zondag 3 april 2022

Samenwerking bibliotheken en basisscholen : Eén pluspunt, vier zorgpunten en nogmaals een pleidooi voor een offensief

In de afgelopen maand kwam de nieuwe monitor uit over de samenwerking tussen bibliotheken en het primair onderwijs. Elk jaar wordt dit door de Koninklijke Bibliotheek gemaakt met de informatie die bibliotheken aanleveren. Ook dit jaar namen Annemiek van de Burgt en Sharon van de Hoek van deze organisatie het schooljaar de 2020-2021loep. Het is daarmee tegelijk een evaluatie van een volledig coronajaar. Er wordt veel gesproken over lees- en leerachterstanden door deze crisis. Zien we dat ook terug in deze monitor? En wat betekent dat voor een leesoffensief? 

Ik las het rapport en geef u één pluspunt, vier zorgpunten en nogmaals een pleidooi voor een leesoffensief. Om te beginnen: de samenvattende infographic van dit rapport tref je hierboven aan.

Pluspunt: Scholen en bibliotheken hebben vaste verkering

Op de eerste plaats: bibliotheken en scholen werken al decennia met elkaar samen. Er is geen partner die zo nauw en al zo langdurig verweven is met de bibliotheek als het onderwijs. En met de komst van de Bibliotheek op school zo rond 2010 is die samenwerking structureler en intenser geworden. Bibliotheken zijn er in geslaagd om hun inspanningen met programma's en collectie veel nauwer te verweven met het curriculum van de scholen. Waar vroeger een school het ene jaar wel samenwerkte met de bibliotheek en het andere jaar niet, is dat veel meer veranderd in een vorm van 'vaste verkering'. Jaarlijks monitoren we landelijk die samenwerking ook en die onderschrijft jaar na jaar dat beeld. 

Tot zover het pluspunt, we hebben een relatie en die kan tegen een stootje. 

Die structurele samenwerking is ook bitter hard nodig want de leesvaardigheid staat onder druk. Steeds meer jongeren verlaten school met een lees- en taalachterstand. Zodanig zelfs dat een kwart van de 15-jarigen in het voorportaal van de laaggeletterdheid zit. Scholen en bibliotheken moeten zich dus extra gaan inspannen om kinderen goed te leren en te laten lezen. Daar zit een flinke uitdaging. 

En wie dan kijkt naar de monitor ziet ook een aantal zorgpunten. Ik neem u mee langs een paar van die vraagtekens.

Zorgpunt 1: De samenwerking liep terug door corona


De samenwerking tussen bibliotheken en scholen had zeker te lijden onder corona. Dat zien we terug in het aantal schoollocaties waarmee bibliotheken konden samenwerken. In de afgelopen jaren steeg de samenwerking stap voor stap. In het schooljaar 2020-2021 zien we over het geheel van bijna 10 procentpunt. Dat betekent dus dat het contact met 1 op de 8 basisscholen verloren is gegaan in dit schooljaar. En dus ook het contact met 1 op de 8 basisschoolleerlingen. 

Met het overgrote deel van de scholen bleef het contact en de samenwerking gelukkig bestaan. Maar bezoeken aan scholen of het uitvoeren van allerlei activiteiten kwam wel onder druk. Naast extra schoolsluitingen was bezoek door derden in de school in sommige periodes beperkt of zelfs uitgesloten. 

Bibliotheken hebben hiervoor naar alternatieven gezocht zoals blijkt uit de rapportage.

Driekwart van de bibliotheken ging digitaal informatie aan leerkrachten verstrekken en ruim de helft van de bibliotheken ondersteunde leerkrachten bij het geven van thuisonderwijs. Voor de leerlingen werden er boekpromotiefilmpjes gemaakt er werd online voorgelezen of er werd hulp geboden bij gebruik van ebooks. 

Zorgpunt 2: Drie op de tien kinderen is geen lid van de bibliotheek


Veel lezen zorgt voor een grotere lees- en taalvaardigheid. En lezen begint al heel jong met knisperboeken, boeken met plaatjes en prentenboeken. En daarna volgen eerste leesboekjes en zo door naar steeds meer eigen leeskilometers. Er zijn maar weinig ouders die zoveel boeken voor hun kinderen kunnen kopen om ze hun hele leescarrière van boeken te voorzien. Een lidmaatschap van de bibliotheek ligt dan ook voor de hand. En overal bijna gratis voor kinderen en vanaf 1 juli dit jaar zelfs bij wet gratis voor alle kinderen. 

Annemiek van de Burgt en Sharon van de Hoek geven aan dat in de categorie 4-12-jarigen in Nederland 69% lid is van die bibliotheek. Best aardig denk je. Van de 1,6 miljoen kinderen die deze categorie telt zijn er ongeveer 1,1 miljoen lid. Maar wacht even, dan zijn er dus 500.000 géén lid van de bibliotheek! Eén op de drie kinderen komt dus niet in de bibliotheek.... En wat denkt u: zijn dat de rijkste kinderen die allemaal boeken kopen of zouden dat juist kinderen zijn die juist gebaat zijn bij wat extra leeskilometers? Ik denk dat u het zelfde denkt als ik: 500.000 kinderen zouden nog zeker gebaat zijn met zo'n lidmaatschap als toegang tot leesplezier. 

Zorgpunt 3: De coronadip: 5,5 tot 7,5 miljoen niet gelezen kinderboeken


Toen ik het voorgaande zag, dacht ik, dat moet ik toch eens vergelijken met de leencijfers. En dus week ik even af van het rapport van Van de Hoek en Van de Burgt. Zij geven namelijk geen inzicht in het aantal geleende jeugdboeken in de corona-periode en dat leek met toch wel relevant. Het staatje dat je hierboven ziet is gemaakt met de WSOB-gegevens, zoals je ze ook kunt vinden op BibliotheekInzicht. 

In het staatje zie je dat het aantal uitleningen van jeugdboeken - ondanks alle samenwerking en inspanningen - toch jaar na jaar daalt. In 2019 waren dat er nog bijna 27 miljoen. Al voor corona vochten we dus eigenlijk al tegen de bierkaai. Maar in 2020 waren er van die 27 miljoen uitleningen er nog maar 19,5 miljoen over. Een verschil van 7,5 miljoen. Nu zaten we in een dalende trend dus als  je daarmee rekening houdt, had je ergens rond de 25 miljoen moeten uitkomen. Het effect van corona is dus zo'n 5,5 miljoen niet gelezen jeugdboeken. 

Zorgpunt 4: Onvoldoende tijd en onvoldoende geld

De monitor vraagt ook uit wat er moet gebeuren om tot meer en betere resultaten te komen. De uitslagen van dat onderdeel ziet u hierboven. Er is te weinig tijd en dat heeft vooral te maken met te weinig geld. Bibliotheken en onderwijs leggen hun beperkte middelen samen maar het is duidelijk dat ze met die middelen niet staat zijn om te versnellen. Deze punten staan nog boven de sluiting door corona. 

Gemiddeld heeft een leesconsulent 1,8 uur per school per week beschikbaar. De onderzoekers stellen dat dit eigenlijk 3 à 4 uur per week hoort te zijn. De leesconsulenten zijn de klokkende thuiszorgmedewerkers van onze sector geworden: ze moeten in te weinig tijd eigenlijke teveel doen. 

Wie luistert naar de mensen in het veld en wie beter leesonderwijs wil hebben, weet dus wat hem of haar te doen staat: zorg voor meer geld! 

Een leesoffensief voor effectief leesonderwijs

Dus hoe staan we ervoor met dat leesoffensief? Na het eerste coronajaar haakte 1 op de 8 scholen af, een half miljoen basisschool kinderen is nog geen lid van de bibliotheek en alle de kinderen samen lazen zo'n 5,5 miljoen boeken minder. Nou, dat schiet dus niet echt op met dat leesoffensief.

Mijn conclusie is dat bibliotheken binnen de huidige randvoorwaarden niet meer in staat zijn om hun inspanningen voor het onderwijs nog heel snel te vergroten. Bibliotheken hebben tien jaar bezuinigen achter de rug waarbij het ze gelukt is om zelfs met afnemende middelen toch de helft van het basisonderwijs te ondersteunen. Maar de groei stokt en behalve met de coronacrisis heeft dat gewoon te maken met dat de marges op zijn en dat een verdere groei de andere taken van de bibliotheek zal kannibaliseren. Dat kan niet de bedoeling zijn. 

En dat terwijl lezen zo ontzettend belangrijk is. De kennistafel PO en VO maakte dit filmpje over effectief Leesonderwijs. Onderzoeker Mirjam Snel stelt daarin terecht: 'Als je niet goed kan lezen in Nederland, ben je eigenlijk gehandicapt in dit land'. 

Op de eerste plaats: een leesoffensief is niet iets van de bibliotheken alleen. Verre van dat. Het is het onderwijs dat in de lead is en bibliotheken kunnen een belangrijke ondersteunende rol spelen. Het is helder wat er in het onderwijs moet gebeuren. Dat kwam in februari nog aan de orde in de Tweede Kamer met een onderzoek van de Universiteit Leiden over effectief leesonderwijs. 

Bibliotheken kunnen inschuiven in die effectieve aanpak voor leesonderwijs. Maar wat zeggen de bibliotheekmensen die met hun poten in de klas staan dat er nodig is? Nou, meer tijd en meer geld. 

Maar waar is die tijd en dat geld voor nodig? Zal ik een aanzetje maken?

Ambitie:

  • In 2025 zogen scholen en bibliotheken dat alle kinderen op de basisschool 15 minuten lezen per dag

Om dat te bereiken:

  • Zorgen we voor de Bibliotheek op school op alle 6.800 schoollocaties voor alle 1,6 miljoen schoolkinderen
  • Heeft elk van die 6.800 scholen minimaal 4 uur per week een leesconsulent van de bibliotheek
  • En zorgen we dat die 500.000 kinderen lid van de bibliotheek die nu nog geen lid zijn ook lid zijn en er met plezier gebruik van maken. 
Wie wil versnellen moet geld op tafel leggen
Deal? Dat lijkt mij ook. De kennis is er bij scholen en bibliotheken. En de wil ook. Alleen de middelen ontbreken. Rekenmeesters van de Bibliotheek op school hebben al wel eens eerder doorgerekend wat er structureel nodig zou zijn om voor alle scholen (en dan mag je het Voortgezet Onderwijs ook meetellen). Uit mijn hoofd ging dat om een bedrag van iets boven de € 100 miljoen per jaar extra. Maar ik zeg dit echt uit mijn hoofd. Er is € 8 miljard incidenteel uitgetrokken voor het Nationaal Programma Onderwijs en de achterstand door de coronacrisis. Iets zegt mij dat hier een kans ligt om samen meters te maken. Moet er vervolgens nog wel iemand opstaan  voor de structurele kosten. Ik kijk dan toch naar de begroting voor onderwijs. 

En dat allemaal naar aanleiding van een ogenschijnlijk simpele jaarlijkse monitor over de samenwerking tussen bibliotheken en de basisscholen. Goed dat die rapporten verschijnen en laat ze niet in de la verdwijnen.

Geen opmerkingen: