woensdag 27 januari 2016

Crowdfunding in 1917


Crowdfunding: u dacht dat het een modewoord was? Niets blijkt minder waar. Bovenstaande brief is een brief aan alle ingezetenen van de gemeente Almelo. Ik kwam het tegen toen ik bezig was met de opdracht voor scenario's voor de Bibliotheek Almelo. Rond 1916 werd de bibliotheek opgericht - volgens mij een 100-jarig bestaan dit jaar - en in 1917 werden ook daadwerkelijk activiteiten ondernomen om te starten.

Eén van de initiatiefnemers was de heer H. Salomonson, een industrieel die eigenaar was van de Ten Cate textielfabrieken (thans bekend van het kunstgras). Er werd een openbaar bestuur gevormd met geledingen uit verschillende delen van de samenleving. Er zat een pastoor en een dominee in het bestuur. De potentiële bestuursleden voor een openbare bibliotheek werden gevraagd om bij elkaar te komen voor 'een geheime bespreking'.  De pastoor echter weigerde: 'hij nam nooit deel aan geheime besprekingen'. Maar toen duidelijk werd wat de bedoeling werd, schoof ook de pastoor aan...

Crowdfunding
Nu er een bestuur was en  het pand was geregeld werd ook de bevolking gevraagd om een bijdrage. En die kon tweeledig zijn. Op de eerste plaats werd gevraagd: Wat is een bibliotheek u waard? Bijdragen vanaf 50 cent waren welkom. En het bedrag zou verdubbeld worden door de gemeente.  En verder werd gevraagd  'Uwe boekenkast nog een na te zien. Er staan wellicht exemplaren in die door U niet meer gelezen worden en dus renteloos staan'. Prachtige zin!  En dan volgt een pleidooi op het gemoed dat de 'mensch' toch de plicht heeft dit geestelijk voedsel door te geven.

Verder zit er ook een oproep in aan de leesbibliotheken met een 'propagandistisch' karakter om aan te sluiten bij de Openbare Leeszaal.

Begroting van 1925
De actie van de bibliotheek slaagt. De bevolking draagt massaal bij en de exploitatie komt op poten. Kijk maar eens naar de exploitatie van 1925.

Ook zo'n exploitatieoverzicht is toch wel aardig om te zien. De totale begroting is ongeveer fl. 15.000,-. De helft daarvan komt van subsidie van gemeente en van het rijk. De overige inkomsten zijn gebruikersinkomsten (en jawel, ook al boetes...).

Aan de uitgaven kant zien we dat dat tweederde van de kosten worden gevormd door personeel. Dat wat dus toen ook al de grootste post. Ongeveer 20% bestaat uit kosten voor boekaanschaf. 

Zowel personeel als collectievorming zitten anno 2016 nog steeds zo in de begroting. Met andere woorden: begrotingen van bibliotheken zijn al bijna 100 jaar hetzelfde. Ik ben benieuwd hoe dat over honderd jaar is.... 

De platen die ik hier gebruik komen uit een geschiedenisboekje over de Bibliotheek Almelo dat uitkwam ter ere van het 80- of 90-jarig bestaan. De gegevens ontbeer ik even maar ik zal hier nog een link plaatsen naar dat boekje.  

dinsdag 26 januari 2016

God lof! De oorlog is voorbij. Laten we gauw weer gaan vergaderen!


Na de managementinformatie uit de jaren '20 vond ik in de archieven nog een briefje van net na de Tweede Wereldoorlog.  Het briefje opent met:
'Nu de oorlogsjaren voorbij zijn en daarmede de verdrukking, die ook de Leeszalen ondervonden, God lof! voorbij is, is het weer mogelijk, dank zij het herstel der treinverbinding om als vrije Leeszaalmensen elkaar te ontmoeten.' 
Het briefje roept op om niet alleen de besturen bij elkaar te laten komen maar al het personeel van de bibliotheken. Dit omdat men gezamenlijk de bibliotheek in Deventer zou gaan bekijken. Die stond toen onder leiding van mejuffrouw Timmenga. Een naam die vele ouderen in het bibliotheekwerk nog zullen kennen omdat Deventer later een opleidingsbibliotheek zou worden.

Het aardige is hoe zo'n  klein briefje zoveel informatie over die tijd geeft. Men was gewoon elkaar te treintijden te geven bijvoorbeeld. In meerdere brieven kwam ik dit tegen. En oja, die gezamenlijke broodmaaltijd: wel zelf meenemen.  Maar ook het feit dat degene die uit Steenwijk moet komen na zes uur 's avonds niet meer op tijd thuis kan komen met het openbaar vervoer. De directeur in Steenwijk was op dat moment mejuffrouw Glas en zij mocht blijven slapen bij mejuffrouw Timmenga, .

Gebruik van bibliotheken in de Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog was geen makkelijke tijd voor openbare bibliotheken. Personeel dat Joods was, moest uit dienst en werd weggevoerd, gebouwen raakten beschadigd door oorlogsgeweld en uiteraard was nergens geld voor.

Wel vond ik in de archieven wel gebruikscijfers uit 1941 en 1945. Hieronder zie je de bezoekerscijfers en de uitleencijfers uit 1941 en 1945. En die laten wel wat opvallends zien.

Het aantal bezoekers in 1941 bedraagt 146.000. In 1945 zijn dat er nog maar ruim 69.000. Een halvering van de bezoekers dus. Met name de openbare bibliotheken in Almelo, Enschede, Hengelo en Zwolle zien hun bezoekers heel hard teruglopen. Deventer, Kampen en Steenwijk blijven redelijk op peil.

Bij de uitleencijfers zien we echter iets heel anders.
Daar zien we dat het aantal uitleningen stijgt in 1941 van 463.000 naar 860.000 in 1945. Veel minder bezoekers maar veel meer uitleningen. Tegenwoordig zien we eerder de omgekeerde trend. Naar de reden hoe dit zit, kan ik echter slechts gissen: waren ze minder open en mochten mensen meer meenemen? Veranderde men van karakter van Leeszaal (waar je de boeken ter plekke moest lezen) naar Bibliotheek (waar je ze mocht houden)? Wie het weet mag het zeggen.

Nederland weer opbouwen
De blijdschap over de beëindiging van de oorlog is - ook vier maanden na de bevrijding - nog helemaal voelbaar. Ook het elan om weer aan de slag te gaan is zichtaar: 'laten we met z'n allen in Deventer gaan kijken'. Nederland herrees uit de as en bibliotheken zagen daar voor zichzelf een belangrijke taak. Het is dan ook niet raar dat in 1948 twee provinciale stichtingen het licht zien: de Centrale PlattelandsBibliotheek West-Overijssel (CPB) en Katholieke Centrale Vereniging voor Lectuurvoorziening in Oost-Overijssel (KCVL).

Er moesten bibliotheken komen, niet alleen in de steden, ook in alle dorpen! De rest is geschiedenis.

donderdag 21 januari 2016

In Almelo is altijd wat te doen...


Soms kom je onverwacht met je werk in de krant. Deze week verscheen bijgaande artikel in de  Tubantia (wie het artikel in hogere kwaliteit wil hebben kan het  hier downloaden).  Het aangehaalde onderzoek was  namelijk één van mijn klussen in het afgelopen jaar. Een bijzondere klus omdat wij niet vaak in opdracht van een gemeente werken. Dit omdat je makkelijk in de spagaat komt tussen bibliotheek en gemeente. Laat ik zeggen dat er goede redenen waren voor zowel de bibliotheek als voor ons om het zo te doen: er stond een concurrent op de gang die het ook graag zou doen. De goede verstaander heeft aan een half woord genoeg denk ik.

De gemeente had een eerdere bezuinigingsronde met de bibliotheek uitgevoerd en stond bij aanvang van de opdracht voor een hernieuwde bezuinigingsopgave binnen het Almelose cultuurcluster. De gemeente wilde binnen dat kader weten welke toekomstscenario's er dan zouden zijn met de bibliotheek.

Samen met het beleidsteam van de bibliotheek, mijn toenmalige collega Jacqueline Roelofs en financiële man Edwin van Gemert is uitgebreid gekeken naar ambities en welke bouwstenen er voor de toekomst nodig zouden zijn. Bouwstenen die heel vaak in de kern al aanwezig waren in de bibliotheek maar die in de komende tijd veel meer ruimte mogen krijgen. De toekomstige bibliotheek is dichterbij dan we denken.

En dat terwijl de 'klassieke bibliotheek' echt nog niet aan zijn eind is maar voor die benodigde ruimte wel slimmer georganiseerd moet worden. Met andere woorden: gezamenlijk bouwen aan een transitiemodel.

Klinkt dat bekend? Dat dacht ik.

Met die bouwstenen zijn verschillende scenario's te maken die met de gemeente besproken zijn. Ondertussen is op veel plaatsen lobby gekomen om de cultuursector buiten een volgende bezuinigingsronde te houden. En met succes! De bezuinigingen gingen van de baan.

Die lobby in combinatie met het transitiemodel, geeft zicht op een verdere invulling van de maatschappelijke en educatieve functie voor de bibliotheek.  Een mooi verhaal dus van directeur Gert-Jan Sweep.

Wat begon als spagaat eindigt met een klein vreugdesprongetje. En zoals een collega tegen me zei: 'kun je nu toch ook mooi de spagaat'.

Het hele artikel lezen? Klik hier.

dinsdag 19 januari 2016

De managementinformatie van de Overijsselse bibliotheken in 1924


In de vorige blog schreef ik hoe de samenwerking begon in Overijssel. Met vaak kersverse bibliotheken die net uit de startblokken kwamen. En dan gelijk elkaar opzoeken om samen te werken! Toch een mooi beeld. En wat doen ze in ongeveer 1924? Ze maken hun eerste eigen benchmark om te zien hoe een ieder presteert! Dat is dus ook van alle tijden.

Bovenin vind je gegevens over inwonertal, ledental, uitleningen en boekenbezit. In het tweede staatje worden al heuse kengetallen gebruikt. Het eerste staatje geeft daar bijvoorbeeld aan welke percentage van de inwoners lid is. Dat schommelt tussen de 2,5%  (Enschede) en 7,5% (Steenwijk). De leden leenden tussen de 20 en 30 boeken per jaar, geeft het tweede staatje aan.

Correspondentschappen



De provinciale subsidie was deels ook bedoeld om correspondentschappen te starten. Veel informatie over hoe dat werkte heb ik (nog) niet gevonden. Maar als je de documenten ziet dan doet het vermoeden dat er een soort wisselcollecties, reizende collecties of een soort IBL moet zijn ingezet.

Bovenstaande document uit 1928 gaf aan welke bibliotheek, welk correspondentschap ondersteunde.  Maar gezien de aantallen zullen dat geen 'volwaardige' bibliotheken zijn geweest.

Van 1924 naar 1941




Dit document geeft de jaarstatistieken van 1941. De Tweede Wereldoorlog is inmiddels begonnen. Maar wie de cijfers van deze bibliotheken vergelijkt met die hierboven staan ziet dat tussen 1924 en 1941 grofweg het bibliotheekgebruik verdubbelde.

Van alle cijfers die ik vond heb ik ook maar een Excelsheetje gemaakt. Wie geïnteresseerd is voor zijn eigen bibliotheek kan het bij me opvragen. Maar op basis van de twee documenten die je hier ziet zou je onderstaande kunnen laten zien over uitleningen.
In 1924 hebben de Overijsselse bibliotheken gezamenlijk 274.885 uitleningen. In 1941 zijn dat er 463.600.  In 2014 hadden de Overijsselse bibliotheken gezamenlijk 11.400.000 uitleningen. Dat is ruim 20 keer zoveel als in 1941.

Tja, dan zeggen we wel dat onze uitleningen wat dalen. Maar vanuit dit perspectief zie je dat Overijsselse bibliotheken ook op hun klassieke uitleentaak nog een hele grote basis hebben.

donderdag 14 januari 2016

11 oktober 1918: de eerste samenwerking tussen bibliotheken in Overijssel


Bovenstaande brief is 98 jaar oud en komt uit het archief van het Historisch Centrum Overijssel. En daarmee is het de eerste brief waarmee bibliotheken in Overijssel gingen samenwerken. Op 11 oktober 1918 stuurt de secretaris van de Bibliotheek Zwolle een brief aan de bibliotheken in Almelo en  Deventer. Beiden waren net geopend. Het was de tijd net na de Eerste Wereldoorlog. De illusies over een betere wereld waren wel verdwenen. Dit was reden waarom de overheid na de Eerste Wereldoorlog extra investeerde in cultuur: om de moraal weer op te vijzelen.

Bijgaande stukje geschiedenis kwam ik op het spoor door het proefschrift van Marijke Borghgraef-Bakker uit 2010 'De plattelandsbibliotheek in Overijssel 1948-1988'. Daarin gaat ze ook kort in op de aanloop naar de ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog.

Zij schrijft hierover:
Door deze ontwikkelingen aangemoedigd, kwamen in de provincie Overijssel in december 1918 vertegenwoordigers van de Openbare Leeszalen van de steden Zwolle, Deventer en Almelo bij elkaar om te bezien of het wenselijk en mogelijk zou zijn in Overijssel een provinciale vereniging op te richten. Het overleg resulteerde in de oprichting van de Bond van Openbare Bibliotheken en Leeszalen in Overijssel (BOLO) op 16 april 1920. Het doel van de bond was de belangenbehartiging van de aangesloten openbare leeszalen en bibliotheken, en eveneens van de inwoners van de provincie Overijssel in die plaatsen waar nog geen openbare leeszalen of bibliotheken gevestigd waren. Een van de eerste activiteiten was het aanvragen van provinciale subsidie voor het opzetten van correspondentschappen voor de plattelandslectuurvoorziening in Overijssel. In december 1920 kende Provinciale Staten van Overijssel een subsidie toe voor een periode van drie jaar, ingaande 1921. Borghgraef, p. 25


We hebben alleen een paar dames en heeren nodig voor de statuten...
De brief die hierboven staat is ook wel een pareltje. De Bibliotheek Zwolle neemt het voortouw om te zorgen dat er een Provinciale Vereniging komt voor Overijsselse Bibliotheken. De secretaris uit Zwolle informeert of de secretaris uit Deventer ook in deze commissie wil zitten. Het geeft wel een mooi tijdsbeeld van die startende bibliotheken. Want het is helder dat de secretaris uit Deventer  waarschijnlijk vragen heeft gesteld over de aanstelling van personeel en of er richtlijnen, handboeken of instructies ware voor al dat nieuwe werk. Ook het besmuikte 'nee, wij hebben geen bibliothecaris maar een directrice' zal menigeen doen grijnzen.  Maar daarna komt de secretaris uit  Zwolle maar daarna toch terzake.

Dan volgen de prachtige zinnen:
Het spreekt vanzelf dat deze comm.(issie) slechts een geheel voorloopig is. Wij hebben nu alleen een paar dames en heeren nodig,om hun namen in de Statuten te vermelden...
Dat u het maar even weet.  Men had toen niet kunnen bevroeden dat de samenwerking na bijna een eeuw dus nog steeds actueel zou zijn.



De oprichting van de BOLO
Op 16 april 1920 vindt dan de definitieve oprichting plaats van de Bond van Openbare Bibliotheken en Leeszalen in Overijssel. De bond kende statuten en een reglement.

Het doel en middelen van de bond werden als volgt omschreven:


Hoewel deze tekst niet helemaal scherp is, kun je eruit halen dat men zich wilde inzetten voor zowel onderlinge samenwerking als voor het opzetten van bibliotheken. Dit kon zijn door echt een bibliotheek te openen of door correspondentschappen te starten. Bij laatste moet men denken aan  een soort reizende collectie en bestelmogelijkheid. Je ziet hier dus alle het eerste interbibliothecaire leenverkeer ontstaan. Maar doel was vooral nog: het uitbreiden van de voorzieningen op het platteland

De aangevraagde provinciale subsidie werd eind 1920 door de Provincie Overijssel toegekend voor een periode van drie jaar.

In een volgend blogje zal ik eens ingaan op hoe de bibliotheken uitbreidden en hoe hun managementinformatie eruit zag in die tijd.

dinsdag 12 januari 2016

Van Swelmen: ‘De kans dat bibliothecarissen ebooks gaan aanprijzen is net zo groot als dat Shell u adviseert om te gaan fietsen!’


De immer erudiete directeur van  de bibliotheek in het pittoreske stadje Oppendam laat ook nu zijn licht weer schijnen over belangrijke bijzaken. Ditmaal de landelijke ebookcampagne!

Ebooks en bibliotheken, het blijft toch allemaal broddelwerk!  Want laten we wel wezen: welke weldenkende bibliothecaris in een fysieke vestiging gaat nu zijn klanten naar het internet sturen voor een ebook? Die bibliothecaris stoot zichzelf toch het brood uit de mond?  Daar gaat je mooie fysieke collectie die je zo zorgvuldig had opgebouwd. Nee, de kans dat bibliothecarissen ebooks gaan aanprijzen is even groot als dat Shell u adviseert om te gaan fietsen.  Geef hem of haar eens ongelijk!

De landelijke ebookcampagne die er nu aan komt gaat er vanuit dat bibliothecarissen staan te trappelen om ook mee te doen. Dat is natuurlijk een misser van de eerste orde! Het wordt dus niks met die ebooks als  we het niet over een andere boeg gaan gooien.

En jawel,  daarbij bent u bij mij natuurlijk aan het juiste adres. Want als er één stad is in Nederland is die bekend staat om altijd alles over een andere boeg  te gooien dan is het toch Oppendam!  Waren wij niet de eerste met een internetsite  die net zo ruim open was als onze eigen bibliotheek? Waren wij niet de eerste die de bibliotheekloterij invoerden bij de bezuinigingen?  En waren wij niet de eerste die met speciale spreekkoren voor laageletterden kwamen?  Dat bedoel ik!

Ik kan u nu vast melden: 2016 wordt het jaar van de ebooks!  In 2016 zal in Oppendam het jaar zijn dat de uitleningen van ebooks  het gewone aantal uitleningen ver voorbij ging! Sterker nog: wij gaan voor 100% ebooks. Ha! Daar staat u dan een beetje sip met uw schamele 3% ebook-uitleen.
Ons geheim? Ach, het is zo simpel: gewoon je leden goed opvoeden! Hoe? Warempel, moeten we dan alles uitleggen? Vooruit, we zijn de beroerdste  niet. Het is eigenlijk heel simpel: vanaf  15 januari doen we gewoon de toko dicht! Gesloten! Fermé! Geschlossen!  En wat hangt er op onze deur? Een simpel klein briefje: ‘Onze boeken vindt u voortaan op internet! Succes! De directie’

Nou, was dat nou zo ingewikkeld? Nee, toch? Het is bijzonder dat hoe meer er via internet te krijgen is, des te meer bibliotheken open willen? Nooit gesnapt.

Hoe lang we dicht blijven? Tja, we dachten eerst: dit een prima manier om ons stuwmeer aan verlofuren op te maken. Maar ja, toen we verder gingen denken, dachten we: dan doen we ook gelijk die cursus ebooks, doen we aan teamtraining en regelen we de certficering. Allemaal van die dingen waar je maar niet aan toekomt vanwege al die klanten.  En uiteraard: we moeten ook wel dicht om al die collega’s  te ontvangen en toe te spreken. Want die willen allemaal natuurlijkweer weten hoe wij dat toch doen in Oppendam, met die 100% ebooks…..

Ik weet het, het is een gave. Maar iemand moet het doen

donderdag 7 januari 2016

Op de achterkant van de sigarenkist: één landelijk bibliotheeksysteem bespaart € 2 miljoen per jaar. En dat is nog maar het halve verhaal is.


Dat het landschap van bibliotheksystemen in Nederland niet altijd even overzichtelijk is, toont bijgaande overzicht van Johan Stapel. In totaal hebben we bijna 50 installaties van bibliotheeksystemen.

Op deze plek hebben we het al vaker gehad over de mogelijkheid om de veelheid aan bibliotheeksystemen een beetje terug te snoeien en de digitale infrastructuur wat overzichtelijker te houden. Vlak voor de Kerst kreeg ik daar een paar onverwachte maar niet de minste medestanders bij: Jet Bussemaker en Sander Dekker.

Bussemaker en Dekker: Onderzoek vergroting efficiency bibliotheeksystemen

Beiden stuurden een brief naar de Koninklijke Bibliotheek als reactie op het beleidsplan van de KB 'De kracht van het netwerk'. Een afschrift van de brief ging naar alle leden van de Tweede Kamer

De minister schrijft in haar brief aan de Koninklijke Bibliotheek:
De bibliotheekbudgetten staan in veel gemeenten onder druk. In deze context is het van belang dat bibliotheken de beschikbare budgetten zoveel mogelijk kunnen inzetten voor de maatschappelijke opgaven en dat uitgaven voor ondersteunende processen zo beperkt mogelijk kunnen blijven. In de bibliotheeksector is een groot aantal verschillende bibliotheeksystemen in gebruik. Er zijn twijfels over de efficiency van deze historisch gegroeide situatie. Wij geven u in overweging, in vervolg op het rapport ‘Aansluiting landelijke digitale infrastructuur en lokale bibliotheeksystemen’, te onderzoeken in hoeverre de doelmatigheid kan worden vergroot door toe te werken naar één collectief systeem van shared services. De Wsob geeft daar een aanzet voor. Op basis van de netwerkbepalingen verwacht de wet namelijk dat deelnemers aan het bibliotheeknetwerk ondersteunende processen zodanig inrichten, dat daarmee de collectiviteit van het netwerk wordt versterkt
Rekenen we het vast uit op de achterkant van een sigarenkistje?

Nu verwacht ik zelf dat de KB op dit punt wel met onderzoek zal komen. Dat zal ongetwijfeld uitgevoerd worden door prima bureaus en het zal ongetwijfeld een goed verhaal opleveren.

Maar kunnen we het ook vandaag al berekenen? Is er met een beetje goede wil al niet snel een berekening te maken over die efficiency? De rapporten uit Vlaanderen bevatten onder andere een openbaar rapport over de kosten van het bibliotheeksysteem in verschillende provincies. Hierboven ziet u een tabel met gegevens uit dat rapport.  Daarin kunt u lezen dat in Vlaanderen het bibiotheeksyteem (licenties, personeel, apparatuur etc.) € 0,76 per inwoner kost.

Ik heb geen reden om aan te nemen dat de kostenstructuur in Nederland lager ligt dan die in Vlaanderen. Ik heb zelfs het vermoeden dat het iets hoger ligt. Maar laten voor de aardigheid maar eens uitgaan van die € 0,76 per inwoner.

Bibliotheeksystemen kosten € 13 miljoen en daarvan zou je € 2 miljoen kunnen besparen
Nederland kent  17.000.000 inwoners. Wie dat vermenigvuldigt met € 0,76 per inwoner komt uit op een bedrag van nagenoeg € 13 miljoen per jaar.

Is er heel veel te verdienen bij samenvoeging naar één systeem? De Vlaamse rapporten zijn daar heel voorzichtig in en kiezen dat ook niet als uitgangspunt. Wat we wel kunnen leren is dat de uitgaven sterk verschillen van plek tot plek. Op de ene plek is dus veel meer te besparen dan op de andere plek.

 Ook in ander verband - de samenwerking tussen universiteitsbibliotheken en OCLC Worldshare, een soortgelijk traject - toont aan dat besparing verdraaid lastig te realiseren is.

Mijn conclusie is dat die besparing dus beperkt zal zijn. Ik schat in dat je jaarlijks maximaal 15% kunt besparen op die  € 13 miljoen. Het kan wat meer zijn, het kan wat minder zijn.

Wie dat doorrekent komt op een besparing van maximaal € 2 miljoen per jaar.

Die € 2 miljoen per jaar is  een structureel bedrag waar je niet aan voorbij kunt  maar ook een bedrag waar je 160 stichtingen voor op één lijn moet zien te krijgen die lang niet allemaal dezelfde besparing hebben. Mijn verwachting is dan ook dat je op basis van deze besparing lang niet iedereen over de streep krijgt.

Focus op andere winst
Toch is dit maar het halve verhaal. Want welke winst valt er nog meer te halen uit één bibliotheeksysteem. De Vlamingen beginnen telkens hun verhaal over één systeem dat ze met al die afzonderlijke systemen telkens 3 jaar nodig hadden om elke landelijke vernieuwing weer gekoppeld te krijgen aan al die losse systemen. Versnelling van implementatie is naar mijn gevoel een grotere opbrengst dan het financiële voordeel.

Verder zou je bij één systeem ook de provinciale transportsystemen veel beter op elkaar kunnen laten aansluiten. De systemen bepalen nu vaak de grenzen van de samenwerking op dit gebied. In Gelderland en Overijssel kunnen we daar over meepraten.

Ook op collectie- en catalogusgebied zou je kunnen versnellen. Nu zie je net als bij transport dat samenwerking rond centraal collectioneren vaak belemmerd wordt door systeemgrenzen. Verder kent elk systeem zijn eigen catalogusbeheer en laden we allemaal de NBD-titels in. Daar zit winst.

En wat te denken van vraagstukken rondom Gastlenen en de Nationale BibliotheekPas of een gezamenlijke database van klantgegevens? Het lijken mij vraagstukken die een stuk vlotter kunnen gaan en goedkoper uitgevoerd met één systeem.

Wie dus wil berekenen waar winst zit in tijd, geld en kwaliteit zal dus breder moeten onderzoeken dan alleen de kosten van het bibliotheeksysteem.

Zien jullie nog meer punten waar je naar zou moeten kijken als je dit onderzoekt? Ik hou me aanbevolen. Helpen we onszelf en  het ministerie snel aan de juiste informatie.

Mede namens Jet en Sander, alvast dank!

dinsdag 5 januari 2016

De Bibliotheekwet en Bibliotheek op School nieuw? Welnee, in 1851 pleitte een Overijsselse baron er al voor!


Een jaar geleden werd in Nederland de Bibliotheekwet aangenomen en sinds een aantal jaren hebben we nu de Bibliotheek op School. Beiden worden nu genoemd als toonaangevende veranderingen in het bibliotheekwerk. Maar is dat ook zo? Ik stuitte op een mooi proefschrift van Wim Coster over Baron Sloet tot Oldhuis (1807-1884) die in 1851 al pleitte voor een bibliotheekwet en in 1855 voor de Bibliotheek op School.

Leest u even mee?

Baron Sloet tot Oldhuis
Ik kwam Baron Sloet tot Oldhuis op het spoor via het proefschrift Marijke Borghgraef-Bakker over het Overijssels bibliotheekwerk tussen 1948-1988. Daarin beschrijft zij ook de aanloop naar deze periode wat er in de 19e eeuw gebeurde.

Baron Sloet tot Oldhuis was een alleskunner als je zijn levensgeschiedenis leest. Hij was burgemeester van Hengelo, rechter in Zwolle, gemeenteraadslid, tweedekamerlid,schrijver en dichter. Hij was een kritische liberaal die redelijk eigenzinnig zijn gang ging in de goede zin van het woord.

In het proefschrift van Borghgraef-Bakkeer wordt verwezen naar een ander proefschift, dat vanWim Coster over deze baron onder de titel: 'Baron op klompen'

1851: Pleidooi voor een bibliotheekwet
Sloet was lid van de Tweede Kamer vanaf 1840. Hij heeft nog meegewerkt aan de grondwetherziening die tussen 1840 en 1848 tot stand kwam. Wonend in Zwolle en werkend in Den Haag. Dat moet in die tijd een dag of twee reizen zijn geweest (Zwolle kreeg pas spoor in 1860). Geen telefoon, geen internet en geen computers. Wie iets wilde bereiken schreef dus oneindig veel brieven, bezocht jan en alleman en reisde van hot naar her.

In die tijd pleit Sloet ook voor het bibliotheekwezen. Hij zag in wat het belang zou worden van lezen en omgaan met informatie. Coster schrijft daarover:
Zijn grote voorbeeld was Engeland. Het land liep voorop ‘in wat de informatie- en communicatierevolutie van de negentiende eeuw mag worden genoemd: de ontwikkeling van spoorweg, telegraaf, postverkeer’, schrijft Paul Schneiders in Lezen voor iedereen. ‘Als element in deze omwenteling dient zeker de schepping van de moderne openbare bibliotheek te worden genoemd, een geboorte die in 1850 plaatsvond toen het Engelse parlement de Public Libraries Act aannam.’ Die wet maakte het voor gemeenten mogelijk om een speciale belasting te heffen teneinde openbare bibliotheken te bekostigen. Sloet was hierover, ondanks het verplichtende karakter en ondanks het feit dat het ging om overheidsgelden, enthousiast en hij heeft ‘bibliotheekhistorie gemaakt door als eerste in het Nederlandse parlement er voor te pleiten het Engelse voorbeeld te volgen.’ Tijdens de behandeling van de Gemeentewet in de Kamer vroeg hij in 1851 namelijk aan Thorbecke voor te schrijven dat gemeenten verzamelingen van kunsten en wetenschappen en openbare boekerijen zouden oprichten. De minister weigerde echter zover te gaan, want met dergelijke financiële lasten wilde hij de gemeenten niet opzadelen.
(p. 120, Baron op klompen)
Hoewel Thorbecke, de toenmalige minister, het voorstel afwees zijn er toch wel gelijkenissen tussen de huidige bibliotheekwet en de gang van zaken toen. Want hoewel in de huidige bibliotheekwet is opgenomen dat een bibliotheek vijf functies moet hebben durfde ook Bussemaker, als huidige minister, het niet aan om gemeenten voor te schrijven dat zij een bibliotheek moesten onderhouden. In die zin leek de discussie van 1851 op die in 2014 toen het over de behandeling van de nieuwe bibliotheekwet ging. 

Als de overheid niet wil, doen we het zelf!
Sloet was in 1841 één van de mede-oprichters van de 'Overrijselse Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart'. Een brede stichting die op vele wijzen de ontwikkeling van de provincie ondersteunde: voor musea en bibliotheken maar ook voor ontwikkeling van de infrastructuur zoals wegen. Als de overheid niet voor bibliotheken wilde zorgen, zou Sloet zelf het initiatief wel nemen en dat ging - zoals bij alles wat hij deed - zeer voortvarend. 

Coster schrijft daarover: 
De overheid in de persoon van Thorbecke gaf op dit gebied echter niet thuis en dat leidde mede tot het besluit, dat ‘Welvaart’ bibliotheken zou stichten in alle plattelandsgemeenten van Overijssel waar het Nut dit nog niet had gedaan. Er werd echter ook samengewerkt, bijvoorbeeld door het ruilen van boekwerken. De directie van ‘Welvaart’ nam geen halve maatregelen om de ‘groote gedachte’ te realiseren. Op een openbare veiling kocht het bestuur tweehonderd boekdelen die ‘goede volkslectuur’ boden. Aan de leden werd geen geld, maar een boek gevraagd. Hun gemoed werd danig aangesproken met de vraag of ze boeken wel ‘renteloos voor den menschelijken geest’ in hun kasten mochten laten staan. ‘Moet zelfs niet eene soort van zelfverwijt ontstaan’, hield Sloet hun voor, ‘dat men daardoor aan de algemeene beschaving te kort doet, waarvoor ieder zijne verpligting heeft?’ Ze konden zich die last besparen door gulhartig mee te werken aan ‘eene boekencollecte, na voorafgegane aankondiging.’ Aan de gemeentebesturen van Hardenberg, Hellendoorn en Ommen werd gevraagd of zij belangstelling hadden voor een volksboekerij van tweehonderd delen. De reacties waren positief en dus konden inwoners van deze gemeenten, evenals die van aangewezen buurgemeenten en de leden van ‘Welvaart’, gratis boeken lenen; maximaal twee tegelijk voor een periode van drie weken. De bibliotheek stond onder toezicht van een door de gemeente aangestelde bibliothecaris en diende gedurende twee dagen per week minimaal één uur open te zijn. Op het te laat terugbezorgen stond een boete van vijf cent per dag en bij verlies moest anderhalf maal de inkoopprijs worden betaald. De directie van ‘Welvaart’ diende jaarlijks nauwkeurig op de hoogte te worden gebracht van het aantal leners en uitleningen en ook van de stand der boeken. Andere plaatsen volgden. Hasselt, Vollenhove en Zwartsluis kregen hun volksbibliotheek, maar het ging te langzaam naar de zin van de directie. ‘De tijd waarin wij leven heeft haast, veel haast’, aldus Sloet in het jaarverslag van 1869-1870. (p. 128, Baron op klompen) 
In een een notendop zien we hier al het bibliotheekwerk dat wij kennen uit de twintigste eeuw: een collectie, een gebouw en een bibliothecaris. En aardig om te zien: de collectie werd via 'crowdfunding' bij elkaar gebracht. De plaatsen Hardenberg, Ommen, Hellendoorn, Hasselt, Vollenhove en Zwartsluis zijn dus 'Sloet'-bibliotheken. Wie weet dat Overijssel nu nog 25 openbare bibliotheekstichtingen heeft, weet dus dat bijna een kwart zijn oprichting mede heeft te danken aan Sloet.

1855: Bibliotheek op School

Eén van de beroepen die Sloet ook nog uitoefende was die van schoolopziener over het schooldistrict rond Zwolle. Op die scholen beijverde hij zich voor de schoolboekerijen.... inderdaad de voorlopers van de Bibliotheek op School. 

Hierover schrijft Coster: 
Een verhaal op zich vormden de schoolboekerijen. In zijn eigen Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statistiek beschreef Sloet in 1855 het voorbeeld van de schoolboekerijen in de Armeninrichting in Zwolle en vijf 'gehuchten' in Zwollerkerspel: Windesheim, Bergklooster, Westenholte, Genne en Wythmen. Met elkaar vormden zij het eerste gedeelte van het eerste schooldistrict in Overijssel, waarover hij schoolopziener was. Iedere onderwijzer in Zwollerkerpel kreeg per jaar per twintig leerlingen één gulden om boeken aan te schaffen. Ze werden zo goedkoop mogelijk, op veilingen en dergelijke, aangekocht en vervolgens in een netjes geverfde boekenkast met het opschrift 'schoolboekerij' gezet. Er was een catalogus aangelegd en van de uitleningen werd nauwkeurig aantekening gehouden. Al met al bestond er in Zwolle en Zwollerkerspel dus tamelijk veel gelegenheid tot lezen, niet in de laatste plaats dankzij Sloet. (p. 129 Baron op klompen) 
De Bibliotheek op School is overigens later een uitvinding met onder andere een Overijssels tintje. Het Overijsselse project Biebsearch jr. is samen met  drie andere projecten uit andere provincies de aanzet geweest voor de grootschalige uitrol die nu plaats vindt.  Niet ver van waar Sloet zijn zijn schoolboekerijen opende werd in Zwolle bij OBS Het Veldboeket  door gedeputeerde Maij de eerste Bibliotheek op School geopend. Ik vermoed dat men dat men dit bij die opening niet gememoreerd heeft.

Sloet zou tevreden zijn met wat nu gebeurt maar gezien zijn voortvarendheid zou het hem wel allemaal te lang hebben geduurd.

Hoe bibliotheken voor vrede zorgen
Waarom deed Sloet dit alles? Waar lagen zijn drijfveren en waarom ging het volgens hem allemaal niet snel genoeg?

Coster zegt verderop:
Tot zijn spijt moest hij ondanks alles echter wel constateren, dat in Overijssel 'de slijt van boeken zeer gering' was.Er diende dus iets te gebeuren, had hij al in 1850 in de Kamer als zijn mening gegeven. En daarvoor had hij nog een reden: nu steeds bredere lagen van de bevolking betrokken raakten bij de politiek, moesten deze kennis kunnen verwerven. Niet alleen konden zo de talenten naar voren komen, maar ook konden daarmee opstanden, zoals die in het buitenland te zien waren geweest, worden voorkomen. (p. 129, Baron op klompen)
Sloet heeft het al over de participerende burger avant le lettre. En hij wist dat wie burgers niet serieus neemt uiteindelijk het onheil over zich afroept.

Of om het met Sloet zelf te zeggen: 
Wij zijn het allen eens, dat de uitspattingen der volkswoede in andere landen niet te danken zijn aan overmaat van beschaving, maar aan gebrek aan beschaving.
Er is een oorzakelijk verband tussen ongeletterdheid en revoluties schreef ik eerder. Wie de samenleving helpt zichzelf te ontwikkelen, voorkomt burgeroorlogen en voksswoede. Een les die we in onze huidige tijd zo weer kunnen gebruiken.