Posts tonen met het label abraham van uxem. Alle posts tonen
Posts tonen met het label abraham van uxem. Alle posts tonen

zondag 7 mei 2023

Wat wij nog kunnen leren van een bibliotheekplan van begin jaren '60

Bibliotheek Den Ham, midden jaren '60

Op dit moment investeert het Rijk een kleine € 50 miljoen in een tijdelijke regeling voor versterking van bibliotheekvoorzieningen. Vanaf half mei kunnen bibliotheken hun eerste aanvragen indienen voor nieuwe vestigingen, het verbeteren van een beperkte voorziening of het verruimen van openingstijden. Er wordt dus op veel plekken nu door gemeenten en bibliotheken nagedacht over hoe deze gelden moeten worden ingezet. 

De man die 80 bibliotheken bouwde

Met dat in mijn achterhoofd vertel ik graag nog eens over de persoon die misschien wel de 'vastgoedmagnaat' van het bibliotheekwerk mag worden genoemd. Het gaat om Abraham van Uxem, die vanaf 1948 bezoldigd penningmeester-secretaris  was van de Centrale Plattelandsbibliotheek Overijssel, de oudste rechtsvoorganger van Rijnbrink.  Hij bouwde in de periode tussen 1948 en 1975 maar liefst 80! bibliotheekvestigingen. De topjaren lagen begin jaren '60 waarbij hij met zijn team zes tot acht bibliotheken per jaar bouwde.  

En het kenmerkende, al die bibliotheken lijken ook nog op elkaar. Het zijn de zogeheten Van Uxembibliotheken die oneerbiedig ook wel de 'schoenendozen' worden genoemd. Tot op de dag van vandaag zijn er een aantal in gebruik. Daarover later meer.

Van Uxem, geboren in 1911, was een Zeeuw die zich voor de Tweede Wereldoorlog had gewerkt als secretaris van de Zeeuwse Landbouwmaatschappij en als leider van de Zeeuwse Landbouwjongeren. Na de oorlog zet hij zich in voor de Volkshogeschool in Zeeland en wordt in 1946 de leider van de Volkshogeschool Diependal in het Twentse Markelo. Het is iemand die zich met hart en ziel inzet voor de ontwikkeling van het  platteland. In 1947 neemt hij samen met een collega het initiatief om een  enquête te houden naar de 'lectuurvoorziening' op het platteland in Overijssel. Zijn rapport gaf een onthutsend beeld te zien van versnippering en chaos. Van Uxem pleit dan ook voor een provinciale organisatie die zich inzet om in elk dorp een eigen bibliotheek te laten hebben. Hoe logisch dat nu ook lijkt, dat was het in die tijd niet. De steden hadden vaak al een eigen leeszaal maar in de dorpen kwam met niet verder dan kleine initiatieven die geen echte structuur kenden. 

Bibliotheek Blokzijl, begin jaren '60

Met die gedachte wordt in Overijssel de eerste rechtsvoorganger van een POI in 1948 gestart. Maar veel geld was er niet. De RijkssubsidieVerordering (RSV) was eigenlijk vooral ingericht op steden met meer dan 20.000 inwoners. Dan kwam er een behoorlijke rijksbijdrage vrij. Vanaf 10.000 inwoners was er ook al een bijdrage mogelijk maar die was slechts 60% van de bijdrage voor steden boven de 20.000 inwoners. Onder de 10.000 inwoners was er alleen een hele beperkte bijdrage die was gericht op kleine wisselcollecties die men correspondentschappen noemde. 

De eerste truc in 1953: één grote basisbibliotheek

Kortom, de middelen van Van Uxem in 1948 waren maar heel beperkt. Toch vond Van Uxem er iets op. De regels van de RSV boden namelijk wel wat ruimte voor interpretatie. Veel van de eisen die gesteld werden, hadden betrekking op gediplomeerde directie en personeel, een goede collectie en een acceptabel gebouw. Als je begon met het beperkte bedrag dat beschikbaar was voor plaatsen van 10.000 inwoners dan was het geld al op aan personeel en collectie en bleef er niks over voor een gebouw. Van Uxem voerde Claar Goudzwaard, haar evenknie als directeur van de Plattelandsbibliotheek, op als directeur van alle lokale bibliotheken. Het gediplomeerde personeel werd in dienst genomen bij de plattelandsbibliotheek en hun dienstverband werd verdeeld over meerdere bibliotheken. Dit drukte de personeelslasten enorm. De collectie was de collectie van de Centrale Plattelandsbibliotheek en werd deels op krediet gekocht bij de boekhandel. En zo bleef er geld over om te investeren in gebouwen.

In 1953 paste hij deze truc toe samen met de gemeente Avereest. Een lokale bibliotheek die aangestuurd werd door de centrale plattelandsbibliotheek. In 1954 deed hij dat met de gemeenten Vroomshoop, Nijverdal, Ommen en Wierden en in 1955 met de Rijssen, Den Ham, Bergentheim, Hellendoorn en Enter. 

Bibliotheek Nieuwleusen, midden jaren '60

Truc 2: voeg gemeenten samen voor de subsidieaanvraag

De tweede truc die hij toepaste was nog lucratiever. Onder de 10.000 inwoners waren er nog steeds geen goede financieringsmogelijkheden. Van Uxem vond een maas in de subsidieverordening.

Artikel 24 lid 3 van deze verordening luidde namelijk: 'Het bestuur van de Centrale Vereniging (de voorloper van de VOB, red.) kan, waar de plaatselijke toestand zulks wenselijk maakt, het inwonertal van de aangrenzende gemeenten geheel of gedeeltelijk toevoegen aan het inwonertal van de gemeente waar de Openbare Leeszaal of Bibliotheek of Openbare Uitleenbibliotheek gevestigd is.' 

En dus voegde Van Uxem Gramsbergen met 5.000 inwoners toe aan Hardenberg dat 20.000 inwoners had. En zo kreeg hij voor Gramsbergen het hoge subsidiebedrag dat voor gemeenten boven 20.000 inwoners bedoeld was. In 1958 had hij zo al 35 door het Rijk gesubsidieerde openbare bibliotheken of filialen opgezet.

Het ministerie keurde de aanvragen goed en nadien volgden alle provincies dit voorbeeld.

Bibliotheek Ommen, midden jaren '60

 Vanaf 1958: explosieve bouwwoede en een bibliotheekplan

Mooi al die organisaties maar ze waren allemaal belabberd gehuisvest. Een zaaltje hier, een ruimte daar. De groei van de middelen én de groei van het aantal lezers zorgde ervoor dat er nieuwe gebouwen moesten komen. En op dit punt was Van Uxem een visionair. In 1958 startte hij in Nijverdal met een bibliotheek, gevolgd door Hardenberg en Vroomshoop. Het bijzondere was: de panden leken veel op elkaar. Van Uxem voorzag namelijk dat hij de komende jaren veel bibliotheken zou gaan bouwen. En dus maakte hij een paar standaard bibliotheken, telkens met dezelfde uitgangspunten: een grote open ruimte, een hal met garderobe, een keukentje en een toilet. En als u zich afvraaagt, waar zijn de losse boekenkasten? Dat heeft een reden. Als iets aard- en nagelvast was aan het gebouw, was het onderdeel van de rijkssubsidie... En dus timmerde Van Uxem alle boekenkast vast aan de muur. Of aan de grond als dat nodig was. 

In de beginperiode kennen deze 'Van-Uxembibliotheken' nog een plat dak. Later worden dat toch lichte puntdaken. Esthetisch waren het geen hoogstandjes, de landschappelijke inpassing vaak belabberd maar uiterst functioneel en, niet onbelangrijk, betaalbaar.

En met de bouwplannen onder de arm gaat Van Uxem zo, gemeente na gemeente af. En hij overtuigd ze van de investering. De overlevering vertelt dat hij altijd twee plannen bij zich had: een kleine en een grote bibliotheek. Het gesprek gemeente eindigde hij dan altijd met 'Uw buurgemeente kiest overigens voor die grote versie'. 

Het bouwen neemt vanaf 1960 dan ook een hoge vlucht. Zes tot acht gebouwen per jaar worden opgeleverd. In 1963 werden in een tijd van zes maanden niet minder dan twaalf houten noodgebouwen geplaatst. Vaak was een ontheffing van het bestemmingsplan nodig. Daar werd niet op geweacht. De bouwvergunning kwam bij enkele gebouwen dan ook binnen op de dagen voor de officiële opening.

Dit bouwtempo werd gedicteerd door een heus 'bibliotheekplan Noord-West Overijssel' waarin aangegeven stond hoe men tot een dekkend netwerk van bibliotheken zou komen in de komende jaren. 

Vanaf 1961 werden de subsidieregels overigens aangepast. Dit mede door de 'sluipwegen' die Overijssel had gevonden en werd financiering van het bibliotheekwerk op het platteland beter voorzien.

Tot op de dag van vandaag zijn er nog Van Uxembibliotheken in gebruik. Onder andere in Wijhe en Haarle. En er zijn er vast nog meer. Hoewel er veel ook al zijn herbestemd of afgebroken.

Abraham van Uxem, in het midden, bij de opening van de vestiging in Vroomshoop in 1959, rechts van hem de voorzitter van de bibliotheek en burgemeester Bramer. Links van hem als eerste Claar Goudzwaard, directeur van de CPO en uiterst links, mejuffrouw Sevellen, de 1e hoofdassistent.

Bibliotheekplan?

Van Uxem ging in 1975 met pensioen. In de bijna dertig jaar dat hij zich inzette voor bibliotheken in Overijssel heeft hij, samen met Claar Goudzwaard die de organisatie deed, een fijnmazig bibliotheeknetwerk opgezet. Hij had een plan hoe dat netwerk eruit moest zien, overtuigde lokale, provinciale en zelfs landelijke overheden van de kwaliteiten van dat plan en voerde het uit. 

Ook nu is er een overheid die extra wil investeren in de nabijheid van bibliotheken. De plannen van Van Uxem zijn natuurlijk niet meer direct van toepassing op deze tijd maar het idee dat je samen een stelsel kunt neerzetten dat voor meerdere overheidslagen interessant kan zijn, is nog altijd actueel. Een bibliotheekplan voor een regio, provincie of zelfs het hele land, kon best eens een verbindend thema zijn voor meerdere overheidslagen. Denk er eens over na, zou ik zeggen. Want met een aankomende wetswijziging door de zorgplicht en een nieuw bibliotheekconvenant, liggen hier best kansen, denk ik.

De foto's komen uit het archief van de Overijsselse BibliotheekDienst zoals dit beschikbaar is bij de Collectie Overijssel. Veel van de informatie over Van Uxem komt uit het boekje 'Het vermogen tot...' onder redactie van Peter Witteveen.  

zaterdag 1 april 2023

1 april 2023: 75 jaar POI's in Nederland

 

Ik vind het vandaag een feestelijke dag. Het is misschien zelfs wel een dansje waard tussen de kaartenbakken. Precies vandaag bestaat het werk van Provinciale OndersteuningsInstellingen (POI's) voor het bibliotheekwerk 75 jaar.  Op 1 april 1948 begon namelijk Claar Goudzwaard als allereerste medewerker bij de Centrale voor PlatellandlandsLectuurvoorziening Overijssel. Het zou later uitgroeien tot de Overijsselse Bibliotheek Dienst en weer later, na de fusie met Biblioservice Gelderland tot Rijnbrink. 

Pioniers van het platteland
Claar Goudzwaard begon als directrice - directeur zou men in die tijd zeker niet gezegd hebben - met één medewerker: een boekenmeisje. Ook dat zouden we  nu niet meer zo noemen. Ze werkte bijna dertig jaar samen met Abraham van Uxem, de bezoldigd secretaris-penningmeester van de stichting.  Het waren de stedelijke bibliotheken die samen met de Boeren- en Tuindersorganisaties (ABTB, CBTB, OLM) het initiatief namen. Nederland had de Tweede Wereldoorlog achter zich en er heerste een sfeer van wederopbouw en optimisme. Het platteland dat nog verstoken was van bibliotheken en die nog een flinke achterstand hadden op het stedelijk gebied hadden recht op dezelfde ontwikkeling. De parallellen met de huidige tijd zijn snel gemaakt. De POI had een uitvinding van de BBB kunnen zijn.

Op de tweede werkdag stelt Claar Goudzwaard een soort manifest op dat aan tal van Overijsselse organisaties en gemeenten wordt toegezonden. Het document is bewaard gebleven. 


In de archieven zijn zelfs de concepten met de aantekeningen bewaard gebleven. Daarbij kun je vooral zien dat er nog gesleuteld is aan teksten om de gemeenschappen met een streng-christelijke signatuur niet voor het hoofd te stoten. Woorden lagen gevoelig. 

Katholieken doen niet mee
Overigens waren het niet de streng-christelijken maar de katholieken die dwars lagen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de katholieken meededen maar de bisschop stak daar zelf een stokje voor.  De de Katholieke Boeren- en TuidersBond (KBTB) die aanvankelijk mede-initatiefnemer was, trok zich na deze berisping terug. In de Twentsche Courant - toen een katholieke krant - van half april 1948 wordt daar al op gezinspeeld en bespreekt men het manifest. 


En het blijft niet bij woorden van de katholieken. In november 1948 hebben ze dan al een eigen centrale opgericht: de Katholieke Centrale voor Lectuurvoorziening (KCVL) Overijssel. 

Cultureel ondernemers avant la lettre

Van Uxem en Goudzwaard waren cultureel ondernemer voordat het woord was uitgevonden. Van Uxem reisde gemeente na gemeente af en wist als een ware koopman de bibliotheken aan de man te brengen. Hij wist een juridische constructie te verzinnen waardoor hij als plattelandsorganisatie ruimer gebruik kon maken van de Rijkssubsidieverordening. Er ging daardoor aanzienlijk meer geld naar het platteland dan voorheen. Alle provincies volgde de slimme constructie van Van Uxem. Vanaf eind jaren '50 tot eind jaren '70 was het Overijssels bibliotheekwerk één grote bouwput. Bibliotheek na bibliotheek werd uit de grond gestampt. Toen Van Uxem en Goudzwaard midden en eind jaren '70 met hun werk stopten, was de organisatie uitgegroeid tot een bibliotheekimperium met 55 bibliotheken en 400 medewerkers. In een kleine dertig jaar van twee naar 400 medewerkers en van nul naar 55 bibliotheken. Kom er eens om. 

Bij de katholieken gebeurde iets soortgelijks. Zij hebben meer ingezet op bibliobussen dan op bibliotheken maar Rein Heerink was daar een evengrote pionier als Van Uxem en Goudzwaard. 

Iconische pioniers
Ook in Gelderland voltrok zich een soortgelijke ontwikkeling, hoewel een paar jaar later. De katholieken waren daar als eerste actief in 1951 terwijl een openbare tak in 1957 van start ging. Met legendarische namen als Corry van Ommen, Lucy Mesdag. Bekijk even deze foto uit 1982 en zie welk imperium aan Bibliobussen er in Gelderland rond reed.


De achterstand van het platteland
De provinciale ondersteuningsinstelling van nu is niet meer de bibliotheek van het platteland van toen. Toch is de vraag: hebben steden en platteland dezelfde mogelijkheden, nog steeds actueel. De POI's zijn netwerkorganisaties geworden die het stelsel ondersteunen. Nog steeds met de taak tot innoveren en het vinden van goede oplossingen om zowel in dorpen als in wijken van steden tot een goede inzet te komen voor de ontwikkeling van inwoners. 

POI's als onderdeel van een bibliotheekstelsel. Een stelsel waar ik me elke dag met plezier voor inzet. Ik zie wat de iconische pioniers voor ons tot stand hebben gebracht en hoe cultureel ondernemers vóór mij dit hebben uitgebouwd. Met dat gegeven is het een dure plicht om ook in de komende jaren elke dag opnieuw te bedenken welke stappen we met elkaar kunnen zetten om kansen voor inwoners in dorpen en steden nog verder te vergroten. 

Maar voor nu kijk ik met verwondering achterom. Ik feliciteer mijn collega-POI's en ik feliciteer het bibliotheekstelsel. En ik maak vandaag een klein dansje tussen de kaartenbakken. En het mag. Want wie goed kijkt naar het bordje op de deur, ziet het staan, het is geen catalogusafdeling maar een discotheek!    
 
De foto's van dansende bibliothecarissen komt uit het archief van de Gelderse tak van Rijnbrink. Ik vermoed begin jaren '70. Wie namen weet mag het zeggen.