Posts tonen met het label dobo. Alle posts tonen
Posts tonen met het label dobo. Alle posts tonen

woensdag 6 september 2017

Komt er niet teveel ontspanningslectuur? : De samenwerking van Overijsselse Bibliotheken 1918-1924, Deel 3

Vandaag het derde deel over de geschiedenis van de Overijsselse samenwerking tussen 1918 en 1924. In het vorige artikel ging ik in op de Rijkssubsidievoorwaarden van 1921 voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken. In die regeling was ook een speciale paragraaf opgenomen voor plattelands-lectuur-voorziening. Vandaag ga ik verder met de subsidie-aanvraag  van de Bond van Openbare Leeszalen in Overijssel. De Bond is opgericht op 16 april 1920. De eerste overleggen vonden plaats vanaf oktober 1918.

Dat men in april 1920 daadwerkelijk een bond oprichtte betekende dat men zicht had op provinciale subisdie. In 1919 werd op landelijk niveau al gewerkt aan de nieuwe verordening voor 1921 en bij menige provincie werd gesproken om daarop aan te haken. Rijkssubsidie als vliegwiel. In mei 1920 stuurt men onderstaande aanvraag in.



Het is het allereerste subsidieverzoek aan de Provincie Overijssel om subsidie voor bibliotheekwerk. Het origineel beslaat drie handgeschreven pagina's en men vraagt in totaal fl. 16.000,- aan de Provincie. Het argument dat gebruikt wordt is dat het Rijk en een aantal gemeenten al zijn overgegaan tot financiering van bibliotheken maar dat het platteland nog ernstig achterblijft.

Met het bedrag wil de Bond van Openbare Bibliotheken en Leeszalen in Overijssel (BOLO) filialen en correspondentschappen oprichten. Ook in andere delen van Nederland gebeurt dat op dat moment.

Komt er niet teveel ontspanningslectuur?
Dit briefje zal het niet het origineel zijn dat is ingestuurd -het archief is verre van volledig op dit punt - maar is wel het afschrift dat bewaard is gebleven. De provincie Overijssel antwoordt met een bondig 'nee'. De brief van die afwijzing heb ik niet kunnen achterhalen.  Maar bijgaande krantenartikel uit de Povinciaale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 14 juli 1920 gaat wel over de behandeling van deze aanvraag.




Er waren dus nog wel wat bezwaren te noemen: de gemeenten moesten het naar betalen en kwam er niet teveel  ontspanningslectuur? Bij grootst mogelijke meerderheid ging men mee in het voorstel van de staten om niet te financieren. Kortom, iedereen was tegen.

De bond laat het er echter niet bij zitten. In juli stuurt men een hernieuwde aanvraag naar de provincie Overijssel. Men gaat in dat stuk - wat nu weer een prachtig drukwerkje is - in de op de geuite bezwaren. Mijn inschatting is dat er ook vervolgens flink gelobbyd is bij de verschillende partijen.


In die hernieuwde aanvraag wordt een argument gebruikt waar de politiek vaak gevoeliger voor is dan voor het inhoudelijke argument. Dat argument is: bij de buren gebeurt het ook. Er zit dan ook een aardige bijlage bij met een overzicht van gemeenten die in 1919 provinciale subsidie ontvingen.


De lijst is niet volledig. In een geschreven toelichting worden nog vele andere plaatsen genoemd. Het was dus heel gewoon in die tijd dat er geld werd gegeven aan grotere bibliotheken die vervolgens kleinere bibliotheken moesten gaan opzetten. Dat geld ging overigens niet direct naar de grotere bibliotheken. Daar waren die provinciale bonden voor opgezet zoals ik eerder al eens scheef.

Er volgt een hernieuwde discussie in de staten van Overijssel waar opnieuw de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 20 november 1920 verslag van doet.




Uit het verslag van de krant blijkt dat de Overijsselse Bond de Centrale Vereniging had gevraagd om mee te ondersteunen bij de aanvraag. Daarbij heeft men de provincie verleid met het landelijk geld dat in de nieuwe Rijkssubsidieverordening van 1921 werd benoemd. Dat geld durfde men niet zomaar te laten lopen. Uiteindelijk wordt voorgesteld om om voor drie jaar een cent per inwoner beschikbaar te stellen. Dat kwam neer op fl. 2.500,- per jaar. In de eerste aanvraag had men nog om fl. 16.000,- per jaar gevraagd. Maar de staten gingen er vanuit dat het rijk nog 2 cent per inwoner zou bijleggen.

De provincie stuurt pas op 8 februari 1921 de definitieve beschikking.



Weg landelijke subsidie?
Men kreeg dus fl. 2.500,-  provinciale subsidie, 1 cent per inwoner. In de verwachting dat er 2 cent per inwoner van het rijk bij zou komen. In totaal zou men dan de beschikking hebben over fl. 7.500,-. Nog altijd flink minder dan de fl. 16.000,- die men origineel vroeg.

In het gedenkboek dat H.E. Greve in 1933 schreef ter ere van het 25-jarig bestaan van de Centrale Vereniging (de voorganger van de VOB), meldt hij dat de de nieuwe regeling een meer dan positief effect had op de verschillende provincies. Veel bonden hadden succes. Op pagina 248 staat dit staatje.


Vijf provincies waren eerder klaar dan Overijssel. De late beschikking door de provincie Overijssel treft de Overijsselse bibliotheken hard. Her rijksgeld komt namelijk niet.

In de evaluatie van 1924 wordt daarover het volgende geschreven:


Met andere woorden: Overijssel was nét te laat. Anderen hadden al aangevraagd en zaten al in de regeling en Overijssel viel buiten de boot.

Hoe ging het financieel?

Die evaluatie van 1924 staat ook een jaarbegroting. Die zie je hieronder.


Dat is overigens ook één van de weinige financiële overzichten die ik zag. Want eerlijk gezegd: in het archief ben ik geen enkel jaarverslag of begroting tegen gekomen. Ook verslagen van vergaderingen ontbreken of zijn nooit gemaakt.

De kosten bestonden dus vooral uit vergoedingen voor de correspondenten (fl. 50 of fl. 75,- per jaar), transportkosten (ja, ook toen waren de provinciale organisaties daar al goed in) en een vergoeding aan de bibliotheek per lid. De contributie van fl. 1,50 werd dus afgedragen aan de bond maar de lokale bibliotheken kregen een vergoeding per lid van fl. 5,-.

Voor nu een mooie geschiedenis over hoe het ook in 1920 al knap ingewikkeld was om een structurele subsidierelatie te starten. Volgende keer meer over de correspondentschappen zelf en welk circus er om heen zat - ook toen al - om alles te verwantwoorden

Dit artikel maakt onderdeel uit van een vijfdelige reeks over de geschiedenis van de samenwerking tussen de Overijsselse bibliotheken tussen 1918 en 1924. 

De vijf delen zijn:
Deel 1: Hoe het begon in 1918
Deel 2: De rijkssubsidievoorwaarden 1921
Deel 3: Hoe de bond startte in 1920
Deel 4: De correspondentschappen 1920-1924
Deel 5: Verder zonder subsidie

vrijdag 11 december 2015

Wie goed keek zag een klein jongetje dat zich even Boudewijn Büch voelde... op zoek naar de geschiedenis van Overijsselse bibliotheken

Enige tijd geleden had ik het met een collega over de geschiedenis van de Overijsselse bibliotheken. En dan vooral over de hoe de samenwerking tussen bibliotheken gegroeid was. Nu loop al wat jaartjes mee in Overijssel en toch weet ik ook niet alles. Het bleek een speurtocht te worden die naast het goede antwoord me ook nog iets anders bracht. Benieuwd naar wat? Lees dan verder.

Waar is het archief?
Om na te zoeken waar ik het over had, wist ik dat ik het archief van de Overijsselse bibliotheken nodig had van midden jaren '90 van de vorige eeuw. Maar waar was dat archief? Door digitalisering en een recente fusie was dat even zoeken. Ik begon bij onze secretaresse. Zij werkt nog niet zo lang bij ons en verwees naar een secretaresse die al veel langer bij ons werkt. Zij wist mij te vertellen dat dat archief waarschijnlijk niet meer in Nijverdal zou staan maar in Arnhem. Een bezoek aan ons magazijn in Nijverdal bevestigde wat ze zei: 'Kijk, hier stonden ze'. Bij de fusie zijn ze dan naar onze vestiging in Arnhem gegaan.

Van Nijverdal naar Arnhem
Aan het eind van een vrijdagmiddag als ik toevallig in de buurt van Arnhem ben, ga ik daar naar ons archief. Ik vind inderdaad de archieven vanaf 2007. Alles van daarvoor ontbreekt. Waar kan het toch zijn?

Ik keer terug naar onze secretaresse en zij weet zich te herinneren dat er een document is met beschrijvingen van archiefdelen. En dan komt het goed antwoord boven water: het archief is over gegaan naar het Historisch Centrum Overijssel.

Van Arnhem naar Zwolle
Op een donderdagavond ga ik met de inventarisnummers naar het historisch centrum. Een  zeer behulpzame archiefmedewerker helpt me verder. Ik leer dat archieven beschreven worden in inventarissen en dat je die nummers weer nodig hebt om iets op te vragen uit het archief.

Dan leer je leuke dingen overigens: dat er het eerste directieoverleg was tussen bibliotheken in 1918. Want zover gaat het bibliotheekarchief op provinciaal niveau terug.

Maar wat blijkt: ons archief tussen 1988 en 2007 blijkt nog niet beschreven. Er staan nog 60 dozen waarvan we weten dat het over bibliotheken gaat, maar niet wat er in zit. Ik maak een paar dozen open en zie dat het voor die avond onbegonnen werk wordt. Het wordt zoeken naar een speld in een hooiberg. De medewerker beloofd een archivaris in te seinen dat ik op zoek ben.


De stukken in handen
Enige tijd later heb ik contact met de archivaris die me blij meldt dat de inventarisbeschrijving er is en dat ze heeft wat ik zoek: de archieven van de Overijsselse bibliotheken tussen 1993 en 1995. En dan begint een speurtocht die bijzonder boeiend is. Ik worstel me door een halve meter papier. Ik kom oude notulen tegen met collega's die allang met pensioen zijn. En heel soms iemand die nog gewoon op zijn stek zit al die tijd.

Ik zie hoe communicatie in die tijd ging; 'Wat werden er veel brieven geschreven in die tijd'. Het was de tijd dat de matrixprinter overging in de laserprinter. Soms kom ik nog een handgeschreven briefje tegen.

Wat verder opvalt is dat thema's die nu actueel zijn, toen ook actueel waren. In de jaren negentig was er bijvoorbeeld al een commissie voor de huisstijl. Of er was een materialenbank voor Volwasseneducatie en een leesgroep voor Turkse vrouwen. Het lijkt wel of de geschiedenis zich herhaalt.


Ik zie een brief van een directeur van een stadsbibliotheek die zich druk maakt over het beleid van de Overijsselse Bibliotheek Dienst. De brief wordt in afschrift ook naar de provincie gestuurd. Bonje dus. Niet veel later zit er in het archief een woordelijk uitgetypt verslag. Het is het verslag van het gesprek tussen de Overijsselse Bibliotheek Dienst en de stedelijke bibliotheken. Het was helder dat er een stevig meningsverschil was en tegelijkertijd zie je de directeuren in dat verslag gezamenlijk een oplossing verzinnen.

En tot slot zie je heel langzaam de digitalisering binnensluipen. In 1993 bepleit Jos Debeij (toen directeur in Deventer) hoe de catalogi aan elkaar gekoppeld moeten worden: de klant moet kunnen zien wat er overal is. Overigens waren er toen 7 bibliotheeksystemen bij openbare bibliotheken in Overijssel. Nu nog maar één.

Uiteindelijk vond ik wat ik zocht. Wat dat was, laat ik nog even in het midden. Dat is aardig voor een volgend verhaal.

Boudewijn Büch
Ik heb genoten van deze speurtocht. Op zoek zijn naar iets en tegelijkertijd veel meer vinden dan je dacht. Een ontdekkingsreis langs kilometer papier. Door informatie waar al tijden niemand meer geweest is. Volgens mij snapt u al wat er met mij gebeurde.

Ik begon ooit aan de bibliotheekacademie door mijn verwondering over wat er allemaal opgeslagen lag in bibliotheken en archieven. De TV-programma's van Boudewijn Büch maakten destijds op mij veel indruk. Het ging over de avonturen die nog verstopt lagen in al die documenten.

Wie goed keek bij het Historisch Centrum Overijssel,  zag dat er jongetje zat die zich even Boudewijn Büch voelde en klein avontuur beleefde met de stukken van toen.