Moeten kinderen - en vooral jongens - nu vooral gaan buiten spelen of is dat allemaal onzin? Worden jongens slimmer van fikkie stoken? In mijn laatste blog voor mijn vakantie had ik het daarover. Jongens presteren minder in het onderwijs en volgens de SIRE-spot komt dat door gebrek aan kampvuurtjes. Hoezeer ik ook vind dat je in bomen moet klimmen en fikkie moet stoken: ik geloofde er niets van! Volgens mij ligt het aan iets heel anders. Met wat statistieken liet ik zien dat meisjes meer lezen dan jongens. Daar zit het verschil! Meisjes zijn gewoon betere lezers! Jongens lezen gewoon minder. En wie minder leest, is minder vaardig in taal. Wie minder vaardig is in taal, is slechter op school.
Niks naar buiten dus met die jongens. Naar binnen! En op een op een stoel een boek lezen. Dat had even goed de strekking van het SIRE-spotje kunnen zijn.
Bovenstaande prent Openbare Bibliotheek in Den Haag van begin jaren '20 van de vorige eeuw zijn had daarbij wel behulpzaam kunnen zijn. Toch zullen veel bibliothecarissen de wenkbrauwen nog wel even fronsen: 'is dit de manier om kinderen aan het lezen te krijgen?'
De verderfelijke straat
Toch is er wel wat meer over te zeggen. In de jaren '20 van de vorige eeuw wilden ouders vooral 'NIET' dat hun kinderen zomaar buiten gingen spelen. 'Buiten' was waar je opgroeide voor galg en rad en waar je in aanraking kwam met het verkeerde.
Lianne Verstrate die promotie-onderzoek deed naar het ontwikkelingsproces van speelruimte in de
Nederlandse stad vertelt hierover:
'Het ‘kwetsbare kind’ vormde voor burgers en elite tussen 1900 en 1920 en later voor ouders, scholen, buurtverenigingen en arbeidersbeweging om speeltuinen op te richten. Het kind moest beschermd worden tegen de verderfelijke invloed van de straat en de kans hebben zich gezond in de buitenlucht te ontwikkelen tot goede burger. Dit kon het beste gebeuren in een omheinde omgeving met toezicht: de speeltuinverenigingen boden die ruimte.'
De leerplicht werd ingevoerd en was juist steeds meer oog voor het feit dat je kinderen opleiding moest bieden om ze tot goede en stabiele volwassenen op te laten groeien. En de leeszalen? Die waren er vooral voor volwassen....
Jeugdleeszalen in de kinderschoenen
Bovenstaande plaatje komt uit het boek 'Geschiedenis der leeszaalbeweging in Nederland' van H.E. Greve. Het werd in 1933 uitgegeven ter ere van het 25-jarig bestaan van de Centrale Vereniging (zeg maar de voorloper van de VOB).
Ik citeer een paar paragrafen van Greve (p. 251-255):
'Hoewel dit instituut (de jeugdleeszaal MD) in ons land eerst omstreeks 1913-1914 aandacht begint te trekken - en b.v. Mej. A.C. Gebhard daarvan in haar op 2 mei 194 n de jaarvergadering der CV gehouden voordracht nog spreeks als van het "het nieuwtje waarop we zoo trotsch zijn", - deed dit jonge instituut toch reeds eenige jaren eerder zijn intrede in Nederland en wel te Amsterdam jaren vóór er een Amsterdamsche leeszaal bestond. Op 25 januari 1912 opende n.l. het Amsterdamsche Nutsdepartement in het oude Nutsgebouw het bekoorlijke zaaltje voor kinderen, die er jaren achtereen een schat van goede lektuur (vakboeken incluis) vonden. Er werden ook groote en kleine boekententoonstellingen gehouden, bibliotheekvoordrachten en boekbesprekingen: kortom het was een compleet groote-menschen-bedrijf in het klein en aanpassend aan de speciale behoeften en verlangens van kinderen.'
De eerste foto is van genoemde jeugdbibliotheek vermoed ik. De tweede van een Parbibliotheek in het Vondelpark dat ook door het Nut werd onderhouden (met dank aan Libririana)
Het bestuur van de Centrale Vereniging had nog wel bedenkingen in deze jaren.
'Aanvankelijk stond het CVbestuur tegenover deze jonge uitbotting der Leeszaal eenigszins afwijzend....Naast bedenkingen van financieelen aard bestonden er ook principieele. Men dient deze te bezien in verband met den, nog nauwelijks beëindigden, strijd tegen een oppositie, welke hare wapenen tegen de Leeszaal voor een deel leende uit den Schoolstrijd. Van leeszaalzijde had men gepareerd met de verwijzing naar het doel der Leeszaal: voor "volwassenen" lektuur te bieden. Het ministerieel voorschrift eperkte den werkkring tot personen boven 18 jaren en stelde de Leeszalen slechts voor jeugdige lezers tusschen het 15e en 18e jaren open op uitdrukkelijk verzoek van ouders of voogden.'De rijkssubsidieregeling liet niet toe de je een jeugdbibliotheek begon. Wie wat wilde organiseren moest dus op zoek naar alternatieve middelen zoals de inzet van het Nut. Ook was er dus nog een principiële strijd over of er überhaupt wel een leeszaal moest zijn, laat staan een speciale voor de jeugd.
Bibliotheek op school in 1916 in Sneek
Interessant is om even verderop in het boek al te zien hoe de samenwerking met het basisonderwijs werd gezocht en gevonden. Inclusief een bijzondere financiering!
'In overeenstemming met dit standpunt (het ging erover dat je bestaande subsidie niet moest aanwenden voor de jeugd, MD) is de in 1916 door de Leeszaal te Sneek in het leven geroepen "Centrale Jeugdbibliotheek". Deze ging uit van het beginsel dat de Leeszaal zich bij de jeugdlektuurvoorziening in haar taak had te beperken tot de keue der boeken en tot het meer tenchnische gedeelte der uitleening. De eigenlijke uitleening gebeurde bij deze organisatie in de scholen, door tusschenkomst van den klasseonderwijzer, die de boeken uit de "Centrale Jeugdbibliotheek" betrok. De kosten werden aldus gedragen door de gemeentelijke subsidies voor schoolbibliotheken ingevolge de Lageronderwijswet.'In Sneek werd de bibliotheek op school dus gewoon gefinancierd uit de onderwijsbegroting. Iets waar naar mijn mening nog steeds voor te pleiten is.
Jeugdbibliotheekwerk krijgt in het boek in 1933 vier pagina's van de 374 pagina's die het boek telt. Greve eindigt deze pagina's dan ook met:
'Wij zien dus allerlei werk in wording, dat een eigen Leeszaal-politiek ten opzichte van de kinder- en jeugdlektuur voorbereidt. Nog ontbreekt den Leeszalen de kracht om het kinderlektuurvraagstuk uit eigen gezichtspunt op te lossen. Maar de krachten zijn aanwezig.'Anno 2017
En hoe is dat honderd jaar later? De schoolvakanties zitter er overal weer op in Nederland. Honderden leesconsulenten zijn of gaan weer aan de slag. Ook dit schooljaar zullen er weer een flink aantal Bibliotheken op school worden geopend en vormt de jeugd de belangrijkste doelgroep voor de bibliotheek. Sla de monitor over 2016 - honderd jaar na Sneek - er nog maar eens op na. Die Greve had het wel goed gezien: 'maar de krachten zijn aanwezig'.
Ik wens heel veel kinderen - en zeker ook de jongens - heel veel leeskilometers in dit schooljaar. Ontdek de verhalen die bij je passen, vind de boeken die bij jou horen. Die leeskilometers komen dan vanzelf.
En om te eindigen met de Haagse leespromotie van honderd jaar geleden: Bind uw kind niet aan huis, bind het boek aan uw kind!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten