor bibliotheken: leer onderscheidend te zijn voor je stad en profileer je meerwaarde.
Observatie 5: Cultuureducatie op scholen is booming
Veel bibliotheken hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in de Bibliotheek op School. Hoewel het vaak niet zo wordt benoemd, zijn de programma's binnen de Bibliotheek op School wel degelijk een vorm van cultuureducatie. Toch worden dit soort programma's vaak niet gefinancierd vanuit deze gelden.
Het ministerie voert nu al een tijdje het landelijke programma 'Cultuureducatie met kwaliteit'. En de vruchten daarvan kunnen zo onderhand worden geplukt. Kijk maar naar bovenstaande staatje.
Het rapport toont echter ook aan dat de inzet op cultuureducatie nog verre van structureel. Slechts 6% van de scholen geeft aan dat er sprake is van één samenhangend en structureel programma rond cultuureducatie.
De bibliotheek is in veel gemeenten vaak de enige culturele instelling die met álle basisscholen structureel contact heeft. Daar zijn twee lessen uit te halen: 1) de bibliotheek kan een coördinerende rol vervullen voor een structureel programma en 2) programma van de Bibliotheek op School kunnen worden ondergebracht (en betaald vanuit cultuureducatie).
Eén paar gefronste wenkbrauwen: Het bereik van bibliotheken
In de samenvatting wordt dit plaatje getoond: het bereik van de verschillende cultuurinstellingen. Nou, daar worden echt appels met peren vergeleken. 53% van inwoners bezoekt wel eens een museum en slechts 39% bezoekt een bibliotheek. Ergo: het bereik van musea zou groter zijn dan dat van bibliotheken.
Daar klopt natuurlijk niets van. Natuurlijk kan het zo zijn dat 53% van de Nederlanders één keer per jaar een museum bezoekt maar dat zegt nog niks over het bereik. Die 39% die de bibliotheek bezoekt kan dit wel elke week doen. Het zegt dus niks over wat een instelling bereikt met dit percentage. Het doet echter vermoeden dat schouwburgen en musea het op dit punt beter doen dan bibliotheken. Dat is geenszins het geval. Dit doet mij dus ook de wenkbrrauwen fronsen.
Daarbij komt: ik heb mijn twijfels over de juistheid van de gegevens. Ik ben voorzichtig met die twijfel, want ik weet hoe secuur deze rapportages worden opgebouwd. Op de eerste plaats die 39% lijkt mij aan de lage kant. Uit rapportages uit Deventer weet ik dat de bibliotheek daar ruim boven de 50% scoort. De VOB meldt dat bibliotheken gezamenlijk meer dan 60 miljoen bezoekers hebben en heeft het ook altijd over dat 50% van de burgers met regelmaat in de bibliotheek komt.
Ik ben dus op zoek gegaan naar de genoemde bron. Die bron is de vrijetijdsmonitor die in 2014 verscheen. Die monitor meldt geen percentage van 39% maar van 42% en het gaat om een cijfer over 2012. Naar mijn gevoel rammelt er iets wezenlijks. Maar goed dat is dan ook het enige in een verder keurige rapportage die zeer bruikbaar is.
Op uw leeslijstje
Een mooie rapportage dus weer voor op uw leeslijstje. Ik vind dat je aals bibliotheekdirecteur een aantal van dit soort basisfeiten moet weten. En weet ook vooral welke feiten uw beleid onderbouwen. Daar biedt dit rapport dus alle mogelijkheden toe. Een zeer gewaardeerde rapportage uit neutrale bron.
Veel succes ermee.
4 opmerkingen:
Hoi Mark,
mooie post weer. Cultuur in Beeld van OCW bevat veel herbewerkingen van gegevens die eerder door CBS, SCP en andere instellingen zijn verzameld en gepubliceerd. Op 14 december vindt er in Den Haag een gelijknamige conferentie plaats. Zie http://www.cultuurinbeeld.com/.
Twee opmerkingen:
- bij je observatie 2 suggereer je dat de samenhang tussen afstand tot de bibliotheekvestiging en het bereik berust op een causaal effect van afstand op bereik. Dat is maar de vraag. Er kan ook een zelfselectie aan de samenhang ten grondslag liggen: mensen die van cultuur houden, neigen ertoe dichter bij culturele voorzieningen te gaan wonen (in hartje Amsterdam bijvoorbeeld: lekker dicht bij waar het allemaal gebeurt). Voorzichtigheid is dus geboden bij de interpretatie (maar weet die wethouder veel...).
- over je gefronste wenkbrauwen: het is toch wel juist dat musea een groter bereik hebben dan bibliotheken. 'Bereik' is het percentage Nederlanders (vanaf 6 jaar in dit geval) dat ten minste één keer per jaar een instelling bezoekt. Het zegt niets over het aantal keer dat mensen dat doen; daarvoor heb je een andere statistiek, de bezoekfrequentie nodig. Je hebt wel gelijk dat degenen die ten minste één keer per jaar naar de bieb gaan, dat (gemiddeld) frequenter doen dan degenen die ten minste één keer per jaar naar een museum gaan. Bereik en frequentie vertellen dus elk een ander verhaal en eigenlijk zou je ze altijd samen moeten beoordelen. Hoe dan ook: musea trekken jaarlijks een groter deel van alle Nederlanders, ook al gaan degenen die naar de bieb gaan, dan wel vaker.
Over die uiteenlopende percentages nog: je linkt naar een SCP-publicatie uit 2012, maar de cijfers die in Cultuur in Beeld staan zijn vermoedelijk toch echt van de meting uit 2014, waarvan het SCP de uitgebreidere publicatie nog in voorbereiding heeft. Ze zijn alvast aangeleverd op verzoek van OCW voor Cultuur in beeld. (Ik verwacht dat in de Sociale Staat van Nederland 2015, die op 11 december verschijnt, de cijfers zullen zijn opgenomen. Zie http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2015/De_sociale_staat_van_Nederland_2015)
Groet Frank
@Frank: dank voor je uitgebreide reactie. Ik snap je wetenschappelijke terughoudendheid over causale verbanden. Maar wie logisch nadenkt, kan in ieder geval beredeneren dat het waarschijnlijk een subsantieel verband zal zijn. Tenminste: bij elke vestiging die sloot zag ik dit gebeuren. En uiteraard moet ook dan de wetenschappelijk opmerking zijn: het is niet bewezen dat dat door de sluiting komt ;-)
Wat betreft die percentages. Het rapport verwijst naar een publicatie in 2014 die gebaseerd is op cijfers uit 2012. Het kan zijn dat de bronvermelding niet heel helder is. Verder kwam ik onderzoek van Marjolein Oomes tegen die de genoemde cijfers uit Cultuur in beeld wel steunt (cijfers van het boekenvak geloof ik). Ook daar blijven bibliotheken nog onder de 50%. Blijft het onderzoek van de VOB nog over met die 60 of 70 miljoen bezoekers.
Nogmaals dank voor de aanvullingen.
Dag Mark,
Een beetje laat, maar 2015 ligt nog maar net achter ons vanuit historisch perspectief gezien. Dank voor de samenvatting. Rapport gedownload via Ibooks en literatuur in de trein komende week. Ik kan de info goed gebruiken daar waar de gemeente Deventer aanvullende informatie wil hebben over de besteding en de effecten van haar susbsidiebeleid. De vanzelfsprekendheid is niet meer voldoende en terecht!
groet, Alice
@Alice: dank je wel! Succes ermee en ik ben wel benieuwd naar je uitkomsten. Wat betreft de invulling voor een stad is het boek 'De culturele stad' van Cor Wijn nog een aanrader (hier ook wel eerder besproken) en ook zeer toepasselijk voor Deventer. Wijn stelt dat elke stad zijn eigen profilering moet kennen. Daar slaagt Deventer goed in. Tegelijkertijd roept dat de vraag op hoe je als 'algemene voorziening' in die profilering de juiste plek weet te houden.
Een reactie posten