Posts tonen met het label josef cohen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label josef cohen. Alle posts tonen

zondag 20 februari 2022

Hoe een klein monument voor onze Joodse bibliotheekcollega's bijna klaar is....


'Hé Mark hoe gaat het met je boek?', is een vraag die me deze dagen veel wordt gesteld. Ik geef er met plezier antwoord op en ik vermoed dat de vragenstellers eigenlijk weten dat ze me met die vraag al dat plezier gunnen. En ook hier neem ik u graag mee naar hoe ik met velen op weg ben naar een lief en klein monument voor onze Joodse bibliotheekcollega's. En alvast een primeur: het boek komt uit op dinsdag 12 april! Door dit artikel heen zie je al wat plaatjes van hoe het boek eruit komt te zien.

Hoe zat het ook alweer?

Toen ik in 2019 mijn eerste boek afrondde over de oorlogsdagboeken van de Bibliotheek Deventer, stuitte ik op een aantal brieven in het archief van de CV,  de Centrale Vereniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken. Die CV is de voorloper van onze huidige branchevereniging de VOB. In die brieven werd in het najaar van 1940 al gerept over het ontslag van Joodse medewerkers. Toen ik dat voor het eerst zag, wreef ik toch even mijn ogen uit. Zag ik dat nou goed? Waren al zo snel na de Duitse bezetting de Joodse medewerkers ontslagen? De documenten logen natuurlijk niet. Hoewel de massadeportaties pas veel later op gang kwamen, had de bezetter inderdaad al veel vroeger de uitsluiting van Joden in onze samenleving in gang gezet. 

In oktober 1940 werd aan alle medewerkers van overheden gevraagd om een ariërverklaring in te vullen. Wie Joodse voorouders had werd op deze wijze geregistreerd door de bezetter. Ook bibliotheken vielen onder deze regeling omdat ook instellingen die grotendeels gefinancierd werden door de overheid verplicht waren dit door te voeren. 

Wat de bedoeling was van die registratie werd in oktober in een circulaire van Binnenlandse Zaken meegegeven: 

‘Er dient voor te worden gezorgd dat de Nederlandsche Bestuursorganen en de openbare publiekrechtelijke lichamen voortaan geen personen die geheel of gedeeltelijk van joodschen bloede zijn, in vasten of tijdelijken dienst zullen benoemen of aanstellen […]’.
 Het was dus helder: wie Jood was, werd ontslagen. En wie het formulier niet invulde werd ook ontslagen. En dat allemaal om één reden: ze waren Jood. Het telde niet of je wel de goede opleiding had, het telde niet hoe goed je was in je werk en het telde niet hoe lang je je al had ingezet. Ze waren Jood en ze gingen eruit. Dat ontslag dat kwam al eerder dan de algemene registratie van Joden, de volgde pas begin 1941.

Wie waren het?

Wie waren die Joodse collega's? Het ging om drie bibliotheekdirecteuren, zeven assistenten en één zaalwacht. Elf in totaal en er is zelfs een vermoeden van een twaalfde. Dat blijkt een dochter van één van de directeuren te zijn. Ik weet nog dat ik destijds het Leeszaaljaarboekje van 1940 er bij pakte. Daarin vind je alle bibliotheken en medewerkers uit dat jaar. In 1940 waren er 85 bibliotheekstichtingen die samen 547 medewerkers hadden. Eén op de vijftig medewerkers was dus Joods en is ontslagen, een kleine 2%. En ongeveer één op de tien stichtingen had er dus mee te maken. 

Ik liet de geschiedenis destijds een tijdje liggen, het vorige boek had best veel tijd gekost maar in het najaar van 2019 besloot ik toch te starten naar een speurtocht naar deze elf mensen. Wie waren ze, wat hadden ze meegemaakt en hadden ze de oorlog overleefd? WalburgPers bleek me ook nu weer als uitgever graag verder te helpen. En het idee voor een nieuw boek was geboren. Ik schreef er in mei 2021 en in oktober 2021 ook al over. 

Het werd een bijzondere speurtocht. Langs vele archieven, langs vele bibliotheken. Van sommige collega's was best veel bekend. Zoals bijvoorbeeld Josef Cohen, schrijver en bibliothecaris van de Groninger bibliotheek. Hij heeft een eigen Wikipedia-pagina en zijn leven is goed beschreven door de Groninger bibliothecaris Doeke Sijens. Maar van sommige assistenten was het nog best ingewikkeld om een goed beeld te vormen. En van sommigen heb ik ook na uitgebreid onderzoek geen foto kunnen vinden. Het is daar letterlijk niet gelukt om zo iemand een gezicht te geven.

Er volgde een magisch proces. Stukje voor stukje leg je archiefstukjes bij elkaar. Er gingen vakantieweken in zitten en in het najaar van 2021 schreef ik weekend aan weekend aan het boek. Rond elke persoon ontstond zo een klein web van mensen die help. En warempel: uit alle puzzelstukjes kwam telkens een mens te voorschijn. Eerst zag je contouren en met elke aanwijzing of archiefstuk, kreeg iemand meer kleur.  

En zo kwamen er verhalen van een assistente die met een barones onderdook, een bibliothecaris die verhalen vertelde in een werkkamp, een assistente die trouwde in Westerbork en een zaalwacht die zo dapper was om kostbaarheden van de synagoge te verstoppen. Van één van de assistenten vond ik nog gedichtjes die vlak na de oorlog geschreven waren. Mooie verhalen die kleur geven aan hun levens. Maar ook verdrietige verhalen, want vijf van de elf vinden de dood in vernietigingskampen. 


Een klein monument

Er werd geen verzet gepleegd door de bibliotheken toen deze collega's werden ontslagen. Besturen zagen zich gesteld voor de opgave of men op dit punt moest meebuigen met de bezetter of dat men de functie moest neerleggen. Bijna overal werd gekozen voor dat eerste: meebuigen om op die manier de bezetter geen mogelijkheid te geven in het bestuur te komen. Geruisloos werden de collega's uit de bibliotheek gezet.  Op sommige plekken werd er her en der nog klein verzet gepleegd bij de censuur op de bibliotheken door boeken die verwijderd en vernietigd moesten worden, toch achter te houden en 'onder te laten duiken'. Ook waren er bibliotheken die onderduikers aan lectuur hielpen en van één directeur is bekend dat deze ontslag nam omdat deze zich aan het eind van de oorlog het niet meer voor zichzelf kon verantwoorden aan te blijven.  Waarna deze bibliotheek overigens wel ten prooi viel aan de bezetter. Het toont aan hoe ingewikkeld de situatie was.

De ontslagen medewerkers kregen een vorm van wachtgeld, hoewel ook dat voor sommige kleine stichtingen teveel gevraagd was. In Steenwijk werd de directeur ontslagen en bleef daardoor alleen een assistent achter. De helft van het personeel was dus in één klap ontslagen. In Winterswijk gebeurde ongeveer hetzelfde alleen was het daar de assistent die ontslagen werd en bleef de directeur achter.


Boekpresentatie op 12 april in Hilversum

Het leed dat deze collega's overkwam kunnen we nooit meer goed kunnen maken. Met het boek probeer ik dan ook een klein monument te maken voor deze collega's. Zodat het een geschiedenis is die niet onder het stof kan verdwijnen. 

WalburgPers maakte van mijn verhaal en onderzoek een prachtig boek. De drukproef is inmiddels naar de uitgever en op 12 april zal in de bibliotheek van Hilversum het boek het licht zien. De negen bibliotheken die het betreft hebben beloofd erbij te zijn. Ook de Vereniging van Openbare Bibliotheken heeft aangegeven op die avond graag stil te willen staan bij haar rol in deze  geschiedenis. Van een enkele Joodse collega heb ik nog directe familieleden gevonden en ook zij hebben aangegeven dat zij proberen erbij te zijn. 

Het belooft een bijzondere avond te worden. Voor mij is het ook een avond waarop natuurlijk alles bij elkaar komt en alle verhalen eindelijk het licht mogen zien. Het boek zal vanaf dat moment ook overal te koop en te bestellen zijn. De verkoopprijs zal naar verwachting € 19,90 zijn. 

Wil je erbij zijn bij de boekpresentatie en een uitnodiging willen ontvangen voor deze avond, laat het mij dan weten. Via LinkedIn, kun je mijn contactgegevens vinden. Of laat een berichtje achter, onder dit blog.

zondag 24 oktober 2021

Geruisloos uit de bibliotheekgeschiedenis : het lot van de Joodse bibliotheekmedewerkers


 'Hé Mark, hoe gaat het met je boek"', wordt me met regelmaat gevraagd. Weet u het nog? In mei van dit jaar schreef ik dat ik al even bezig was met onderzoek naar de ontslagen Joodse bibliotheekmedewerkers. En de deadline van de uitgever begint te komen, dus de afgelopen maanden heb ik heel veel vrije tijd gestoken in dit onderzoek. Maar, met resultaat en er ontstaat een heus klein monument voor deze elf ontslagen Joodse bibliotheekmedewerkers. Ik neem u even mee naar wat ik zoal meemaakte. Waar ging het ook al weer over en wat weten we inmiddels?

Ontslagen medewerkers
In mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Na enkele dagen van weerstand en het bombardement op Rotterdam gaf  Nederland zich over. De bezetting was een feit. Hoewel de massadeportaties van Joden uit Nederland vooral in 1942 en 1943 plaatsvonden, startte de vervolging van Joden al veel eerder. In oktober 1940 werd de ariërverklaring gevraagd van alle ambtenaren en van alle instanties die gelieerd waren aan overheden, zoals bibliotheken. 


Wie drie of vier Joodse grootouders had, werd ontslagen. In totaal moesten zo'n 200.000 mensen die ariërverklaring invullen. Slechts enkele tientallen tekenden hier protest tegen aan. Zo'n 2.500 Joden werden op straat gezet. Daarvan werkten er elf bij negen verschillende Openbare Leeszalen. Alle negen werkten zonder direct protest mee aan het ontslag. Iedereen was bang voor de consequenties.

Eind november en begin december 1940 hoorden deze elf medewerkers via hun directeur of via de gemeente dat ze uit hun functie ontheven waren. Het formele ontslag volgde op 1 maart 1941.  Dat ze in november 1940 al uit hun functie werden gezet, kwam voor de meesten niet als schok. Wat ik uit onderzoek kan terughalen is dat de meeste Joodse medewerkers bij het invullen van de Ariërverklaring al door hadden dat hun werk gedaan was. In Leeuwarden, waar de directeur en de meest ervaren assistent werden ontslagen, had het bestuur op de achtergrond al bezien hoe tot een tijdelijke vervanging moest worden gekomen als het ontslag zou volgen.   

De lijst met elf namen
De lijst van deze elf Joodse collega's kwam ik op het spoor toen ik bezig was met met mijn vorige boek 'Alles behouden', het boek over de oorlogsdagboeken van de bibliotheek Deventer. In het Nationaal Archief vond ik een lijst met de elf namen. De Centrale Vereniging - zo heette de Verenging van Openbare Bibliotheken in die tijd - beijverde zich in die tijd voor de financiële consequenties die het ontslag van deze medewerkers had. 

Toch is het een onbekende geschiedenis. In de geschiedenisboeken over bibliotheekwerk worden vele pagina's volgeschreven over de censuur die in oorlog gepleegd werd maar het ontslag wordt vaak in een paar zinnen vermeld. En gezien het leed dat deze elf medewerkers is overkomen, is dat onterecht. 

Wel werd er een wachtgeldregeling getroffen voor de ontslagen medewerkers die inhield dat je de eerste vijf jaar na ontslag tussen de 60% en 70% van je inkomen zou houden. De eerste drie maanden was het nog iets meer en na vijf jaar en na tien jaar werd het nog iets verlaagd. Eigenlijk zou die wachtgeldregeling hun hele leven doorlopen. Een morbide gedachte als je weet dat de meeste Joden binnen twee jaar in concentratiekampen vermoord werden. 

Hoe liep het met ze af?


Vijf worden vermoord, zes overleven
Van de elf medewerkers komen er acht in de kampen terecht. Zes van de elf overleven de overleven de oorlog uiteindelijk. Dat is relatief veel als je weet dat van de 140.000 Joden in Nederland aan het begin van de oorlog ruim 70% is vermoord of anderszins oorlogsslachtoffer is.

Drie van de medewerkers die in kampen terecht komen, Fanny Simons, Hannie Wolff en Dora Belinfante hebben het geluk dat ze tot een speciale groep behoren, de zogeheten 'Barneveld-groep'. Het was een groep van ongeveer 600 Joden die via de heren Frederiks en Van Dam, beiden secretaris-generaal op een ministerie, een uitzondering had gekregen en nooit op transport zou gaan. Een belofte die de bezetter, net als vele beloften, schond en ze gingen uiteindelijk wel naar Theresienstadt. Maar Theresienstadt was geen vernietigingskamp en alle drie overleven ze dat kamp. Hannie Wolff heeft haar verhaal op tape en video laten vastleggen waardoor ze in meer dan tien uur uitlegt wat ze allemaal mee heeft gemaakt in de oorlog. In het Joods Historisch Museum heb ik uren naar haar kunnen luisteren. Over de bizarre reis van Barneveld naar Westerbork en van daar naar Theresienstadt. Ze maakte mee hoe in Theresienstadt nog overlevenden van Auschwitz binnen kwamen en hoe geschokt ze was van hun miserabele toestand. Als ze terugkijkt op de oorlog, zegt ze dat zich soms bijna schaamde dat zij het wel overleefd had. Maar wie haar verhaal straks zal lezen, zal zien dat het meerdere keren maar weinig had gescheeld of ze had het niet meer na kunnen vertellen. 

Een bijzonder verhaal is ook de onderduik van de assistent Henriëtte de Leve uit Leeuwarden. Zij duikt onder bij de groenteboer in haar eigen straat. Een verhaal waar nog meer over te zeggen zou moeten zijn maar waar ik samen met anderen tevergeefs naar nieuwe puzzelstukjes zocht. Of het verhaal van Celine Polak die in Amsterdam werkte maar die in Ruurlo in de Achterhoek onderdook. Van haar heb ik meer gevonden over haar onderduiksituatie en zelfs nog iemand gesproken die haar heeft meegemaakt in de onderduiksituatie. Of het verhaal van Salomon van der Meusen die verraden werd omdat hij waardevolle spullen van de synagoge uit handen van de bezetter probeerde te houden. 

Letterlijk uitgewist
In een aantal gevallen vind je nog familieleden, die je soms nog wat kunnen vertellen. Maar soms ben ik degene die de familie nog wat kan vertellen omdat het verhaal al is verdwenen. Het ging om een redelijk aantal vrijgezelle dames die geen nageslacht hadden. Wie dan naar familie zoek, komt dan uit bij de kinderen en kleinkinderen van broers of zussen van de bibliotheekmedewerker in kwestie.  Tja, en wat weet je dan nog van zus van je opa? 

Van een aantal bibliotheekmedewerkers is dus maar bijzonder weinig te vinden. Van vijf ontslagen bibliotheekmedewerkers heb ik bijvoorbeeld geen foto. Van één ga ik dat nog wel krijgen (daar is het nog een rechtenkwestie) maar van vier andere ben ik bang dat we zonder beeld eindigen. Het tekent hoe grondig de bezetter hun levens heeft uitgewist. 

Een klein monument: april 2022 komt het boek
Op dit moment rond ik de teksten van alle levens af. Daarna wordt het boek door de uitgever klaar gemaakt en kan het rond april, mooi voor de bevrijding, verschijnen. Het zal een mooi, ontroerend en liefdevol monument zijn voor het leed en onrecht dat hen is aangedaan eind 1940.Ontslagen als opmaat voor veel leed wat daarna nog volgde.  Met alle bibliotheken die het betreft heb ik contact en ik zou het mooi vinden als we er volgend jaar gezamenlijk wat aandacht aan zouden kunnen geven.  

Wat voor mij begon als een kleine speurtocht is volledig uit de hand gelopen zoals u ziet. Het werd een speurtocht waar heel veel mensen mij bij hielpen en waar puzzelstukje na puzzelstukje met elkaar bij elkaar werd gelegd. En het is bijzonder dankbaar werk om deze collega's weer een gezicht te geven en onder het stof van de bibliotheekgeschiedenis vandaan te halen. Want ze waren geruisloos uit de bibliotheekgeschiedenis verdwenen.

zondag 30 mei 2021

Weggegumd uit de bibliotheekgeschiedenis: het lot van elf Joodse bibliotheekmedewerkers


Eind 1940 werden in de Nederlandse bibliotheken elf Joden ontslagen. Of uit hun functie ontheven, zoals het netjes heette.  Wie waren ze en hoe verging het ze? Ik neem u mee in een zoektocht naar onze Joodse collega's die vaak geruisloos werden weggegumd uit de bibliotheekgeschiedenis.  En ik verklap u vast: ik ga er een boek van maken.

Ariërverklaring
In mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Na enkele dagen van weerstand en het bombardement op Rotterdam gaf  Nederland zich over. De bezetting was een feit. Hoewel de massadeportaties van Joden uit Nederland vooral in 1942 en 1943 plaatsvonden, startte de vervolging al veel eerder. In oktober 1940 werd de ariërverklaring gevraagd van alle ambtenaren en van alle instanties die gelieerd waren aan overheden, zoals bibliotheken. Wie drie of vier Joodse grootouders had, werd ontslagen. In totaal moesten zo'n 200.000 mensen die ariërverklaring invullen. Slechts enkele tientallen tekenden hier protest tegen aan. Zo'n 2.500 Joden werden op straat gezet. Daarvan werkten er elf bij een Openbare Leeszaal.

Een onbekende geschiedenis
De lijst van deze elf Joodse collega's kwam ik op het spoor toen ik bezig was met met mijn vorige boek 'Alles behouden', het boek over de oorlogsdagboeken van de bibliotheek Deventer. In het Nationaal Archief vond ik een lijst met de elf namen. De Centrale Vereniging - zo heette de Verenging van Openbare Bibliotheken in die tijd - beijverde zich in die tijd voor de financiële consequenties die het ontslag van deze medewerkers had. Nee, de Centrale Vereniging heeft, zoals bijna alle instellingen, geen verzet gepleegd tegen het ontslag.

Nu ik onderzoek doe hiernaar, merk ik dat het een onbekende geschiedenis is, zelfs voor de bibliotheken waar de Joodse collega's werkten. Op sommige plekken heeft het al wel eerder aandacht gehad. In Amsterdam heeft men Celine Polak een terechte plek gegeven in het boek 'Amsterdammers en hun bibliotheek' . Doeke Sijens van het Groninger Forum tekenden enkele decennia geleden al de geschiedenis van Josef Cohen op en in de bibliotheek in Steenwijk hangt een plaquette voor de omgekomen bibliotheekdirecteur Julia de Vries.  

Wie waren ze?
Want wie waren ze, die elf medewerkers? Er zaten drie directeuren bij: die van Groningen, Leeuwarden en Steenwijk. Josef Cohen, de directeur van de bibliotheek in Groningen, overleefde de oorlog dankzij een huwelijk met een niet-Joodse vrouw. Hij was overigens de broer van David Cohen, de voorzitter van de Joodse Raad. Jacques van Dijk van Leewarden en Julia de Vries van Steenwijk overleden allebei in Auschwitz.  

Julia de Vries trouwde overigens nog in Westerbork maar van haar leven resteert geen enkele foto. Er is één historische foto van de bibliotheek in Steenwijk waar een vrouw in de hoek van de leeszaal te zien is, en dan ook nog op de rug, waarvan wordt gezegd dat het Julia is. Sommige levens zijn letterlijk en figuurlijk volledig uitgewist.



De meesten waren assistent in de leeszaal. Dora Belinfante werkte bijvoorbeeld in de leeszaal in Zeist. Daar werd ze ontslagen waarna ze nog geruime tijd vrijwillig in het Vredespaleis in Den Haag werkte. In Den Haag woonde ook haar familie.  Haar broer Wim en haar jongere zus Ada vluchtten in mei 1940 naar Engeland door een reddingsboot te stelen uit de haven van Scheveningen. Dora is daar niet bij omdat ze op dat moment nog in Zeist werkt. Dora verblijft bijna drie jaar in kampen: van Westerbork naar Barneveld, van Barneveld naar Westerbork, van Westerbork naar Theresienstadt en vandaar naar Zwitserland en uiteindelijk terug naar Nederland. Het is een reis waarbij ze meerdere malen door het oog van de naald kruipt. Zo'n reis van jaren door Europa vind je terug op kaartjes van de cartotheek van de Joodse Raad en het Rode Kruis zoals je hierboven ziet.  Overigens werkte Dora daarna nog ruim 25 jaar en met veel plezier voor de Koninklijke Bibliotheek. 

Soortgelijke verhalen kan ik vertellen over Fanny Simons en Hannie Wollf uit Den Haag, Gonda Jacobs uit Hilversum, Jetje Meijler uit Winterswijk en Hendriëtte de Leve uit Leeuwarden.

De oudste medewerker en medewerker met het kleinste contract was Salomon van der Meusen, hij was 67 toen hij ontslagen werd uit de bibliotheek in Dordrecht. Hij was daar zaalwacht voor de zondag, een bijbaantje dat je nog op hoge leeftijd kon uitvoeren. Hij overleed in 1942 in Auschwitz.

Een boek als klein monument
Van de elf collega's overleden er vijf maar zes overleefden de oorlog. Dat is een opmerkelijk hoog aantal. Van de 140.000 Joden die in Nederland woonden zijn er namelijk ruim 100.000 vermoord. Toch hebben maar twee bibliotheekcollega's ondergedoken gezeten om aan hun lot te ontkomen: Celine Polak uit Amsterdam en Hendriëtte de Leve in Leeuwarden. Toch is er nog wel wat over te zeggen waarom relatief veel bibliotheekcollega's het overleven maar dat is een wat langere geschiedenis, die ik zeker in het boek uit de doeken zal doen.

Overigens werd lang niet iedereen weer met open armen ontvangen bij de oude werkgever. Vaak waren oude plekken al weer ingevuld en ontbrak het eigenlijk aan financiële middelen om ze weer aan te stellen. Men werd soms knarsetandend weer aangenomen. Er zijn ook uitzonderingen: in Den Haag hield Greve, de directeur van de bibliotheek, de plekken open, werden ze met bloemen onthaald en ging men over tot de orde van de dag. Over de ervaringen in de oorlog werd namelijk nauwelijks gepraat.

Het is vaak een pijnlijke geschiedenis met soms bijzondere lichtpuntjes. Naar mijn gevoel verdienen deze collega's dan ook een klein monument. Met een boek wil ik ze dat monument graag geven en ik wil ze graag weer een gezicht in de geschiedenis geven. Ondertussen ben ik met alle bibliotheken die het betreft in contact en proberen we samen de puzzel van elk van deze collega's te leggen. Zo ontdek je bijvoorbeeld dat één van de collega's nog bibliothecaresse in Westerbork was,  dat een ander Joodse collega te boek stond als verhalenverteller in het werkkamp waar hij zat en dat een volgende collega nog schaakles heeft gehad van Max Euwe of op een toneelvereniging zat.  

Het boek moet in het voorjaar van 2022 uitkomen bij WalburgPers. Ik hou u op de hoogte en ik hoop straks samen met jullie dit kleine monument te onthullen.