zondag 26 oktober 2025

De wijziging van de bibliotheekwet in vijf vragen - update adviesaanvraag Raad van State



Precies een jaar geleden - op zondag 27 oktober 2024 - publiceerde ik het artikel 'De wijziging van de bibliotheekwet in vijf vragen'. Toen deed ik dat omdat de consultatie voor de wijziging van de bibliotheekwet was gestart.  En daarmee kwam een eerste officiële tekst naar buiten hoe de bibliotheekwet gewijzigd zou moeten worden. Die consultatie is allang voorbij en alle opmerkingen zijn verwerkt tot een aangepaste wetswijziging. In de laatste minsterraad voor het verkiezingsreces werd die wetswijziging besproken en doorgestuurd naar de Raad van State voor advies. Afgelopen week werd openbaar hoe de gewijzigde tekst van de wetswijziging er nu uit ziet. En dat is natuurlijk een goede reden voor een stevige update van het vorige artikel. 

Dus: wat betekenen de wijzigingen op de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen? Ik neem u - opnieuw - mee aan de hand van vijf vragen. Waarom moet de wet gewijzigd worden en wat betekenen de wijzigingen op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau? En dat allemaal aan de hand van de nu bekende teksten. En tot slot eindig ik met een wens en met optimisme.  Lees lekker door, zou ik zeggen en u bent weer helemaal bij. 

Vraag 1: Waarom moet de wet gewijzigd worden?

De huidige bibliotheekwet ging in per 2015. Toen werd de wet ingevoerd om ervoor te zorgen dat het bibliotheekwerk een wettelijk kader zou krijgen waarbij een goede taakverdeling tussen overheidslagen zou komen. Belangrijk was destijds ook dat de vijf functies van de bibliotheek (artikel 5 van de wet) werden geborgd wat de bredere maatschappelijke rol van bibliotheken bevestigde.  

Al bij de invoering in 2015 werd opgemerkt dat het jammer was dat er geen zorgplicht was. De wet bevorderde dat gemeenten en provincies zich inzetten voor bibliotheekwerk maar legde geen verplichting op. Bij de evaluatie van de wet in 2020 kwam dit opnieuw aan de orde. Het aantal bibliotheekvestigingen bleek terug te lopen en in zestien gemeenten was geen of geen volwaardige bibliotheekvoorziening. . In het regeerakkoord van het laatste kabinet Rutte in december 2021 werd een eerste aanzet gegeven tot de zorgplicht. Het leidde in juli 2022 tot een aanscherping en een echte zorgplicht door een motie van Mohandis (PvdA), Werner (CDA) en Westerveld (Groen Links) waarin zij opriepen zorg te dragen voor een bibliotheek in elke gemeente. 

Waren er dan nog gemeenten zonder bibliotheek? Inderdaad. In 2023 ging het nog om elf gemeenten (van de 342) die geen of geen volwaardige bibliotheek hebben. Een deel van deze gemeenten heeft inmiddels al actie ondernomen middels de eenmalige specifieke uitkering bibliotheekvoorzieningen in 2023 en 2024. Dit was een soort aanloopregeling naar de zorgplicht waarmee nieuwe vestigingen konden worden geopend, kleine servicepunten opgeplust konden worden naar vestigingen en openingsuren van vestigingen kon worden verruimd.

De zorgplicht is dus het meest ingrijpend voor die gemeenten die nog geen (volwaardige) bibliotheek hebben.  Maar de wet en de investeringen roepen in den brede op om het bibliotheekwerk te versterken. Voor elke gemeente ligt er dus een opdracht. Dat brengt ons dus automatisch bij vraag twee.

Vraag 2: Wat verandert er voor gemeenten?

Voor gemeenten zijn artikel 6 en artikel 8a de belangrijkste artikelen van de wetswijzigingen. In artikel 6 wordt de zorgplicht beschreven en in artikel 8a wordt de inzet  voor leesbevordering in het onderwijs beschreven. 

Artikel 6: zorgplicht

We beginnen bij artikel 6 over de zorgplicht. Dat artikel ziet er nu als volgt uit.


De zorgplicht bestaat uit twee onderdelen: 1) elke gemeente moet een passend aanbod van bibliotheekvoorzieningen hebben en 2) de gemeente moet een meerjarenplan voor de bibliotheek hebben. 

Passend aanbod van bibliotheekvoorzieningen
Met name over wat die gemeente precies in stand moet houden is veel gesproken het afgelopen jaar. Het oorspronkelijke voorstel benoemde dat er minimaal één bibliotheekvestiging moest zijn met een fysieke collectie die minimaal 15 uur open zou moeten zijn. Dat urenaantal zou overigens nog definitief vastgesteld moeten worden in een zogeheten Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). 

Die urennorm is in dit voorstel verdwenen. De memorie van toelichting geeft aan dat meer is gezocht naar een kwalitatieve beschrijving dan een kwantitatieve. Grote gemeenten vonden de norm namelijk veel te beperkt en kleine gemeenten vonden de norm juist te zwaar. Dit is dus het gewogen compromis: een aanbod van bibliotheekvoorzieningen binnen redelijke afstand en daarbij minimaal één bibliotheekvoorziening die de vijf functies uitvoert, een fysieke collectie heeft en over een professionele personeelsbezetting beschikt.  Waar in het vorige voorstel nog werd gesproken over een aanvullende AMvB werd gesproken, is die er nu uit. Er komt dus geen nadere aanwijzing hoe bibliotheekwerk eruit moet zien. 

In de memorie van toelichting kun je overigens lezen dat gemeenten die nu nog geen bibliotheekvoorziening binnen de gemeentegrens hebben maar wel bijdragen aan een voorziening die voldoende nabij is, ook voldoen aan de zorgplicht. In de memorie van toelichting heet dat 'mede in stand houden'. De gemeente Rozendaal in Gelderland met zo'n 1.850 inwoners is daar een voorbeeld van. De gemeente draagt per inwoner een fijn bedrag bij aan de Zoomerij en inwoners maken gebruik van de nabijgelegen bibliotheek in Velp. Maar ook de gemeente Blaricum is daar een voorbeeld van.

Gemeenten die nog geen bibliotheek hebben (of deze mede in stand houden), krijgen drie jaar na publicatie van de gewijzigde wet de tijd om dit te regelen. 

Gemeentelijk meerjarenplan
Dan de tweede verplichting: het gemeentelijk meerjarenplan. De gemeente moet samen met de bibliotheek een meerjarenplan opstellen. Dit meerjarenplan moet binnen een jaar na publicatie van de wet klaar zijn. Hoe dat meerjarenplan eruit moet zien, geeft de memorie van toelichting al kort aan. Daar staat het volgende: 
'Van gemeenten en de openbare lichamen wordt verwacht dat zij na overleg met de lokale bibliotheek in een meerjarenplan beschrijven op welke manier zij invulling geven aan de zorgplicht. Het plan onderbouwt de lokale keuzen in het bibliotheekbeleid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen aan de inhoud van het meerjarenplan worden gesteld. Daarbij kan gedacht worden aan onderwerpen als de omvang, de dichtheid en samenstelling van de bevolking, de lokale maatschappelijke opgaven, hoe de gemeente invulling geeft aan de zorgplicht en rekening houdt met de positie van de bibliotheek te midden van andere sociaal-culturele voorzieningen en het onderwijs.'
Op deze manier moeten gemeenten dus aangeven hoe zij omgaan met de invulling van de zorgplicht. Een soort verantwoording van lokale keuzes. Ik wil niet veel zeggen, maar op basis van deze omschrijving kun je al best een plan opstellen zou ik zeggen. Maar  OCW komt dus nog met een AMvB en VNG zal op dit punt nog met een handreiking komen. In die handreiking zal het ' normenkader van VOB en VNG' verwerkt worden. Niet als norm maar als streefwaarden of richtlijn. 

Samengevat: de zorgplicht is dus veel kwalitatiever van aard geworden en de invulling rond het meerjarenplan lijkt sterk op de vorige tekst die in omloop was. 

Nieuw! Artikel 8a over Leesbevordering in het onderwijs
Wel helemaal nieuw is artikel 8a. In de wandelgangen werd al wel gefluisterd dat die zou komen maar niemand had de tekst doorvoor gezien. In artikel 8, dat vooraf gaat aan 8a,  worden alle verplichtingen genoemd voor de deelnemers aan het netwerk. Daarin wordt al genoemd dat iedereen in het stelsel het onderwijs zal ondersteunen. En daar gaat artikel 8a op aansluiten met specifieke aanwijzingen voor samenwerking met het onderwijs.

Het nieuwe artikel 8a luidt als volgt:


Tja, wat staat hier nou? Nou, wie een beetje heeft opgelet snapt dat dit alles te maken heeft met het bericht dat er structurele middelen komen voor Boekstart en de Bibliotheek op school. Die structurele middelen geven ruimte om dit te borgen in de bibliotheekwet. Maar daar komt dus nog een aparte regeling. Die is nu nog niet bekend en dus blijft de beschrijving hier vrij open en kan de regeling de nadere invulling geven. 

Financieel: middelen voor zorgplicht en leesbevordering
Financieel zijn er ook twee stromen die voortvloeien uit de wetswijziging. De eerste lijn, die van de zorgplicht, loopt al. Dat is, na de SPUK-regeling, nu namelijk de decentralisatieuitkering voor 2025 en 2026. Daarin zat een basisbedrag van € 2,95 per inwoner met een minimum van € 100.000,- per gemeente. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit bedrag per 2027 overgaat naar het gemeentefonds. Dan met een bedrag van  € 2,90 per inwoner en de garantie dat het bedrag nooit lager zal zijn dan € 100.000,- per gemeente. Ook voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland komt een structureel bedrag beschikbaar. 

Voor de tweede lijn, leesbevordering,  gaat het om een bedrag van € 19 miljoen in 2027 en € 25 miljoen voor 2028 en verder. Dit bedrag gaat - in tegenstelling tot de middelen van de zorgplicht - rechtstreeks naar bibliotheken. De memorie van toelichting geeft aan waarom hiervoor gekozen is:

 'Voor deze bekostigingswijze is gekozen, omdat de middelen afkomstig zijn uit de onderwijsbegroting en de financiering gericht op bibliotheken moet aansluiten op de financiering gericht op scholen. Dat is niet mogelijk bij een financiering via de algemene uitkering gemeentefonds.'

Dit vind ik echt een briljante zet in de wet. Hiermee is geborgd dat deze middelen altijd bij de bibliotheken uitkomen om direct ingezet te worden. De regeling die hierbij gaat horen moet zoals gezegd nog gemaakt worden. Hoe de middelen dus over de verschillende gemeenten verdeeld worden is dus nog onbekend. Gemiddeld zal het vanaf 2028 gaan om zo'n € 1,40 per inwoner. 

Alles bij elkaar komt er met deze twee regelingen zo'n € 80 miljoen extra beschikbaar voor bibliotheken (ja, mits gemeenten hun bedragen keurig aan bibliotheekwerk besteden). Ik denk dat de sector hier hard voor gewerkt heeft, maar ook heel dankbaar voor kan zijn.

Vraag 3: Wat betekent het voor provincies?

De provincies hadden al een artikel in de wet. Dat was artikel 16 met de provinciale ondersteuningstaken. En dat artikel gaat flink op de schop. De nieuwe tekst wordt namelijk deze. 

Op de eerste plaats krijgen ook de provincies een zorgplicht: er moet een provinciale ondersteuningsinstelling zijn. 

In de oude wetstekst stond dat provinciale ondersteuningsinstellingen (POI's) de taak hadden innovaties te ontwikkelen voor lokale bibliotheken en de uitvoering van het leenverkeer. Dat leenverkeer staat er nog net zo in maar de rol rond innovaties is verbreed naar 'ondersteunende activiteiten in de provincie' en 'kennis en advies bieden over inrichting, exploitatie en doorontwikkeling van lokale bibliotheken'.

Deze nieuwe wetstekst biedt provincies meer ruimte en sluit beter aan bij de huidige situatie waar vaak breder gekeken moet worden dan alleen innovatie. De wet biedt hiermee ook de mogelijkheid tot veel meer maatwerk per provincie. Waarbij uiteraard gelijk moet worden opgemerkt dat de provincie natuurlijk weer niet de taak heeft om een lokale bibliotheek te exploiteren. 

In artikel 8 van de wet wordt nu overigens wel toegevoegd dat innovatie nu een taak is van alle partners in het stelsel van lokale bibliotheek tot Koninklijke Bibliotheek. En ook dat was natuurlijk eigenlijk al de praktijk. 

Ten opzicht van de consultatietekst is punt 2e. toegevoegd. De POI's moéten samenwerken. Dat is al staande praktijk en dan gaat het vooral om delen van kennis en advies. 

De memorie van toelichting, en dus niet de wet zelf, merkt op dat de provincie het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van de zorgplicht door de gemeenten zal uitvoeren. Hoe dat toezicht er verder uit moet gaan zien, wordt nog niet vermeld. Provincies ontvangen een financiële bijdrage om dat toezicht in te richten.

Vraag 4: Wat verandert er op landelijk niveau?

Niet alleen voor de lokale of provinciale laag zit er iets in de wet. Ook voor de Koninklijke Bibliotheek zitten er een aantal wijzigingen in. En die zitten vooral op het gebied van de landelijke digitale bibliotheek en de landelijke digitale infrastructuur. In artikel 9 van de wet wordt nu nog geregeld dat de Koninklijke Bibliotheek de landelijke digitale bibliotheek als taak heeft. Maar daar wordt nu aan toegevoegd 'en het in stand houden van de landelijke digitale infrastructuur, in afstemming met de andere deelnemers van het netwerk'. De opdracht is dus verbreed van landelijke digitale bibliotheek naar landelijke digitale infrastructuur en daarbij geldt dus dat dit nadrukkelijk in afstemming gaat met de bibliotheken en de POI's . Die afstemming met de sector komt ook nog een keer terug als het gaat om het beheerplan voor de digitale bibliotheek en de infrastructuur. Het zijn zinvolle aanvullingen bij wat er nu speelt in de sector rond digitale infrastructuur.

Interessant is ook artikel 17a - zie hierboven - waar een aantal zaken specifieker benoemd zijn, namelijk de onderdelen van de landelijke digitale infrastructuur, in lid 2a tot en met 2d. Hier worden een viertal taken benoemd: een nationale bibliotheekcatalogus, websites voor bibliotheken, een applicatie voor de gegevenslevering en een IBL-voorziening. Tja, zo'n tekst is natuurlijk wel wat gevoelig voor de tijdsgeest want over tien jaar hebben we natuurlijk echt al weer wat anders. Maar troost u, in de wet is ook geregeld dat deze elke vijf jaar geëvalueerd moet worden.

Vraag 5: Hoe gaat dit verder?

De wet is naar de Raad van State. Dat kost in de regel enkele maanden. Die zien we dit jaar waarschijnlijk dus niet meer terug. Begin volgend jaar ligt dat advies er en als dat niet al te ingewikkeld is, kan het daarna vlot door naar de Tweede Kamer. Dat betekent dat deze het op z'n vroegst ergens vóór de zomervakantie wordt behandeld. De Eerste Kamer volgt dan na de zomervakantie en het meest logische is dan dat de wet per 1 januari 2027 ingaat. Heel theoretisch zou 1 juli 2026 ook nog haalbaar zijn maar ik verwacht niet dat de behandeling dat tempo haalt. De routekaart die ik eerder  presenteerde heb ik met alle wijzigingen ook maar weer aangepast.  

Caribisch Nederland

Wat ik niet benoemde in de vragen, zijn de ontwikkelingen voor Caribisch Nederland. Voor veel van mijn lezers niet van belang maar toch goed om hier te benoemen. Want de zorgplicht gaat ook gelden voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland. En in artikel 16 is ook geregeld dat er een ondersteuningsinstelling is voor Caribisch Nederland. Het is mooi om te zien dat de openbare lichamen en de bibliotheken op de eilanden een volwaardige plek hebben gekregen. Dat doet recht aan hun situatie. Ze zijn gezien, gehoord en er wordt naar gehandeld. 

Nog een artikel 8b voor de IDO's?

Is er dan niks meer te wensen? Nou, misschien toch wel. 

Ik ben ontzettend dankbaar dat artikel 8a voor Boekstart en de Bibliotheek op school  in de wet is gekomen. En ook ontzettend goed dat dat met een speciale subsidie rechtstreeks naar bibliotheken komt. 

Er is echter nog zo'n dossier. Dat zijn namelijk de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO's).  Ik heb er al verschillende malen over geschreven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken aarzelt om door te pakken op de financiering de IDO's bij de stopzetting van de Specifieke Uitkering en de overheveling naar gemeenten. Ergens in de wandelgangen hoorde ik dat je er ook voor zou kunnen kiezen om de IDO's een artikel 8b te geven en zo de IDO's wettelijk te borgen in de bibliotheekwet. En de financiering zou je dan ook kunnen verleggen van een SPUK naar een directe subsidie aan bibliotheken. Ik denk dat bibliotheken daar bij gebaat zouden zijn. Maar het ministerie van Binnenlandse Zaken moet daar dan aan mee willen werken. Dit idee zou zo maar eens een amendement bij de behandeling in de Tweede Kamer kunnen worden als ambtenaren het niet al voortijdig zelf oppakken. 

 Een mijlpaal in de bibliotheekgeschiedenis

Stap voor stap komt deze wetswijziging naderbij. En dat is toch wel een mijlpaal in de bibliotheekgeschiedenis: een zorgplicht voor gemeenten en provincies. Met daarnaast een wettelijke verplichting voor leesbevordering in het onderwijs. En tot slot een volwaardige plaats voor Caribsich Nederland. 

Jaren is toegewerkt naar dit punt. En dat kon alleen omdat ijverige ambtenaren door bleven gaan, omdat bibliotheekhotemetoten, landelijk, provinciaal en lokaal, zich samen constructief bleven inzetten voor deze ontwikkeling en omdat wisselende bewindslieden met enthousiasme het stokje van elkaar overnamen, ongeacht de politieke kleur. En ja, ook dankzij Kamerleden als Asscher en Mohandis die moties indienden die uiteindelijk ook politiek leidden tot de zorgplicht. Ja, dit dossier is een rijdende trein die niet meer stopt en die zijn eindstation nadert. Nog twee tussenstops: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer en dan naderen we de bestemming: uitvoering van de wetswijziging.

We klagen veel over politiek en over Den Haag. Maar als ik zo'n proces van de bibliotheekwet volg en hoe met veel zorgvuldigheid en allerlei balans naar een wijziging wordt gewerkt, kijk ik ook met veel respect hoe onze democratie op dit terrein zo stap voor stap zorgt voor een mooier Nederland. Dat mag ook wel eens gezegd.

Mooi werk dus! En vanaf deze plek gaan wij natuurlijk vast speculeren wat bij de eerstvolgende evaluatie de wetswijziging wordt. Wat denken jullie? Zou dat het gratis lidmaatschap voor iedereen worden? Kom maar door.

Voor nu: wachten op het advies van de Raad van State en dan door naar de Kamer!

zondag 12 oktober 2025

En dan zijn die jongeren gratis lid... en dan?

Steeds meer bibliotheken verhogen de leeftijd van het gratis lidmaatschap. Wettelijk is het verplicht om voor de jeugd tot 18 jaar het bibliotheekabonnement gratis te houden. Maar steeds vaker zien we dat het tot 23, 27 of zelfs 30 jaar gratis is. Verkenning van verruiming van het gratis bibliotheeklidmaatschap is zelfs een doel van het bibliotheekconvenant en het ministerie doet er op dit moment ook onderzoek naar. 

En met reden. Tussen de 90 en 95% van de 18-jarigen die moet gaan betalen voor de bibliotheek, haakt op dat moment af. De prijs is voor deze doelgroep dus zeker een punt. 

Bibliotheken die de leeftijd van het gratis abonnement verhogen zien hun ledenaantallen dan ook snel stijgen. Maar zijn het ook leden die de bibliotheek  daadwerkelijk gebruiken? Criticasters zeggen dat het alleen maar window-dressing is. Want het is alleen maar een ongebruikt gratis pasje?

In dit artikel laat ik zien dat wij als bibliotheekmensen vooral anders naar jongeren moeten gaan kijken. Jongeren vinden de bibliotheek fantastisch maar het begrip 'actief lidmaatschap' zegt jongeren minder. Bibliotheken gedragen zich te veel als actieve ouders voor hun pubers. En dat werkt niet. Zo blijkt uit onderzoek.  

Het onderzoek

En dat onderzoek komt dit keer, toevallig, van onze eigen organisatie Rijnbrink. Wij zijn geen wetenschappelijk instituut maar een praktische hulp bij bibliotheekwerk. Verwacht van ons dus geen wetenschappelijke onderzoeken maar praktische handvaten op basis van de dagelijkse praktijk. 

Nee, ik voerde het onderzoek niet zelf uit. Dat waren twee van mijn collega's, Minke ter Stal en Modai van Aken. Ze deden onderzoek naar het gratis lidmaatschap voor jongeren en jong-volwassenen. En ze deden aanbevelingen voor bibliotheken om het gebruik door jongeren te stimuleren. Zij spraken hiervoor met bibliotheken maar ook met de doelgroep zelf. Dat deden ze door vragenlijsten af te nemen, door gesprekken te voeren en door op locatie te observeren. Voor de 'harde' cijfers werden gegevens uit bibliotheeksystemen gehaald. Zes bibliotheken namen deel aan dit onderzoek: Dalfsen, Deventer, Enschede Hardenberg, Twente en het Arnhemse Rozet. 

Snelle stijging van leden, beperkte stijging van uitleningen

Wat opvalt, maar niet verbaast, is dat het aantal leden tussen de 18 en 23,27 of 30 snel stijgt bij de invoering van het gratis lidmaatschap. Het zijn echter vooral leden die blijven 'hangen'. De sterkste groei in het eerste jaar na invoering zit bij de 18-jarigen die niet hoeven te gaan betalen. 19- of 20-jarigen of ouder, komen wel degelijk op het gratis lidmaatschap af maar voor hen is de stap al wat groter. Die moeten actief iets doen om weer lid te worden.  Daar leer je van dat je een jongere die niet meer lid is, veel lastiger lid kunt maken dan iemand lid houden. De groep 'gratis vanaf 18' is het eerste jaar na invoering al 8%-9% van alle leden. Dat zal betekenen dat je in het jaar na invoering ongeveer een groei van je ledenbestand kunt verwachten in deze omvang. De directeur of wethouder die alleen naar de cijfers kijkt, kan tevreden zijn. 

Wat is actief lid?

Ongeveer een derde van de gratis leden vanaf 18 jaar is actief lid, zeggen de onderzoekers. Ze bedoelen daarmee dat die ook actief lenen. Dat lijkt weinig maar ik vermoed dat een redelijk aandeel van de 15-, 16- en 17-jarigen ook al in deze categorie zat. Degenen die wel lenen, lenen zo'n 8-12 boeken per jaar en zij zijn goed voor zo'n 2%-3% van alle uitleningen. 

En daarbij komt de vraag: wat is actief lid? Zelf heb ik nogal moeite met de huidige invulling van het begrip 'actief lid'. Het wordt vaak gebruikt door criticasters op deze gratis lidmaatschappen. Met actief lid wordt bedoeld dat men leent en liefst veel leent. Wie goed naar het onderzoek kijkt van Ter Stal en Van Aken, ziet dat deze jongerenleden wel degelijk hartstikke veel doen met de bibliotheek: ze studeren er en verblijven er lang en veel. En ja, ze lenen ook. Iets minder dan anderen maar ze doen het wel degelijk. Ze tellen dus knetterhard mee op de bezoekersaantallen, dus hoezo geen actief lid? Dat begrip moeten we echt anders gaan laden.

In het vorige bibliotheekconvenant werd nog gemeld dat we van 4 miljoen leden naar 8 miljoen verbonden gebruikers zouden gaan. En wat mij betreft is die term 'verbonden gebruikers' dan ook een veel betere omschrijving.

Faciliteiten, faciliteiten, faciliteiten

En dat sluit weer aan bij de vragen die de onderzoekers stelden aan de doelgroep zelf. In de vragenlijsten is gevraagd waarom de jongeren graag naar de bibliotheek komen. Dit is de top-5 in de uitkomsten. 

Dit is dus wat de bibliotheek uniek maakt voor jongeren. Als je ze graag binnen wilt hebben, moet  je dit voor ze regelen. Vooral die laatste: 'je hoeft er niks' is een interessante. Want ik zie veel bibliotheekmensen juist zeggen dat die jongeren 'iets moeten doen, in de bibliotheek'.  Van lenen, tot lezen of tot het volgen van een activiteit. Maar wie jongeren binnen wil hebben moet dus beginnen met niks te hoeven, moeten of willen.... Je moet er zijn maar er hoeft niets te gebeuren. Wie zelf opgroeiende pubers of jongeren heeft weet dat dit precies ook is wat je als ouder moet doen.

Je moet jongeren vooral faciliteren lijkt het. Ze vinden zelf hun weg als je zorgt voor goede stilteplekken, fijne werkplekken, mogelijkheid tot printen, een fatsoenlijk en openbaar toilet en toegankelijke horeca met schappelijke prijzen. 

Faciliteiten, faciliteiten, faciliteiten is dus het devies. De huiskamer van stad of dorp begint op die manier. 

15% van de jongeren die lid zijn komt dagelijks of wekelijks


Ook hebben mijn collega's op een rijtje gezet hoe vaak jongeren - met en zonder abonnement - in de bibliotheek komen. En dan zie je dat jongeren mét abonnement veel vaker binnenlopen. Dat bedoel ik dus óók met actief lid zijn.  Deze leden zijn hondstrouw in hun bezoek. En een klein nootje aan mijn collega's: volgens mij had dit niet een gestapelde grafiek moeten zijn maar hadden de staven van 'lid' en 'geen lid' naast elkaar moeten staan. En er zit nog iets raars in de grafiek, maar dat is uw puzzeltje voor vandaag. We gaan het vast corrigeren in een volgende versie.

Moeten ze echt niet iets doen?

De jongeren vinden de bibliotheek wel goed zoals die is. En vooral als de bibliotheek niet te veel met ze wil. Verblijven en studeren is wat ze willen. En daar is natuurlijk niks mis mee. Laat ze dat lekker doen! 

Toch hebben de onderzoekers ook gevraagd naar welke activiteiten interessant voor ze zouden kunnen zijn. Uit de antwoorden is het volgende lijstje te maken.

Tijdens de studiereis in Vlaanderen dit voorjaar viel het mij op dat heel veel bibliotheken de programmering voor jongeren vooral aan de jongeren zelf lieten. Dat past bij dat beeld dat jongeren vooral het gevoel willen houden dat er niet een ander is die iets van ze wil of ze iets wil opdringen. Ze willen zelf hun invulling sturen. Lees bijvoorbeeld ons verslag van Permeke in Antwerpen of van Muntpunt Brussel nog eens terug. 

Rapport als spiegel voor onszelf

Het hele onderzoeksrapport is maar 12 pagina's dik, ik zei al, we zijn geen wetenschappelijk instituut. Maar het geeft met die omvang heel specifiek richting naar het verruimd jeugdabonnement. Bijzonder is dat vooral aan de jongeren zelf is gevraagd wat belangrijk is. Minke ter Stal en Modai van Aken hebben hiermee samen met de betreffende bibliotheken een mooi puzzelstukje bijgedragen in de zoektocht naar het gratis lidmaatschap in het algemeen. 

En de onderzoekers geven de bibliotheken vooral een spiegel voor zichzelf: wij willen van alles doen voor jongeren, maar jongeren willen er vooral 'zijn'. En vanuit dat 'zijn', kun je pas verder. Het is bijna filosofisch. En het gratis lidmaatschap zorgt dus vooral voor die verbinding en laat ze dagelijks, wekelijks of maandelijks binnenlopen. Zij zijn in onze ogen geen actieve leden maar wel zeer verbonden gebruikers. Wij moeten vooral zélf anders naar die werkelijkheid gaan kijken. Ja, een deel leest nog steeds. Een ander deel is blij met hele andere zaken van de bibliotheek. Want waar kan je nou beter je tijd doorbregen dan in de bibliotheek?  

Grote dank aan de bibliotheken die meededen, en dank aan mijn collega's Minke ter Stal en Modai van Aken voor dit rapport! Dank voor de eye-opener die in dit rapport verstopt zit!

zondag 5 oktober 2025

Zolderkamerstatistiek: Bibliotheekwerk per vierkante meter

Deze week even geen jachtige politiek maar ouderwetse zolderkamerstatistiek met staatjes die je nooit ziet. Want ik ben ondertussen begonnen om wat verder te duiken in de cijfers van het afgelopen jaar. Een paar weken geleden gaf ik met negen grafieken al een eerste overzicht in de Staat van het bibliotheekbestel. En ondertussen ben ik ook alvast begonnen met de eerste voorbereidingen voor de Best Presterende Bibliotheek van 2025. Ja, de lijstjes komen er straks weer aan. 

Maar tussendoor, spiek ik ook naar dingen die ik nog nooit eerder zag. Iets wat ik nog niet eerder zag is dat ook het aantal vierkante meters is uitgevraagd van alle bibliotheeklocaties. En daar kun je natuurlijk van alles mee berekenen. Hoeveel vierkante meter bibliotheekwerk is er in de verschillende provincies bijvoorbeeld of hoeveel vierkante meter bibliotheek is er per inwoner....  Onvervalste zolderkamerstatistiek wordt dit dus. We beginnen zo met de drukste bibliotheken van Nederland.

Ik was wel wat getriggerd door dat cijfer, de vierkante meters,  doordat ik ooit schreef over Piet van Lier die van 1985 tot 2002 in Gelderland de 'Bijbel van Piet' bijhield. De Bijbel van Piet was een document waarin hij van alle Gelderse bibliotheken de meest exotische kengetallen bijhield. Lees het bijzondere verhaal van Piet vooral nog eens terug. Eén van die kengetallen was bijvoorbeeld de schoonmaakkosten per vierkante meter. En dat kun je nu dus berekenen met de WSOB-gegevens. Ik besloot ook het spoor van Piet dus maar eens te volgen. 

De drukste bibliotheken staan niet in de grootste steden

Het meest interessante vond ik - en dat vindt u denk ik ook - om eens te kijken naar de drukte per vierkante meter. Een bibliotheek met heel veel ruimte, kan meer bezoekers ontvangen. Wie moet schipperen met de ruimte heeft het daardoor lastiger. Eerst moet je de vierkante meters van alle vestigingen van een bibliotheekstichting optellen en die delen door de bezoekersaantallen. Van de 132 bibliotheken moest ik er negen uitsluiten van het onderzoek omdat daar geen gegevens waren ingevuld of overduidelijk foute gegevens. Ik hield dus 121 bibliotheken over. Die 121 bibliotheken sorteerde ik van hoog naar laag en zo kon ik er een top-15 van maken. En je ziet hier dus de top-15 van bibliotheken waar de meeste bezoekers per beschikbare vierkante meter komen. De drukste bibliotheken dus gerekend naar de ruimte die ze hebben.

Schiedam, West-Achterhoek (Doetinchem e.o) en Borne voeren hier de top-3 aan. Ik durf te wedden dat u dat niet had voorspeld. Bij deze bibliotheken komen tussen de 140 en 150 bezoekers per vierkante meter. Dat is ruim drie keer zoveel als het landelijk gemiddelde. Velen zullen gedacht hebben dat grote bibliotheken als OBA, Forum Groningen of de Lochal wel bovenaan zouden staan. Dat is dus niet zo. Ze trekken heel veel bezoekers maar hebben dus ook relatief veel ruimte. Overigens de Lochal van Midden-Brabant staat, samen met de andere vestigingen van deze stichting, wel degelijk op een mooie 7e plek. 

Bezoekers en verblijfsduur

Zijn dit echt de drukste bibliotheken? Nou, dat weten we nog niet echt zeker. Er is namelijk nog een ander punt dat de drukte in de bibliotheek bepaald. Daar kwam ik een paar jaar geleden achter toen ik onderzoek deed naar de groei van Stadkamer in Zwolle. Daar opende men in 2017 de nieuwe centrale vestiging. In 2022 deden we onderzoek naar wat er gebeurt was sindsdien. Het aantal bezoekers was met ongeveer 15% gestegen. Toch ervoer men dat het veel meer dan 15% drukker was geworden. Nader onderzoek wees uit dat met name de verblijfsduur van de bezoeker was gestegen. In 2012 was de gemiddelde bezoeker van de centrale vestiging 28 minuten in het pand. In 2020 was dat gestegen naar ruim 90 minuten. Zeker in de mooie grote bibliotheken zijn mensen steeds langer aanwezig. Soms werken of studeren ze er zelfs de hele dag. En ik me voorstellen dat de verblijfsduur bij de Lochal dan gemiddeld langer is dan in de bibliotheek in Staphorst. Hoewel ik verwacht dat ook in Staphorst de verblijfduur gestegen is want dat is echt een landelijke trend. 

Maar goed, een leuk zolderkamerstatistiekje is het natuurlijk wel.

Kosten per vierkante meter

Ook berekende ik met het databestand van de WSOB-gegevens de huisvestingskosten per vierkante meter van elke bibliotheek. Die huisvestingkosten zijn de totale huisvestingslasten, dus met de servicekosten, eventueel onderhoud, verzekering, belastingen en schoonmaak. 

De bibliotheken hebben gezamenlijk 891.945 vierkante meter beschikbaar. Dit is inclusief kantoorruimte. Aardig kengetal: dat is één vierkante meter per 20 inwoners. Een dorp van 10.000 inwoners zou dus gemiddeld een omvang van 500 vierkante meter moeten hebben volgens deze berekening. 

Voor die bijna 900.000 vierkante meters betalen bibliotheken zo'n € 142 miljoen per jaar. Gemiddeld is dat € 159,56 per vierkante meter per jaar all-in. 

Veel variatie

Maar er zit nog veel variatie tussen de bibliotheken. Dit zie je wel in bovenstaande grafiek. De goedkoopste bibliotheken beginnen al bij € 20,- per vierkante meter per jaar. De duurste zit net onder de € 500,- per vierkante meter. Veel grote steden zitten bij de duurder vierkante meters. Rotterdam is één van de uitzonderingen met een redelijk gemiddelde prijs. Maar het zijn zeker niet alleen de grote steden in de top. Je ziet dat er een grote variatie is die allerlei oorzaken kan kennen. Naast prijsverschillen door geografische liggen, zit er ook variatie door koop of huur, door afspraken met gemeenten over maatschappelijke huurprijzen en dergelijke. In de benchmarks laten we in de vergelijking rond subsidiebedragen de huisvestingskosten om die reden ook altijd buiten beschouwing. En dat is dus terecht. 

Het overgrote deel van de bibliotheken zwermt rond het gemiddelde en kent een huisvestingslast van tussen de € 100,-  en € 200,- per vierkante meter jaar. 

Het aandeel huisvestingslasten stijgt (nog) niet


Ik dacht dat het toch aardig is om op een rijtje te zetten hoe de huisvestingslasten in het afgelopen decennium zich ontwikkeld hebben. We zeggen namelijk dat de verblijffunctie van de bibliotheek steeds belangrijker wordt. En daaruit zou je kunnen afleiden dat we dus ook meer vierkante meters gaan gebruiken of dat we onze ruimte multifunctioneler gaan inrichten. En je zou dus kunnen denken dat de huisvestingslasten door die ontwikkeling wel stijgen. Maar dat is niet het geval. Tot 2019 zien we zelfs een daling van de kosten. Dat is een nog naijlend effect van bezuinigingen tussen 2010 en 2018, vermoed ik. Over alle jaren is het aandeel van de huisvestingskosten zo rond de 21% van de totale begroting.

Ik heb nog even gecontroleerd of het aantal vestigingen in deze periode niet drastisch gedaald is. Maar dat is niet zo. Het fluctueert wel iets maar is niet noemenswaardig. 

Wel zie je in de laatste twee jaar de totale kosten stijgen. Dat is vooral het effect van de rijksmiddelen die in 2023 en 2024 in de vorm van een SPUK-regeling. Die regeling is bedoeld voor nieuwe vestigingen, verbetering van servicepunten naar vestigingen en verruiming van openingstijden. Veel bibliotheken zijn daar nu mee bezig. De eerste stijging zat vooral in personeelslasten. Maar het zou goed kunnen dat door de SPUK-regeling de huisvestingslasten hierdoor de komende jaren wat gaan stijgen. Want meer vestigingen en ruimer open leveren meer directe of indirecte kosten op rond het gebouw. 

Waar moet het hardst gepoetst worden?


De huisvestingskosten zijn in de bibliotheekstatistiek ook nog verder onderverdeeld: belastingen, verzekeringen, klein onderhoud en... schoonmaakkosten. Ah, dacht ik. Nu kunnen we dus zien welke bibliotheek het meest smerig is en waar het hardst gepoetst moet worden... Het was een cijfer dat Piet van Lier ook altijd uitrekende. 

Welke bibliotheek het meest aan de schoonmaak kwijt is, verklap ik lekker niet. Wel kan ik zeggen dat het een bibliotheek is op het platteland en geen grootstedelijke bibliotheek. 

Het gemiddelde voor de schoonmaak ligt bij de Nederlandse bibliotheken op zo'n € 15,- per vierkante meter en de grootste groep zwermt daar inderdaad om heen. Schoonmaak is in de regel dus weer zo'n 10% van de huisvestingskosten. 

Zolderkamerstatistiek

Een zondagje onvervalste zolderkamerstatistiek. Met dat nieuwe cijfer van de vierkante meters kwam ik in de eerste berekeningen hier op uit. Heb je wat aan dit soort statistieken? Natuurlijk is het een aardig gegeven voor een bibliotheek die in de top-15 staat en die graag wat extra vierkante meters wil. En wie wil dat nou niet?  Maar voor velen is dit natuurlijk geen dagelijkse kost. Degene die het gebouw beheert, zal dit bovenmatig interesseren.

Huisvesting blijft met 20% van de begroting een redelijke kostenpost voor bibliotheken en is na personeel de grootste kostenpost. Blijven sturen op die kosten is dus altijd van belang. 

Voor mij is dit vooral een aardig cijfer om te zien welk aandeel van het bibliotheekbudget naar het gebouw mag gaan en of dat door de versterkte verblijffunctie bijvoorbeeld stijgt. Dat is dus vooralsnog niet zo. Ik ben benieuwd hoe dat de komende jaren gaat. 

En na al die jaren, berekende ik, net als Piet van Lier, opnieuw de schoonmaakkosten per vierkante meter. Ik ben benieuwd welke mogelijkheden jullie nog zien.

Maar voor nu: op Piet!