Zes feiten, twee anekdotes en vier observaties
Feit 1: de collecties zijn flink kleiner geworden
Genoeg gemijmerd. Hup, naar de feiten. En om maar met de deur in huis te vallen: inderdaad, de collecties zijn flink kleiner geworden., zoals u hierboven al zag. Daar is geen speld tussen te krijgen. In 1999 hadden bibliotheken gezamenlijk nog zo'n 43 miljoen boeken en andere media. In 2021 waren er daar nog zo'n 23 miljoen van over. Een teruggang met 19 miljoen exemplaren, 43% van de hele collectie is. Weg, foetsie, verdwenen. Probeer je een bibliotheek met 19 miljoen boeken voor te stellen. Dat is een heeeele grote bibliotheek. Dus ja, er is veel minder collectie.
Maar er is meer.
Feit 2: er wordt veel minder geleend (en gelezen)
Collecties van openbare bibliotheken zijn altijd gekoppeld aan het feit hoeveel gebruik er van wordt gemaakt. Het zijn in principe geen bewaarcollecties, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Als er meer gelezen wordt, heb je meer boeken nodig. Wordt er minder gelezen dan.... vooruit, dan heb je eigenlijk minder boeken nodig.
Werd er minder geleend en gelezen de afgelopen 20 jaar? Eh ja, nogal. In 1999 nog 158 miljoen uitleningen en in 2019, het laatste jaar voor Corona, nog zo'n 63 miljoen. Een teruggang van zo'n 95 miljoen uitleningen. Ook dat is veel. En meer zelfs dan teruggang in collecties. Want waar de collectie met 43% terugliep, liepen de uitleningen met 60% terug.
Conclusie is dan ook dat Nederland massaal wat anders is gaan doen dan boeken lezen. Zien we dat terug in bibliotheken? Ja, inderdaad. Ook in bibliotheken komen meer bezoekers en minder leners. De bezoekersaantallen stijgen terwijl de uitleencijfers dalen. Niet alleen de maatschappij is veranderd maar ook de bibliotheek is veranderd. Letterlijk en figuurlijk.
Feit 3: het rendement van een boek liep terug
Het rendement van een collectie wordt uitgedrukt in de uitleenfrequentie. Dat getal zegt hoe vaak een gemiddeld boek of ander medium is uitgeleend per jaar. In 1999 werd een boek nog gemiddeld 3,7 keer per jaar uitgeleend. Dat betekent dat een boek bij een uitleentermijn van drie weken zo'n 11 weken per jaar bij een lezer thuis is en 41 weken in de kast wacht op een nieuwe lezer.
In 2017 was deze uitleenfrequentie gezakt naar 2,6. Dat betekent dat een boek nog 8 weken per jaar bij een lezer en zo'n 44 weken in de kast staat. Het rendement per aangeschaft boek daalde dus met zo'n 28%. Met 60% minder uitleningen en 40% minder collectie hebben bibliotheken het dus gepresteerd om hun uitleenrendement maar 28% terug te laten lopen. De managers onder ons kunnen tevreden zijn, de boekenliefhebbers onder ons huilen om het bloedbad. Beiden met dezelfde feiten.
Feit 4: het aantal leden daalde een stuk minder
Als de uitlening met 60% daalt, zou je denken dat je ook wel veel leden kwijt raakt. Want dat lidmaatschap van de bibliotheek geeft toch vooral toegang tot de collectie. Nou, dat valt dan weer alleszins mee. Bibliotheekleden zijn behoorlijk trouw, ook als het lenen wat terugloopt, blijven ze lid en velen zullen ondertussen ook weer andere zaken dan uitlenen hebben ontdekt in de bibliotheek.
Feit 5: Het gezamenlijke netwerk vangt op wat lokaal niet is
Nu kun je denken: veel minder boeken dus dat zal wel een uitbreiding betekenen van het IBL. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die cijfers niet heel makkelijk scherp krijg. Deels komt dat door corona - wat de cijfers wat vertroebelt over de laatste jaren - deels doordat ik de cijfers over de jaren heen niet zo makkelijk te pakken krijg. Ik ben dus wat voorzichtig met de cijfers.
Over 2021 - een jaar met veel sluiting en beperkt gebruikt - zag het er als volgt uit.
In het gezamenlijke collectieplan zijn hiervoor normen afgesproken. Een bibliotheek moet het overgrote deel van de uitleningen uit eigen collectie kunnen afhandelen. In dit plan is dan ook de afspraak dat 95% van de boeken of andere media uit eigen collectie moet komen en dat 99,9% van de klantvraag binnen de provincie moet worden afgehandeld. Het netwerk schuurde in 2021 tegen die norm aan. In de regel haalt men dit dus. Maar het is wel zaak dit cijfer te volgen en met elkaar dan ook te acteren.
Eindconclusie van dit lijstje kille feiten over collecties is dus dat er minder lezers zijn en dat die lezers dus ook nog een minder lenen. Vanuit oogpunt van efficiënte inzet van publieke middelen heeft het management van bibliotheken prima en zelfs nog enigszins mild gehandeld. Op basis van de cijfers had je nog harder kunnen ingrijpen.
Ik zei al, het wordt dit keer rationeel. Want met je hart kun je daar heel iets heel anders bij voelen.
Anekdote 2: Hoe de CD verdween uit de bibliotheek
In 2013 ging ik aan de slag als kwartiermaker van het team Centraal Collectioneren in Gelderland. Achttien bibliotheekstichtingen, met 91 bibliotheekvestigingen, zouden voortaan gezamenlijk hun aanschaf doen. Het was een leuke tijd met veel pionierswerk. Eén van de zaken was om te weten wie nog welke soorten media wilde hebben. Wie had er bijvoorbeeld nog CD's? Wat bleek: van die 91 bibliotheekvestigingen hadden er nog maar twee een CD-collectie. En dat waren zeker niet de grootste bibliotheken: Ermelo en Wageningen. Daar schrok ik toen van. Ieder had voor zich afzonderlijk de beslissing genomen de CD's maar weg te doen. Met als gevolg dat Wageningen en Ermelo relatief veel aanvragen hiervoor kregen. Waar iedereen verantwoordelijk is voor de collectie, is dus uiteindelijk niemand verantwoordelijk.
Goed, weer genoeg gemijmerd. Gaan we nu nog eens kijken naar wat feiten rond de bibliothecaris.
Feit 6: Het aantal medewerkers 'op de vloer' daalde flink en werd breder ingezet
Na 2010 begon de bankencrisis door te werken in het gemeentefonds en werd er driftig bezuinigd op bibliotheken. Gevolg was een afname van het aantal medewerkers bij bibliotheek. Tussen 2010 en 2013 is een vijfde van het bibliotheekpersoneel verdwenen. Een op de vijf medewerkers weg! Er werden creatieve oplossingen gevonden om toch ruim open te zijn door inzet van zelfbediening en vrijwillige inzet van gastheren en gastvrouwen.