zaterdag 15 februari 2020

De leescrisis en het luchtalarm dat PISA heet: ouders haal uw kinderen naar binnen!

Er was al veel over dat PISA-rapport gezegd. De Volkskrant heeft het over 'dramatisch slechter lezende jongeren'. NRC kopt: 'leesvaardigheid achteruit gegaan' en de Telegraaf heeft het over een 'Alarm om leesprestaties'. De berichten worden veel geretweet en gedeeld door vakcollega's in het bibliotheekwerk. Maar ik heb eens rondgevraagd onder hen wie het rapport echt gelezen had? Dat viel tegen.... Het aantal was te tellen op de vingers van één hand. En dan ook nog een hand van iemand die daar al weer vier vingers van kwijt was....

Het PISA-rapport wordt dus veel gedeeld maar bijzonder weinig gelezen. Wel ironisch voor een rapport dat ons vertelt dat we zo slecht lezen. Alle reden dus om er eens echt in te duiken en wellicht nog eens wat resultaten toe te lichten. Het rapport zelf lezen is natuurlijk ook een goed idee. Dat rapport vindt u hier.

Wat is het Pisa-rapport?
Het rapport zegt zelf:
"PISA staat voor Programme for International Student Assessment en is een grootschalig vergelijkend trendonderzoek naar de wijze waarop 15-jarige leerlingen worden voorbereid op het functioneren als mondige burger in de huidige kennismaatschappij. In PISA worden leerlingen getoetst in de mate waarin zij hun vaardigheden in lezen, wiskunde en natuurwetenschappen kunnen toepassen in dagelijkse situaties. Daarnaast wordt met vragenlijsten bij de leerlingen en hun schoolleiders informatie verzameld over de context waarbinnen leerlingen deze vaardigheden aangeboden krijgen en over hun welbevinden."
Het is dus een uitgebreid onderzoek in vele landen. Om precies te zijn: bij deze editie deden 77 landen mee en 500.000 leerlingen. In Nederland hebben 4.765 15-jarige leerlingen afkomstig van 156 scholen voor voortgezet onderwijs deelgenomen.

Het onderzoek is dus ook breder dan alleen leesvaardigheid  maar gaat ook over wis- en natuurkunde en een aantal aanpalende onderwerpen. Elke drie jaar is één van de drie thema's het hoofdthema en wordt dan ook verdiept uitgevraagd. In het rapport van 2019 is dat de leesvaardigheid.

Wie overigens de toelichting op het uitgevoerde onderzoek leest, ziet ook dat het onderzoek dat al sinds 2000 wordt uitgevoerd wel elke keer licht wijzigt en wordt aangepast. Het wordt aangepast in de wijze van toetsing, van papier naar digitaal bijvoorbeeld.  En het wordt ook aangepast aan de eisen van de tijd. Hoe je nu moet lezen is anders dan hoe je 20 jaar geleden moest lezen. De onderzoekers gaan er ook op in dat de verandering onderzoekswijze wellicht van invloed zou kunnen zijn op de uitslagen.

We zakken inderdaad flink
Hierboven zie je een grafiek die veel gebruikt is in de media. Hij laat zien hoe de leesvaardigheidsscore van Nederlandse kinderen is gedaald. Tot 2012 scoorde Nederland boven het gemiddelde van de EU15  - zeg maar de 15 rijkste EU-landen - en ver boven het gemiddelde van de OESO-landen. Hoewel ook bij de EU- en OESO-landen het gemiddelde terugloopt, daalt Nederland zo sterk dat het de daling van de EU15 en OESO inhaalt. Dat zegt wel iets.

Het PISA-rapport deelt lezers vervolgens in, in  zeven leesniveaus die ook gekoppeld zijn aan de gemiddelde score. Ik geef u hieronder even de beschrijving van niveau 0 tot en niveau 2.


Met een gemiddelde score in Nederland van 480 komen we in één keer verdacht snel in de onderste regionen terecht.

Het PISA-rapport stelt dat wie onder niveau 2 scoort - en kijk maar even wat je op niveau 2 moet kunnen - waarschijnlijk minder goed kan functioneren op school en in de maatschappij en risico loopt op laaggeletterdheid. Het rapport vergelijkt de score van Nederland met de OESO en de EU-15. Dat ziet er dan als volgt uit.


Een kwart van de Nederlandse jongeren zit in de wachtkamer van laaggeletterdheid
Het percentage 15-jarigen dat in Nederland in deze categorie zit is 24%! Een kwart van de 15-jarigen zit in de wachtkamer van laaggeletterdheid. En ook hier doen we het slechter dan de EU-15 en het OESO. Nu kun je zeggen: ach, drie procentpunt verschil, wat stelt dat voor? Het is echter zorgelijker dan dat. Kijk hieronder maar eens hoe het percentage met risico op laaggeletterdheid zich in de afgelopen jaren ontwikkelde.


De strijd tegen laaggeletterdheid is geen curatief maar een preventief probleem
In 2003 zat slechts 11% van de Nederlandse 15-jarigen in de risicogroep voor laaggeletterdheid. In 2018 was dat meer dan verdubbeld en met 13 procentpunt gestegen naar 24%. De EU-15 ging in die periode van 17%  naar 21%. Slechts een stijging van 4 procentpunt. In Nederland verliezen wij de strijd tegen laaggeletterdheid bij onze kinderen en niet bij de volwassenen. Met andere woorden: het probleem van laaggeletterdheid is niet zozeer een curatief als wel een preventief probleem.

En er ontstaat een nieuwe kloof in Nederland
Wie kijkt naar wie die strijd verliezen in Nederland moet kijken naar bijgaande tabel waarbij gekeken wordt naar leesprestaties afgezet naar de hoogte van opleidingsniveau van de ouders. En daar zien we namelijk iets opvallends.


In 2003 was  het verschil tussen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders 42 punten (het verschil tussen 537 en 495). In 2018 was dat 77 punten. Dat verschil is vooral opgelopen doordat kinderen van laagopgeleide ouders slechter zijn gaan presteren. Dit verschil zie je niet terug bij de verschillende onderwijsvormen. Die lijken ongeveer evenredig terug te lopen. Maar als je kijkt naar de achtergrond van de ouders, zie je wel een groot verschil. Het PISA-rapport doet er geen uitspraak over waarom dat zo is.  Toch durf ik daar wel een schot voor de boeg te doen. En dat heeft alles te maken met voorbeeldgedrag en leesmotivatie.

Nederlandse jongere is één van de slechtst gemotiveerde lezers





Bovenstaande grafiek is geen eenvoudige. De nullijn geeft aan wat de gemiddelde score van alle 77 landen is als het gaat om leesplezier. Zoals je ziet scoren zowel de OESO- als de EU15-landen beneden dat gemiddelde. Maar Nederland is wel ongeveer koploper als het gaat om gebrek aan leesplezier. Helaas heeft men deze tabel nou net niet uitgesplitst naar opleidingstype of opleidingsachtergrond van de ouders.

Mijn vermoeden is namelijk dat voorbeeld-leesgedrag door ouders in het geheel is teruggelopen maar dat dat het meest voelbaar is bij ouders met een laag opleidingsniveau. Bij bibliotheken zien we dat veellezers regelmatige lezers worden en dat regelmatige lezers - weinig tot geen lezers worden. Bij laagopgeleide ouders zul je vroeger meer regelmatige lezers hebben gehad dan veellezers. Dit in tegenstelling tot hoogopgeleide ouders. Daar zaten weer meer veellezers. In de loop der tijd is dat overal minder geworden. En ik vermoed dat er bij laagopgeleide ouders daarom nauwelijks meer voorbeeldgedrag aanwezig is als het gaat om lezen. En ik denk dat dit verklaart waarom de kloof groter wordt. Kinderen volgen het gedrag van hun ouders.

Hoe krijgen we gelijke kansen?
Nederland heeft inderdaad een probleem. De kloof tussen hoog en laag die op veel vlakken zichtbaar wordt, manifesteert zich ook bij lezen. En dat is een probleem omdat om goed deel te kunnen nemen aan de samenleving dat lezen essentieel is. Bij het aanvragen van toeslagen, het invullen van formulieren voor je werkgever of het regelen van je eigen huis of zorgverzekering.

En Nederlandse kinderen hebben hierin geen gelijke kansen. Kinderen met laagopgeleid ouders hebben een flinke achterstand en die achterstand wordt groter.

Hoe ga je dat keren? Dat is een verdraaid lastig probleem. Dat onderkent ook de Stichting Lezen in een zeer recent gepubliceerd rapport 'Lezen stimuleren via vrij lezen, boekgesprekken en app-berichten' In dat rapport hebben ze op verschillende manieren onderzocht hoe je lezen kunt stimuleren. Daar blijkt uit dat je fervente lezers makkelijk meer kunt laten lezen met vrij lezen. Maar wie lezen al niet leuk vindt - en dat zijn er nogal wat in Nederland - krijg je met vrij lezen niet zo makkelijk verder.

Christiaan Weijts hekelde in  een column in NRC de aanpak van Scoor een Boek om die reden. Zijn stelling: 'Lezen doe je als het een vanzelfsprekende aanwezigheid is in je omgeving. Niet als je het opgedrongen krijgt, met een charitatief geurtje.'  Hij kreeg kritiek van vakcollega's maar het onderschrijft de conclusies van de Stichting Lezen. Wat overigens niet wegneemt dat je vooral door moet gaan met Scoor een Boek.

Je moet verleiden tot leesroutines, stelt stichting Lezen. Dat kan door meer te praten over boeken, door makkelijkere vormen aan te bieden zoals het luisterboek en door het inzetten van rolmodellen en, jawel, nudges.

Gelijke kansen door een leesoffensief
In mijn vorige artikel over de trends in de mediatijd liet ik zien dat lezen nog steeds een belangrijke invulling is van onze vrije tijd en dat met name onder de jeugd de leestijd lijkt te stabiliseren. Deskundigen hebben het er zelfs over dat de bodem van de ontlezing is bereikt. Nou, met het PISA-rapport in de achterzak en het blijven stijgen van het aantal 15-jarigen dat in de wachtkamer van de laaggeletterdheid zit, ben ik daar niet zo zeker van.

Het is leescrisis en het luchtalarm heet PISA. Ouders: haal u kinderen naar binnen en laat ze lezen! We moeten naar een aanpak waarin we ouders stimuleren om zelf het goede voorbeeld te geven. Er is meer en intensieve leesbegeleiding nodig op scholen. We moet rolmodellen zoeken die kinderen laten zien dat lezen leuk is. En ten overvloede: natuurlijk op alle scholen een schoolbibliotheek en alle kinderen gratis lid van de bibliotheek.

Zijn we er dan? Nee, nog lang niet. Wie denkt dat bibliotheken groot en sterk genoeg zijn om dit zelf te doen, bedriegt zichzelf. Er is een hele intensieve samenwerking met het onderwijs nodig. Ja, nog veel intensiever dan we nu doen.

Laten we beginnen met € 100 miljoen.... per jaar
Waar praat je dan over?  Laten we beginnen met zo'n €100 miljoen per jaar extra voor bibliotheken - ja structureel en niet incidenteel. Je kunt er dan voor zorgen dat bibliotheken ook de laatste 50% van de scholen van een schoolbibliotheek kunnen voorzien. Daar heb je, is mijn ruwe schatting, zo'n 30 miljoen voor nodig per jaar. Daarnaast praat je over versteviging van de de bestaande schoolbibliotheken en hun aanpak. Meer leesconsulenten, meer programma's, meer boeken en meer rolmodellen. Zet zo'n € 70 miljoen daar op in.

Maar ook dan zijn we er nog niet. Er is voorbeeldgedrag nodig. Je moet een alliantie met ouders hebben die dit gedrag mee ondersteunen. Dat kan niet zonder het onderwijs schat ik zo in. En dat zullen grote programma's met veel media-aandacht moeten zijn.  Van 'dry january' naar 'read february'. Dat soort ideeën. Het CPNB, Taalhuizen, boekhandels en ja ook sportclubs, je hebt ze allemaal nodig.

Dus naast geld voor onderwijs en programma's is een flinke hoeveelheid media-andacht nodig. Naast die € 100 miljoen voor bibliotheken per jaar mag je dit bedrag wel verdubbelen of verdrievoudigen om tot een landelijke en massieve aanpak te komen.

Ja, dat gaat wel wat kosten. Maar wie begint over een bedrag onder de € 100 miljoen per jaar kun je niet serieus nemen. Die heeft de cijfers nog niet goed begrepen.

Een leescrisis en € 1.000.000.000 per maand over
We leven in een land met een leescrisis en waar het luchtalarm dat PISA heet al een tijdje loeit. En we leven in een land waarin per maand één miljard (€ 1.000.000.000,-) overhouden op de rijksbegroting. Die miljard wordt afgelost aan de staatsschuld en zelfs de meest verstokte liberalen beginnen hier nu van te zeggen dat zoveel overhouden geen goed idee meer is en dat we moeten investeren in ons land.

Zorg dat de wachtkamer van de laaggeletterdheid weer leegloopt! Een overheid die met deze rapportcijfers en met zoveel geld nu niet acteert, is geen knip voor de neus waard.

Aan de slag jongens en meisjes! Over twee jaar begint het volgende PISA-onderzoek...

8 opmerkingen:

HIR (Hanneke Idema-Rozemeijer) zei

Dank je Mark! Dit verleidt mij om het onderzoek ook echt te gaan lezen.

Mark Deckers zei

@Hanneke: zeker de moeite waard. Het opende mij enerzijds de ogen hoe lastig het is om iets over een heel land te zeggen en om dat zo meerdere keren achter elkaar uit te voeren. Anderzijds goed om meer tabellen en grafieken te zien die doorgaans de krant halen (als die het al halen).

Liliane Bouma zei

Super goed om.voor meer lezen te pleiten. Maar je richt volgens mij te veel op boeken. Boeken zijn vaak fictie en voor non fictie niet actueel. Ik merk veel kinderen die non fictie veel interessanter vinden en waar je een kans mist als je aangeeft dat allen fictie goed genoeg is om de juf tevreden te stellen. Voor nuttige leesvaardigheid gaat het juist over teksten als instructies en brieven van de gemeente. Zorg dat je ze veel laat lezen met teksten waar ook voor dat soort onderwerpen nuttige kennis in staat, zogenaamde rijke teksten. En werk ook met teksten van internet en uit kranten en tijdschriften. (Overigens vraag ik me af of de leerkrachten zelf voldoende algemene kennis hebben en zelf wel lezen). Dit alles staat ook in het advies van de taalunie. Maar ik zie dat docenten die zo van literatuur houden eenzijdig voor fictie pleiten.

Mark Deckers zei

@Liliane: nou, dan tref je met mij een goede: ik lees juist heel veel non-fictie. Naast overigens een mooi deel fictie. Zeker bij jongens zie je dat zij meer geïnteresseerd zijn in non-fictie dan meisjes. Wat overigens wel uit elk onderzoek blijkt is dat die leesmotivatie zo belangrijk is. Die motivatie komt er onder andere door dat je aansluit op waar een kind zelf mee bezig is. En dus breder dan alleen fictie inderdaad. Ik ken veel bibliothecarissen die juist daar heel goed in zijn en daar van grote waarde voor kunnen zijn. Dank voor je bijdrage!

kjd zei

Wat nou als we nu echt terecht zijn gekomen in de beeldcultuur? Wat nou als we over 30 jaar zeggen:"Dat papier met die letters was zeer succesvol tussen de middeleeuwen en het begin van de vorige eeuw? Wat nou als onze kinderen het vergaren van kennis en het communiceren via plaatjes, video's en korte tekstjes doen en blijven doen? Wat nou als die kinderen geen biologieboek lezen maar liever kijken naar een goed verhaal van Freek Vonk op Youtube? Wat nou als je op school een game kunt spelen waarin je merkt dat als je groepen mensen in een hoek wegzet en je met je arm schuin omhoog langs de kant van de weg gaat staan, er hele rare dingen kunnen gebeuren. Wat nou als de leraren geen vakidioten meer zijn maar kindervrienden die de kinderen begeleiden in het vinden en toepassen van de kennis?
Ik zie bij mijn dochter dat ze van 's-ochtends vroeg tot 's-avonds laat schrijft en leest. Dat ze daar heel bedreven in is en daar ook plezier aan beleeft. Dat ze daar samenwerkt met steeds andere groepen soortgenootjes.
Moeten we dan ook niet gaan kijken naar manieren om al die verhalen, denkbeelden en kennis beschikbaar te maken voor de wereld waarin die kinderen leven.
Ook al verafschuwen we die misschien wel.
Dat lijkt nu misschien een enorme klus maar misschien is die wel makkelijker en realistischer dan het spul weer aan het lezen krijgen. Als we geen nieuwe informatie op papier maken maar in de vorm en op de plek waar de kinderen nu eenmaal zijn dan slaan we misschien wel meerdere vliegen in één klap.

Mark Deckers zei

@kjd: Mooi betoog! Dank daarvoor! En ja, met heel veel waarheden. Dus ik onderschrijf het van harte. De vraag voor mij is wel of het een of/of-verhaal is (het ene hoef je niet meer te doen, je moet vooral het andere doen) of dat het een en/en-verhaal is. Tot nu toe ben ik geneigd om dat laatste te denken en onderzoeken over diep-lezen en concentratie lijken ook wel die kant op te wijzen. Wat de waarheid van je betoog overigens geenzins wegneemt. Dus dank!

kjd zei

Uiteraard is het "en/en". Maar de ene "en" krijgt wel heel veel meer aandacht dan de andere.
Groeten,
Kees-Jan

Mark Deckers zei

@Kees-Jan: alle 'ennnen' gelijk maar sommige 'ennen' zijn meer gelijk dan andere. Op dit punt heb je zeker gelijk. Ik zal zorgen dat ik ook weer aandacht op de andere 'en' ga leggen.