De afgelopen weken is er veel te doen over het leenrecht in bibliotheken. De stichting Leenrecht publiceerde voor het 25-jarig jubileum een marktverkenning met een infographic over de veranderde omstandigheden bij bibliotheken.
Rian Visser schreef een ingezonden brief met de prikkelende titel 'Houd de boekendief' aan de NRC en Ted van Lieshout schreef een stuk op zijn blog. Wie de stukken wil lezen: begin bij Ted van Lieshout, lees dan Rian Visser, dan de marktverkenning en kijk dan naar de infographic.
Het is een discussie met flink wat ruis en waar feiten en beweringen door elkaar lopen. De kans bestaat dat (kinderboeken)auteurs en bibliotheken elkaar hierover in de haren vliegen. Volgens mij is dat niet nodig en is dat ook niet wat ons verder gaat brengen. Hoog tijd om feiten en beweringen maar eens uit elkaar te trekken.
Ik neem u mee langs drie feiten, twee beweringen en één oplossingsrichting.
Feit 1: Auteurs en bibliotheken hebben een gezamenlijk belang
Bibliotheken en auteurs werken samen met uitgevers, ouders en onderwijs aan een zo goed mogelijk leesklimaat. Kinderen op jonge leeftijd goed en met plezier laten lezen is iets waar heel Nederland profijt van heeft. We werken samen aan de kinderboekenweek, de boekenweek, Nederland Leest en allerlei andere vormen van leesbevordering. 2016 is potdorie zelfs uitgeroepen tot Jaar van het Boek! Kortom, dit is wel het slechtste jaar om met elkaar ruzie te maken.
Bibliotheken besteden jaarlijks zo'n 60 miljoen euro aan de inkoop van media en hierbij is inbegrepen de afdracht van leenrecht voor uitleningen die in bibliotheken plaatsvinden. Dat leenrecht is gekoppeld aan het aantal uitleningen: meer uitleningen is meer leenrecht, minder uitleningen is minder leenrecht. Allemaal wettelijk en legaal.
Tot zover geen vuiltje aan de lucht en staan we schouder aan schouder.
Feit 2: Er wordt fors minder uitgeleend
Een feit dat - lijkt me - niemand kan ontkennen is dat er flink minder wordt uitgeleend en dat dat al een flinke tijd aan de gang is. Kijk maar eens naar de grafiek bovenaan. In 2014 was het aantal uitleningen in bibliotheken een slordige 80 miljoen minder dan in 1999. Gehalveerd dus. Voor jeugdboeken valt dat iets mee, die blijven in 2014 op 59% steken van het niveau van 1999, een verlies van 41%.
Die 50% die overgebleven is, is diverser dan in 1999. Muziek eiste begin 2000 een steeds groter deel op en vanaf 2005 wordt het aandeel van DVD steeds groter. De uitleningen die over zijn en dus ook de afdracht aan leenrecht, worden dus verdeeld over meer typen media. Kijk maar eens naar bovenstaand staatje dat komt uit het boek 'Het kwartje van Nuis' (p.55).
Wie echter kijkt naar het verband tussen de gedaalde uitleningen en de ontwikkeling van het leenrecht, zal roepen dat dit geen gelijke tred heeft gehouden. De afdracht aan Leenrecht zit ruim 40% boven het verval van de uitleningen. Maar voordat u roept dat het leenrecht wel minder kan, wil ik daar wel een verklaring voor geven. Ik heb een vermoeden - let op: dit is dus geen feit - dat dit heeft te maken met een trendmatige verhoging van het leenrecht (vergelijk het met de verhoging van uw salaris in die periode).
Feit 3: Auteurs ontvingen in de afgelopen periode minder leenrechtgelden
Minder uitleningen, betekent minder leenrecht. Zo is het wettelijk geregeld. Maar er is meer aan de hand. In de marktverkenning van de Stichting Leenrecht geven auteurs aan hoe hun inkomsten uit leenrecht snel minder zijn geworden. Daarbij wordt telkens een vergelijking gemaakt tussen 2009 en 2014. Slim geframed, want daar zit een opmerkelijke daling.In 2012 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan dat verlengingen niet gezien hoefden te worden als een nieuwe uitlening en dat daarover dus geen afdracht nodig was. De eerdere uitspraak was al gedaan in 2010 en dus werd de uitspraak met terugwerkende kracht ingevoerd. In bibliotheken zijn 10% tot 20% van de uitleencijfers een verlenging.
Het wegvallen van de vergoedingen voor verlengingen samen met het verval van uitleningen in deze periode (ca. -25%), verklaart het totaal van die sterke daling.
Na deze feiten wordt het schimmig. Ik ga in op twee beweringen die worden gedaan of suggesties die worden gewekt.
Bewering 1: De afname van leenrecht ligt aan de Bibliotheek op school en bibliotheken proberen met opzet leenrecht te ontduiken
Rian Visser schrijft in haar artikel in NRC:
"Helaas sluiten steeds meer gemeenten, gedwongen door bezuinigingen, hun bibliotheekfilialen en brengen de collecties in scholen onder. Leerlingen mogen de boeken vaak ook mee naar huis nemen en zo delen de scholen gratis boeken uit. Maar ze doen dit bijna allemaal zonder de makers te betalen. Educatieve instellingen, zoals basisscholen, middelbare scholen en universiteiten, zijn namelijk vrijgesteld van het betalen van uitleenvergoeding. Vroeger was dit een relatief kleine schadepost voor de makers, maar op het ogenblik zijn al 2.500 basisscholen aangesloten bij de Bibliotheek op school, die samen rond de twintig miljoen boeken uitlenen."20 miljoen uitleningen op scholen! Eerst roepen die bibliotheken dat ze veel minder uitlenen en dan blijkt dat ze die stiekem onder de toonbank doorschuiven bij scholen! Dat riekt naar een georganiseerd complot waarbij bibliotheken hebben geprobeerd Leenrecht buiten spel te zetten. Maar is het waar? En waar is dit op gebaseerd? Rian was zo aardig om mij te wijzen op hoe ze aan dit aantal komt. Het komt uit dit stukje uit de marktverkenning van de Stichting Leenrecht.
Nou, die rekensom - herstel, grove schatting - durf ik wel in twijfel te trekken.Wie namelijk kijkt in de voorbeeldrapportage van de Monitor de Bibliotheek op school van 2014 (p. 9), ziet dat daarin staat dat er in totaal door 1.001 scholen gezamenlijk 1.781.190 uitleningen zijn gedaan. Een kleine 1,8 miljoen uitleningen dus. Dat staat nog ver af van die 20 miljoen.
Verder geeft Rian zelf al aan dat uitlenen op school een uitzondering is op het leenrecht en dat men in deze omgeving is vrijgesteld van de afdracht. Op de website van de Bibliotheek op school staat hierover een keurig document. Kenmerk is of uitleningen wel of niet onder verantwoordelijkheid van de openbare bibliotheek plaats vinden. Met andere woorden: wat bibliotheken op scholen doen mag van de wet. Ted van Lieshout hekelt in zijn stuk dan ook niet de bibliotheek maar de wetgever. Ted volgt daar de juiste weg: wie het niet eens is met deze regel moet niet boos worden op de school of bibliotheek die dit doet, maar moet zich melden bij de wetgever.
Dat dit voor Rian Visser, Ted van Lieshout en vele andere auteurs wringt, kan ik me voorstellen. Zeker als we weten dat het aantal scholen nog flink zal groeien en er steeds vaker op deze manier jeugdboeken zullen worden uitgeleend. De wetgever die aan de ene kant de vrijstelling in het leenrecht geeft, is dezelfde overheid die met Tel mee met Taal de schoolbibliotheken stimuleert.
Maar tot slot: Ik ken geen bibliotheek die willens en wetens op deze manier onder het leenrecht uit probeert te komen. Bibliotheken investeren stevig in het onderwijs, zetten hier meer budget en personeel voor in met maar één reden: investeren in leesklimaat!
Bewering 2: Nieuwe initiatieven zorgen voor dalende uitleningen
Dan gaan we nog eens even door naar de infographic van de Stichting Leenrecht (hierboven) die ook veel is gedeeld op sociale media. De infographic gaat in op de sterk veranderde marktomstandigheden voor leenrecht. In de plaatjes - waar trouwens bizar weinig feiten in staan - staat in het paarse vak onderaan: 'deze verschuivingen leiden tot minder registratie van uitleningen'.
De genoemde ontwikkelingen zijn: digitaal lenen, de Bibliotheek op school en mini-biebs. Allemaal ontwikkelingen die - qua impact - pas spelen in de afgelopen drie tot vijf jaar.
Laten we ze eens langslopen. 1) Ebooks: een paar miljoen legale digitale uitleningen per jaar. Betalen bibliotheken netjes een vergoeding voor en we strijden samen tegen piraterij. 2) de Bibliotheek op school: hebben we het net over gehad, meest officiële cijfer is 1,8 miljoen uitleningen en 3) Mini-biebs: dit zijn geen bibliotheken, hier worden boeken weggegeven en dat is niet strafbaar. Aantallen bij deze laatste zijn onbekend, maar het gaat om kleine initiatieven (ze heten niet voor niets mini-biebs).
In deze hele infographic wordt op geen enkele manier gemeld dat bibliotheken de afgelopen 20 jaar al elk jaar al minder uitleenden. Wat hierdoor gebeurt, is dat in de beeldvorming de daling van uitleningen en daarmee de daling van het leenrecht wordt gekoppeld aan digitaal lenen, de Bibliotheek op school en Mini-biebs. Leenrecht suggereert dat er massaal substitutie plaatsvindt van uitlenen in de bibliotheek naar nieuwe vormen. Is dat juist?
Van deze initiatieven is nog nooit bewezen dat ze leiden tot minder uitlenen in de bibliotheek. Een voorbeeld: de bibliotheken hebben een ebookcampagne met de Vakantiebieb. Ik heb nog nooit een van bibliotheek gehoord dat deze daardoor minder uitleent in de zomervakantie. Verder: in Overijssel lenen we meer jeugdboeken uit in bibliotheken de afgelopen jaren. Is dat ondanks of juist dankzij de forse uitrol van de Bibliotheek op school? En tot slot: zijn gebruikers van de mini-biebs voormalige bibliothekenleden die nu niet meer lenen? Wie het weet mag het zeggen. De gesuggereerde vormen van substitutie en verdringing zijn nog nooit bewezen. En ik zie soms zelfs het omgekeerde effect.
Door hier niet de grote daling van uitleningen te noemen ontstaat het beeld dat de kleinere ontwikkelingen zorgen voor die grote daling. Dat is slim gepresenteerd, maar wel minder dan de halve waarheid.
Zijn bibliotheken boekendieven? Onwaar...
Terug naar het begin: zijn bibliotheken boekendieven? Nee, bibliotheken zijn geen boekendieven. Men administreert waar nodig en men geeft het op aan de Stichting Leenrecht. Ook rond piraterij met ebooks trekken we volgens mij heel constructief op: we betalen een vergoeding voor ebooks die we gebruiken, ook al zouden we daar graag een wettelijke basis voor hebben in het leenrecht.
Oplossingsrichting
Tja, hoe nu verder? Ruzie maken lijkt me volstrekt niet effectief. Laten we eens terug gaan naar het gezamenlijk belang: auteurs en bibliotheken willen beide dat er een goed leesklimaat is, thuis en op school. Een leesklimaat waar ook de rechten goed geregeld zijn en piraterij wordt tegengegaan. Eens?
Okee, dan gaan we verder. Bibliotheken investeren op dit moment flink in dit leesklimaat. Dat er één partij is die moeite heeft met hoe dit gaat is wel een signaal om op te pakken. Want aan een verziekt klimaat hebben we niks. Eens?
Okee, dan gaan we verder. Alle partijen willen graag dat kinderen met plezier goed leren lezen. Boeken horen daarbij. Ebooks ook. Door de crisis is de omvang van de culturele koek een stuk kleiner geworden. Iedereen moet men minder geld toe. Dat geldt voor bibliotheken, dat geldt voor scholen, dat geldt voor auteurs, dat geldt voor de overheid. Gaan we ons daardoor van ons gezamenlijke belang af laten brengen? Dat zou heel slecht zijn.
Ik zie dat er discussie is over de Bibliotheek op school bij kinderboekenauteurs, ik zie dat er ongenoegen is bij bibliotheken over het feit dat ebooks nog niet onder een wettelijke regeling voor leenrecht vallen. Ik zou zeggen dat er met een goed gesprek wat te winnen is voor beide partijen. Voor auteurs een gemoderniseerde regeling rond scholen (hoe die er ook uit moet zien) en voor bibliotheken een hernieuwde regeling rond ebooks (hoe die er ook uit moet zien). En gezamenlijk kun je investeren in makkelijke toegang tot zowel fysieke en digitale boeken zodat piraterij niet nodig is. De wetgever, het ministerie dus, is hierbij onontbeerlijk.
Ik kan mij niet voorstellen dat we daar niet uitkomen, want ik ken alleen maar vriendelijke kinderboekenauteurs, aardige bibliotheekmensen en behulpzame ambtenaren op het ministerie. Eens?
Aan de slag dan.
Laat kinderen lezen, word geen dief van hun toekomst!
Bibliotheken zijn geen boekendieven en auteurs zijn geen graaiers. Laten we samen zorgen dat de kinderen, die we zo graag willen laten lezen, niet leiden onder deze kwestie! Laat het de uitrol van Bibliotheek op school niet belemmeren. Want als onze kinderen minder gaan lezen, dan zijn we pas echt dieven. Dieven van de toekomst van onze kinderen.
En dat, wil niemand.