Op vrijdag 25 oktober werd de de consultatie voor de wijziging van de bibliotheekwet gestart. Op donderdag nog bezuinigingen op de cultuursector werden aangekondigd. Het kan verkeren. Wat betekenen de wijzigingen op de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen? Ik neem u mee aan de hand van vijf vragen. Waarom moet de wet gewijzigd worden en wat betekenen de wijzigingen op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau? Om tot slot te eindigen met een discrepantie maar toch ook met optimisme. Leest u me
Voordat ik echter begin aan die wetststeksten, laat ik hierboven zien hoeveel er dit najaar speelt voor bibliotheken. Het laat zien hoe de bibliotheeksector op dit moment stap voor stap de puzzel legt tot versterking van deze mooie instellingen. Van extra geld in de septembercirculaire, naar een nieuw convenant en nu de wetswijziging. Ik kom er aan het eind nog op terug.
Door naar de vijf vragen die u kunt hebben bij deze wetswijziging.
Vraag 1: Waarom moet de wet gewijzigd worden?
De huidige bibliotheekwet ging in per 2015. Toen werd de wet ingevoerd om ervoor te zorgen dat het bibliotheekwerk een wettelijk kader zou krijgen waarbij een goede taakverdeling tussen overheidslagen zou komen. Belangrijk was destijds ook dat de vijf functies van de bibliotheek (artikel 5 van de wet) werden geborgd wat de bredere maatschappelijke rol van bibliotheken bevestigde.
Al bij de invoering in 2015 werd opgemerkt dat het jammer was dat er geen zorgplicht was. De wet bevorderde dat gemeenten en provincies zich inzetten voor bibliotheekwerk maar legde geen verplichting op. Bij de evaluatie van de wet in 2020 kwam dit opnieuw aan de orde. Het aantal bibliotheekvestigingen bleek terug te lopen en in zestien gemeenten was geen of geen volwaardige bibliotheekvoorziening. . In het regeerakkoord van het laatste kabinet Rutte in december 2021 werd een eerste aanzet gegeven tot de zorgplicht. Het leidde in juli 2022 tot een aanscherping en een echt zorgplicht door een motie van Mohandis (PvdA), Werner (CDA) en Westerveld (Groen Links) waarin zij opriepen zorg te dragen voor een bibliotheek in elke gemeente. 130 Kamerleden stemden voor deze motie.
In 2023 ging het nog om elf gemeenten (van de 342) die geen of geen volwaardige bibliotheek hebben. Vier van deze gemeenten (Albrandswaard, Noord-Beveland, Oostzaan, Veere) hebben wel een zelfbedieningspunt of halte van de bibliobus. Lopik heeft geen openbare bibliotheek, maar wel een commerciële. Alphen-Chaam, Blaricum, Roerdalen, Rozendaal en Uitgeest hebben afgesproken dat inwoners gebruik mogen maken van de bibliotheek van een buurgemeente. De gemeente Mook en Middelaar heeft geen volwaardige bibliotheek en ook niet een van de genoemde alternatieven.
Deze gemeenten worden met de wet dus gedwongen tot actie. Maar voor alle gemeenten geldt de plicht. En hoe ver strekt die? En omdat het Rijk iets afdwingt bij alle gemeenten, moeten alle gemeenten in Nederland hiervoor financieel naar redelijkheid gecompenseerd worden. Daarover zo meer.
Want dat brengt ons dus automatisch bij vraag twee.
Vraag 2: Wat verandert er voor gemeenten?
De gemeenten en de zorgplicht voor bibliotheekwerk krijgen een nieuw artikel in de wet. Artikel 6a. Dat artikel ziet er nu als volgt uit.
Er moet dus minimaal één bibliotheekvestiging zijn in elke gemeente met een collectie en professioneel personeel. De memorie van toelichting geeft hier nog de volgende toelichting op:
'Dit wetsvoorstel beoogt een solide en structurele basis te leggen voor de aanwezigheid van een openbare bibliotheek in alle gemeenten en de drie openbare lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba. Het betreft uitdrukkelijk een ondergrens. In iedere gemeente en openbaar lichaam moet ten minste één volwaardige bibliotheekvestiging aanwezig zijn, die beschikt over een fysieke collectie en die ten minste een bepaald aantal uren per week professioneel bemand geopend is. Deze minimumnorm wordt bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) nader uitgewerkt. Het voornemen is om het minimumaantal openingsuren vast te stellen op 15 uur.'
Er komen dus nog nadere regels voor in een zogeheten AMvB en... is dus uitdrukkelijk een ondergrens. Het normenkader van VOB en VNG zal hier straks op aansluiten met een richtlijn voor het aantal vestigingen per gemeente.
De gemeente moet samen met de bibliotheek een meerjarenplan opstellen. Ook daar geeft de memorie van toelichting een korte inkijk bij. Daar staat het volgende:
'Van gemeenten en de openbare lichamen wordt verwacht dat zij na overleg met de lokale bibliotheek in een meerjarenplan beschrijven op welke manier zij, rekening houdend met de lokale situatie, invulling geven aan de zorgplicht. De zorgplicht geeft de ruimte in het bibliotheekbeleid rekening te houden met lokale behoeften en mogelijkheden. Het plan onderbouwt de lokale keuzen in het bibliotheekbeleid in relatie tot onderwerpen als de omvang, de dichtheid en samenstelling van de bevolking, de lokale maatschappelijke opgaven en de positie van de bibliotheek te midden van andere sociaal-culturele voorzieningen en het onderwijs.'
Ik wil niet veel zeggen, maar op basis van deze omschrijving kun je al best een plan opstellen zou ik zeggen. Maar OCW komt nog met een AMvB en VNG zal op dit punt nog met een handreiking komen, heb ik begrepen.
Financieel wisten we natuurlijk al dat er een decentralisatieuitkering zou komen voor 2025 en 2026. Daarin zat een basisbedrag van € 2,95 per inwoner met een minimum van € 100.000,- per gemeente. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit bedrag per 2027 overgaat naar het gemeentefonds. Dan met een bedrag van € 2,90 per inwoner en de garantie dat het bedrag nooit lager zal zijn dan € 100.000,- per gemeente. Ook voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland komt een structureel bedrag beschikbaar.
Vraag 3: Wat betekent het voor provincies?
De provincies hadden al een artikel in de wet. Dat was artikel 16 met de provinciale ondersteuningstaken. En dat artikel gaat flink op de schop. De nieuwe tekst wordt namelijk deze.
Vraag 4: Wat verandert er op landelijk niveau?
Niet alleen voor de lokale of provinciale laag zit er iets in de wet. Ook voor de Koninklijke Bibliotheek zitten er een aantal wijzigingen in. En die zitten vooral op het gebied van de landelijke digitale bibliotheek en de landelijke digitale infrastructuur. In artikel 9 van de wet wordt nu nog geregeld dat de Koninklijke Bibliotheek de landelijke digitale bibliotheek als taak heeft. Maar daar wordt nu aan toegevoegd 'en het in stand houden van de landelijke digitale infrastructuur, in afstemming met de andere deelnemers van het netwerk'. De opdracht is dus verbreed van landelijke digitale bibliotheek naar landelijke digitale infrastructuur en daarbij geldt dus dat dit nadrukkelijk in afstemming gaat met de bibliotheken en de POI's . Die afstemming met de sector komt ook nog een keer terug als het gaat om het beheerplan voor de digitale bibliotheek en de infrastructuur. Het zijn zinvolle aanvullingen bij wat er nu speelt in de sector rond digitale infrastructuur.
Vraag 5: Hoe gaat dit verder?
Wat nu voorligt is de consultatie van de wet. Dat betekent dat iedereen kan en mag reageren. En dat zullen velen ook nog wel doen. Dat kunnen overkoepelende partijen zijn zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zijn maar evenzeer afzonderlijk gemeenten, provincies of bibliotheken. En ja, ook individuele burgers mogen ook reageren. Alle opmerkingen worden gezien, gehoord en gewogen. Reageren kan nog tot 20 december van dit jaar.
Ondertussen vraagt een ministerie dan nog aan verschillende instituten nog raad en advies. En daarna kan het aangeboden worden aan de Tweede Kamer. Als je door je oogharen heen kijkt dan mag je hopen dat je ergens net voor de zomervakantie 2025 dit naar de Kamer hebt. En dan is het een beetje afhankelijk hoe snel het behandeld wordt. En dan moet het door naar de Eerste Kamer. Wie dat uittelt ziet dat we dan nog steeds op een invoeringsdatum van de wet zitten tussen 1 januari 2026 en 1 juli 2026. De routekaart die ik eerder presenteerde en je hierboven ziet, is dus nog steeds actueel.
Knagende vragen en één discrepantie die echt aandacht vraagt
Het spel is op de wagen. Nu de consultatie is begonnen weten we ook zeker dat dit proces echt doorgang gaat vinden. Dit is een rijdende trein die niet meer gaat stoppen.
Valt er dan niks op te merken over die wet? O jawel hoor. Je kunt wat vinden van de 15 uur open en één vestiging. Maar realiseer je dan wel dat er nu niets in de wet staat. Zelfs geen verplichting. Daar zou het concept normenkader van VNG en VOB wat in kunnen betekenen. Maar dat kader ligt nog wel open en moet de komende tijd een keer vastgesteld moeten worden zodat deze meegenomen kan worden bij plannen die gemeenten willen gaan maken.
En hoewel in de tekst best wat koppelingen zitten naar samenwerking met het onderwijs, zit dat er nu nog niet heel sterk in. Ik vermoed dat dat nog wacht op de behandeling van het KWINK-rapport over duurzame verankering van de Bibliotheek op school. Dat rapport wacht inmiddels al meer dan een jaar op behandeling. En ja, daar zit ook nog een haakje naar structurele financiering met middelen uit het Masterplan Basisvaardigheden.
En met het recente kabinetsbeleid om de specifieke uitkeringen af te schaffen en integraal met korting over te hevelen naar de gemeente, hadden we misschien toch iets moeten zeggen over Informatiepunten Digitale Overheid? Maar goed, pas net bekend en het zit ook weer bij een ander ministerie.
Overigens vermoed ik dat de VOB zoals altijd deze en andere punten nog wel zal adresseren bij het bestuur en politiek. Die zien het altijd nog beter dan ik.
Maar bovenstaande punten brengen mij tenslotte wel bij het grootste knagende gevoel: en dat is de discrepantie die zit tussen de investeringen die het Rijk nu doet in bibliotheekwerk en de zwakke financiële positie van veel gemeenten. Een extra bedrag aan gemeenten komt daardoor niet zo maar aan op de plek waar die eigenlijk voor bedoeld is: bibliotheekwerk! Daar zitten nog teveel gemeenteambtenaren en politici tussen die met een gat in de begroting toch de verleiding niet kunnen weerstaan om er met grijpgrage vingers aan te zitten. Daar zou de Kamer best iets over mogen opmerken of nog wat over meegeven in de uitvoering. Tom Poes verzin een list, is hier de vraag.
De wetswijziging is een stevige bouwsteen in het netwerk van bibliotheken
Maar toch, alles bij elkaar denk ik dat de bibliotheeksector zijn handen dicht mag knijpen en zijn zegeningen kan tellen. Met deze aanstaande wetswijziging is opnieuw een stevige bouwsteen gelegd in het netwerk van bibliotheken. En daar tel ik Caribisch Nederland met deze wijziging ook nadrukkelijk bij. Het is een bouwsteen waarmee voorwaarden worden gecreëerd waarmee een stelsel als geheel van waarde kan zijn voor inwoners van een gemeente, een provincie en een land.
Wie de tijdlijn volgt die we hebben afgelegd kan niet anders dan constateren dat de sector als geheel veel winst heeft geboekt door eendrachtig samen met overheden en politiek op te trekken. Succes kent vele vaders en moeders: ambtenaren bij OCW, staatssecretarissen, VOB-, KB- en SPN-collega's, Tweede Kamerleden en bibliotheekdirecteuren. Wie kijkt naar het financiële tij waar we op afkoersen en wie ziet wat er nu al gebeurt, kan niet anders dan de conclusie trekken dan dat bibliotheken een bijzonder sterke koers hebben gekozen.
Kom maar door met die wetswijziging!
En zullen we dan nu vast afspreken dat we bij de volgende wetswijzingen meenemen dat elke bibliotheek een IDO is, alle scholen ondersteund worden en dat het gratis lidmaatschap van 18 naar 27 jaar gaat?
Hop, aan de slag!