maandag 10 april 2023

De witte vlekken in het bibliotheekwerk in 1968

 

Deze kaart werd in 1968 gepubliceerd en geeft aan waar er op dat moment al openbare bibliotheken zijn. Ik verklap vast: wit is waar nog geen openbare bibliotheek actief is. Het aantal 'witte vlekken' - een term die tegenwoordig gebruikt wordt om gemeenten aan te duiden zonder volwaardige bibliotheek - was toen nog enorm. 

Eigenlijk moet u even op de afbeelding klikken en dan kunt u vrij ver inzoomen. Het origineel is een A2-kaart die zat bij het boekje '60 jaar centrale vereniging voor openbare bibliotheken'. En omdat het een A2-formaat is, kan ik het niet goed scannen dus u moet het met deze foto doen. 

De Centrale Vereniging was de voorloper van de huidige Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) en was opgericht in 1908. In 1958 had men het vijftig jarig jubileum al gevierd en nu volgde dan ook 60-jarig jubileum. Het boekje kent twee delen: een bundel van een studiedag met lezingen en een tienjaarsverslag 1958-1968 waarin verteld wordt wat er in de afgelopen tien jaar zoal gebeurd is. Voor wie een beetje van geschiedenis houdt, is het vermakelijke kost. 

Behalve allerlei statistieken en dus bovengenoemde kaart kent het boekje ook een flink aantal foto's van bibliotheekvoorzieningen die in deze tijd tot stand kwamen. Voorzieningen waar men toen uitermate trots op was en die wij toch al als zeer gedateerd zullen beschouwen. Ook de onderschriften bij de foto's zijn hilarisch.


Legenda

Maar ik ga weer even terug naar dat landkaartje. En ik zal de legenda van de kaart hierboven wat uitvergroten. Die ziet er als volgt uit.


Zoals je ziet, gaat de kaart vooral in op de ontwikkeling zoals deze tussen 1959 en 1967 heeft plaats gevonden en wat er in 1968 nog zal komen. Grote delen van Friesland, Noord-Overijssel, Twente, Noord-Holland, Noordoost Brabant en Noord-Limburg ontwikkelen zich in dit decennium en worden voorzien van een bibliotheekvoorziening. Het is ook bijzonder om de zien dat West-Overijssel eigenlijk al voor 1959, op de gemeente Olst na, al overal een bibliotheekvoorziening had. En dat heeft weer te maken met die vroege ontwikkeling van de provinciale organisatie in 1948 waar ik vorige week over sprak. Overijssel had dus een kleine voorsprong die je precies in deze kaart ziet. Ook Friesland kent zo'n ontwikkeling en laat zien dat eind jaren '60 in bijna elke gemeente al een bibliotheekvoorziening is. 

Nog 250 witte vlekken op de kaart
In 1968 kent Nederland 940 gemeenten (nu zijn dat er nog 342). Als ik snel op de kaart tel hebben er in 1968 dan zo'n 250 daarvan nog geen bibliotheekvoorziening. Er is dan dus nog een lange weg te gaan maar het tempo waarmee in die decennia het aantal witte vlekken verdwijnt is spectaculair.  

Verschillen per provincie


In het staatje met centrales, filialen en provinciale bibliotheekcentrales zie je die verschillen ook terug. Noord- en Zuid-Holland hebben met (49+73 resp. 49+74) 122 en 123 bibliotheken en hebben daarmee het grootste bibliotheeknetwerk maar Overijssel volgt met 101 vestigingen en dat terwijl Noord-Holland twee keer zoveel inwoners had en Zuid-Holland zelfs drie keer zoveel inwoners. Datzelfde geldt ook weer voor Friesland. Ook dat kende in 19688 al een heel fijnmazig bibliotheekwerk. Een combinatie van 37 vestigingen en maar liefst elf! bibliobussen. Eén van die bussen staat ook in het boekje. 


Hekkensluiters zijn in die tijd Drenthe en Zeeland. In Drenthe heeft men dan 'nog maar' dertien vestigingen en een bibliobus die zoals de kaart aangeeft, vooral voor de jeugd wordt ingezet. In Zeeland zijn dan nog 'maar' negen bibliotheekvestigingen. 

Meerdere provinciale bibliotheekcentrales per provincie
Die negen vestigingen van Zeeland werden dan wel weer ondersteund door twee bibliotheekcentrales, zeg maar de POI's avant la lettre. En bijna elke provincie kende ook meerdere provinciale centrales. De Rijkssubsidieregeling liet het toe dat er zowel subsidie was voor een algemene centrale als voor een katholieke. Utrecht en Noord-Brabant kenden zelfs drie centrales. Als iemand mij kan vertellen hoe dat kon, ben ik daar nog wel benieuwd naar en anders ga ik het zelfs nog eens opzoeken. Duidelijk is in ieder geval dat provinciaal bibliotheekwerk volwassen was geworden. Daarvan getuigt ook onderstaande foto met onderschrift.


Meer, meer, meer


Het boekje zelf kent vele staatjes met statistieken. Een paar pik ik eruit. Een daarvan is het bovenstaande tabelletje. In dit staatje zie je wat er verder gebeurde met de groei. Ook het boekenbezit, het aantal uitleningen en het aantal lezers verdubbelde in tien jaar. van 430.000 leden naar 839.000 leden en van 14 miljoen naar 31 miljoen uitleningen. En allemaal zonder dat er automatisering aan te pas kwam. 

Bijna 700 gemeenten doen nog niet mee
In het staatje staat dat men groeide van 111 naar 261 gemeenten. Wie dat vergelijkt met bovenstaande kaart ziet dat hier een andere definitie van de betrokkenheid van de gemeente moet worden bedoeld dan op de kaart. Dat zou verklaart kunnen worden dat de provincie in die periode nog verantwoordelijkheid nam en dat zodoende gemeenten nog geen financiële bijdrage leverden. De provincie voelde zich dus echt verantwoordelijk voor de exploitatie van de bibliotheek op het platteland.  

Vanuit dat perspectief waren er dus nog bijna 700 gemeenten van de 940 die nog niet meededen aan het lokale bibliotheekwerk. Ergo: een minderheid van de gemeenten droeg dus nog maar bij. 

Vijftig gemeenten met twee bibliotheekstichtingen
Ook is het opvallend dat er meer centrale vestigingen zijn dan gemeenten die meedoen. Ook dat wordt weer verklaart door katholieke en algemene bibliotheken. In een kleine 50 gemeenten was zowel een katholieke als een algemene openbare bibliotheek actief. Deze bibliotheken fuseerden in de jaren '70 eigenlijk allemaal met elkaar, soms met een tussenstap als 'gemeenschappelijke' bibliotheek.

Rijk ging steeds meer bijdragen
In 1968 verscheen bijgaande staatje over de financiering van het bibliotheekwerk. Ook toen rekende men al in centen per inwoner.


De bijdrage van rijk, provincie en gemeenten nemen alle drie toe. Maar de mix van de onderlinge verhouding veranderd. 

Ook dat wordt in een staatje weergegeven waarbij provincie en gemeente beide als lokale subsidie worden gezien. 


Waar in 1952 nog 19% van het rijk kwam, was dit in 1966 gegroeid naar 33%.

Geloven in groei
Op dit moment juicht het bibliotheekwerk over de moedige stappen die het Rijk zet door extra geld beschikbaar te stellen voor lokaal bibliotheekwerk. Toch is die rol dus veel ouder dan we denken. Als sinds begin 20e eeuw heeft het Rijk geïnvesteerd in het lokaal bibliotheekwerk. Eerst via een rijksregeling die in 1921 uitmondde in de Rijkssubsidieverordening 1921. In 1975 kwam een bibliotheekwet met een gemengde financiële verantwoordelijkheid die 1987 weer werd afgeschaft. Vanaf dat moment waren de gemeenten primair aan zet. 

Met de invoering van de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen in 2015 ging de rijksoverheid niet direct opnieuw investeren maar ontstond wel weer een nieuwe betrokkenheid. De digitale bibliotheek - die onlosmakelijk verbonden is met de fysieke bibliotheek - werd namelijk een landelijke taak. En er kwam regie op het stelsel als geheel waarbij de verschillende overheidslagen elkaar scherp houden op ieders rol.

Bijzonder vind ik om te zien hoe men in 1968 geloofde in groei. Men was nog lang niet klaar met bibliotheekwerk. Er moesten nog vele voorzieningen bij komen. Men geloofde in infrastructuur. Men geloofde in personele groei. Terug naar deze tijd. Ook nu is er een regeling om opnieuw te bouwen aan dat netwerk. Er wordt zelfs gesproken over een zorgplicht. Tegelijkertijd zie ik ook dat we als netwerk het spannend vinden om in te zetten op uitbreiding van infrastructuur. We zijn bang dat het ten koste gaat van programmatische en personele inzet.  Toch is het misschien wel eens aardig om de aarzeling eens los te laten en eens te dromen over welk plan we zouden maken als we geloofden dat het bibliotheekwerk nog veel verder zou mogen groeien. Hoe zou ons plan eruit zien als we wisten dat onze budgetten over tien jaar verdubbeld zouden zijn? Wat zouden we dan kunnen? Wat zou dat betekenen voor de maatschappelijke opgaven waar we ons voor inzetten?  

In de jaren '50 en '60 was dat geen droom maar werkelijkheid. En ik vraag me waarom we dat niet weer zouden doen. De maatschappelijke opgaven zijn er groot genoeg voor: geletterdheid, democratische waarden, digitalisering, een leven lang ontwikkelen, eenzaamheid en sociale cohesie.... En vul maar aan. 

Van mij mag deze sector nu zelfverzekerd met zo'n plan komen. De overheid zet in op stevige verankering en verbetering! Als er ooit een moment was waarop de sector zou mogen opstaan en met een uitdagend plan mag komen waarin iedereen investeert, dan is het nu wel. Ik zou zeggen, aan de slag met elkaar en boter bij de vis!

4 opmerkingen:

Ximaar zei

Onze gemeente Langedijk had destijds geen openbare bieb, maar wel een gereformeerde in het gebouwtje achter de kerk. Of katholieken destijds zoiets hadden weet ik niet, maar waarschijnlijk wel. Tegenwoordig zie ik de bieb als voorloper van het internet, zoals ik de encyclopedie als voorloper van wikipedia zie. Ik lees nog steeds 1x per week de regiokrant in de Alkmaarse bieb. Die kan ik natuurlijk ook op het internet lezen. Er staat echter zo weinig regionaals in dat ik zo'n abonnementje de moeite niet waard vind. Daarnaast is het wel gezellig in de bieb.
Tegenwoordig zie ik binnen elke 100 meter wandelen een minibieb. Ook daar leen ik niets. Heb leesboeken altijd vermoeiend gevonden en beleefde er geen plezier aan. Met naslagwerken heb ik dat probleem totaal nooit gehad.

Mark Deckers zei

@Ximaar: Dank voor je toevoeging over Langedijk. Wat je daarover vertelt geldt voor veel gemeenten die na de oorlog een openbare bibliotheekvoorziening kregen. Zeker de Katholieken hadden een zeer uitgebreid netwerk van zogeheten Vincentiusbibliotheken. Ook de Volksbibliotheken van de maatschappij tot Nut van 't Algemeen had in de toptijd honderden vestigingen. Toch worden al die bibliotheken niet als 'echt' openbaar gezien. Vaak waren ze alleen bestemd voor een specifieke doelgroep zoals katholieken, gereformeerden of minderbedeelden. En tot slot: dank voor je openbaring voor een voorliefde voor naslagwerken. Karakter van Bordewijk gaat over een jongen die de hele encyclopedie systematisch doorleest. Als je dan nog wat wilt lezen, dan is dat misschien nog een leestip.

Anoniem zei

Verhelderend hoor, dank. Op naar hele ambitieuze plannen dan hè. In de hoop dat dromen een keer (deels) uitkomen.

Mark Deckers zei

@anoniem: ja, graag die ambities. En verder hard werken om de dromen uit te laten komen. Ga ik me maar weer voor inzetten!