Posts tonen met het label berenschot. Alle posts tonen
Posts tonen met het label berenschot. Alle posts tonen

zondag 24 augustus 2025

Verdwijnt de kleine bibliotheekorganisatie?

Verdwijnt de kleine bibliotheekorganisatie? Dat is een spannende vraag voor iemand die uit een provincie komt met veel kleine bibliotheekorganisaties... Laat ik vooraf zeggen dat ik een groot fan ben van kleine bibliotheken. Ik zie hoe goed ze aansluiten bij de lokale gemeenschappen, hoe goed ze hun gebruikerskring kennen en hoe makkelijk het daardoor lokaal samenwerken is. Deze kleine bibliotheken hadden al een 'community librarian' voor het woord was uitgevonden. Maar elke medaille heeft ook een keerzijde.

De afgelopen week kreeg ik een vraag of ik een overzicht kon maken van bibliotheken naar grootte in personeel. Met andere woorden: hoeveel betaalde formatie heeft een gemiddelde bibliotheek en hoeveel variatie zit daarin? Die vraag leidde tot bovenstaande grafiekje dat ik op basis van de openbare WSOB-gegevens van 2023 kon maken. Per bibliotheekorganisatie is daar te zien hoeveel betaalde formatie zij hebben, uitgedrukt in Fulltime Equivalenten (FTE). En toen ik dat overzicht had gemaakt en daar even over doorpraatte, was de conclusie toch: het einde van de kleine bibliotheekorganisatie lijkt nabij.

Steeds minder bibliotheekorganisaties, dus steeds grotere organisaties

In 2023 waren er 133 bibliotheekorganisaties. Samen hadden die iets meer dan 5.400 betaalde formatieplaatsen. Per bibliotheekorganisaties is dat gemiddeld 40,6 formatieplaats of FTE. Maar tussen al die organisaties zit een grote verscheidenheid. De kleinste bibliotheekorganisatie is de Gelderse Bibliotheek Scherpenzeel met 1,6 formatieplaats. De grootste organisatie is de Amsterdamse OBA met 260 formatieplaatsen. En alles daar tussen in. 

Per provincie zit er nog wel een flink verschil tussen zoals u kunt zien. Daar ga ik zo nog op in. Eerst maar eens de ontwikkeling in historisch perspectief. Als we een wat langere tijdlijn uitzetten dan zien we het volgende.  


Tot begin jaren '90 stijgt het aantal bibliotheekorganisaties nog. Dat heeft alles te maken met het feit dat toen nog lang niet alle gemeenten een bibliotheek hadden. Vanaf  de jaren '90 van de vorige eeuw  het aantal bibliotheekorganisaties.  In de jaren '90 houdt die eerste daling vooral gelijke tred met de opschaling van gemeenten.

Tussen 2000 en 2010 zie je dan plotseling een scherp daling. Voor ongeveer 2005 had elke gemeente een eigen bibliotheekorganisaties. Door herindelingen en opschaling zie je na 1990 en tot begin van het nieuwe millennium het aantal bibliotheekorganisaties licht dalen omdat het aantal gemeenten afneemt. En bij een herindeling fuseren bijna altijd de twee of meerdere bibliotheekorganisaties met elkaar. 

Na 2005 verandert dat. Er wordt vlak na 2000 een proces van bibliotheekvernieuwing ingezet waarbij door het Rijk opschaling gestimuleerd wordt. De grondslag daarvoor lag bij het rapport 'Open poort tot kennis' van de commissie Meijer die een herstructurering van het bibliotheek voorstond. Daarin werd gepleit voor grotere en robuuste bibliotheekorganisaties die over gemeentegrenzen heen georganiseerd werden. Daar ontstonden de basisbibliotheken. Dat proces duurde ongeveer tot 2010.

Provinciale verschillen zijn historische verschillen

Dat de omvang van de bibliotheekorganisaties zo verschilt per provincie zoals we in de eerste grafiek zagen, is vaak historisch verklaarbaar. Overijssel, de provincie waarbij 59% van de bibliotheken nog kleiner zijn dan tien formatieplaatsen, kende vlak voordat de herstructurering werd ingezet een herindeling in 2002. Daarbij ging men van zo'n 50 gemeenten terug naar 25 gemeenten. Het jaar daarop begon de herstructurering. Nog een keer fuseren vonden de bibliotheken in het oosten van het land, terecht, even niet zo'n goed idee. Daarbij kwam dat men met veel onderlinge samenwerking en de opkomst van Kulturhusen de toekomst goed geborgd had. 

In Groningen groeide men historisch naar één bibliotheekorganisatie voor de hele provincie. Totdat het Groninger Forum in beeld kwam en het handiger was om stad en ommeland te splitsen en er weer twee organisaties ontstonden die wel nauw samenwerken.

En zo kent elke provincie wel zijn eigen verhaal. Factoren die bij die verschillen een rol spelen zijn de bestaande provinciale structuur, de verhouding tussen stad en platteland, en ja, misschien ook wel een beetje hoeveel geld welke gemeente voor het bibliotheekwerk over had.  

Grotere organisaties om de verbrede functie te borgen

De snelle daling kwam dus vooral door die herstructurering tussen 2000 en 2010. Maar ook de laatste jaren zien we nog steeds een verdere daling van het aantal bibliotheekorganisaties. 


De daling die we nu zien, komt voort uit twee ontwikkelingen. Van jaar tot jaar zijn er altijd nog wel een paar gemeenten die fuseren en bibliotheken volgen die fusie. Dat is een klein deel van de verklaring. Want het merendeel van de daling wordt veroorzaakt door zelfgekozen fusies van bestaande bibliotheekorganisaties, opschaling naar multifunctionele organisaties of beide. 

Die beweging is vrij eenvoudig te verklaren. De omvang van het takenpakket van de bibliotheken werd in de afgelopen tien jaar snel omvangrijker met allerlei maatschappelijke en educatieve programma's. En dat in een tijd dat er niet evenredig veel geld bij kwam of zelfs werd bezuinigd. Die verbreding vraagt om meer specialisatie: denk aan extra consulenten voor onderwijs of programmeurs en projectleiders rond basisvaardigheden. Voor een kleine organisatie is dat minder eenvoudig te organiseren dan voor een grotere. 

Hoeveel inwoners voor één formatieplaats?

Nu zou je kunnen denken dat kleine bibliotheekorganisaties wellicht inefficiënte organisaties zijn. Dat is niet waar. Sterker, die kleine organisaties moeten al die taken vaak met minder formatie uitvoeren dan grotere organisaties. Ik zeg vaak, want het is geen wet van meden en perzen. 

Met dezelfde gegevens waar ik de eerste grafiek mee maakte, kun je namelijk ook op een rijtje zetten hoeveel FTE bibliotheken krijgen per 1.000 inwoners. Met andere woorden: hoeveel personeel heb je nodig voor een bibliotheek? Dat zie je in bovenstaande grafiek. 

Gemiddeld had een bibliotheek in 2023 één betaalde formatieplaats per 3.291 inwoners. Het merendeel zwermt voor één formatieplaats tussen de 3.000 en 5.000 inwoners. Aan de bovenkant - de organisaties met meer dan één fte er 2.000 inwoners - zitten eigenlijk allemaal multifunctionele culturele organisaties die ook andere medewerkers hebben meegeteld. Dat vertroebeld de uitkomsten wel wat omdat zij (veel) meer doen dan alleen bibliotheekwerk. 

Aan de onderkant - de organisaties met minder dat één formatieplaats per 5.000 inwoners, zitten bibliotheken die relatief weinig personeel hebben per 1.000 inwoners. En raad eens: daar zitten vooral kleine bibliotheken. Die bibliotheken zijn dus niet alleen klein maar hebben ook nog eens relatief weinig personeel voor hetzelfde takenpakket. Het personeel in kleine bibliotheken levert dus een gigantische prestatie.

In het bibliotheekwerk wordt wel gesproken over een mogelijk normenkader dat als richtlijn zou kunnen gelden bij de wetswijziging. Daar had een norm over omvang van personeel naar mijn mening nog best bij kunnen. Denk aan één FTE per 3.000-4.000 inwoners bijvoorbeeld. 

Bibliotheken zijn al lang begonnen...

Kleine bibliotheekorganisaties hebben dus wel een opgave. Verbreden en continuïteit bieden op een heel smalle basis. Ik besloot om nog iets verder te gaan en de twintig kleinste bibliotheken eens op rij te zetten. Dat lijstje - uit 2023 inmiddels - ziet er als volgt uit. Het zijn allemaal bibliotheken met minder dan tien formatieplaatsen. 


Bij dit lijstje is een flink aantal opmerkingen wel op zijn plek. Op de eerste plaats: het is niet slecht om een kleine bibliotheekorganisatie te zijn. Veel van de bibliotheken in dit lijstje zie ik jaarlijks terug in de verschillende lijstjes die ik maak van Best Presterende Bibliotheken. Alle respect, ze houden met weinig veel ballen in de lucht. Punt. 

Wat opvalt aan het lijstje is dat het bijna zonder uitzondering bibliotheekorganisaties zijn die voor één gemeente werken en dat die gemeente kleiner zijn dan 40.000 inwoners. Heuvelland is eigenlijk de enige vreemde eend in de bijt met drie gemeenten en iets meer dan 50.000 inwoners met slechts 5,8 fte. Wie dat doorrekent weet dat Heuvelland heel weinig fte krijgt voor de omvang van het werkgebied. Beste gemeente Eijsden-Margraten, Valkenburg en Vaals: doe er wat aan.

Eén gemeente en ook nog kleine gemeenten. Die kleine omvang van gemeenten is wel een dingetje. Want ook gemeenten hebben veel meer taken gekregen sinds de decentralisaties van 2015. En de verwachting was dat dit zou leiden tot een natuurlijke opschaling van gemeenten. Daar had destijds minister Plasterk ook al een korting voor ingeboekt die uiteindelijk tot het ravijnjaar zou leiden. Want die snelle opschaling kwam er niet. Niet alleen bibliotheekorganisaties hebben dus een vraag naar hun wijze van organiseren maar kleine gemeenten evenzeer.

Verder zie je - het lijstje is van 2023 - dat veel van deze bibliotheekorganisaties of al verder gefuseerd zijn of samenwerking kennen met andere organisaties om tot voldoende organisatievermogen te komen. Waar de gemeenten dus stilstaan, zijn de bibliotheken allang in beweging. En ik kan in mijn lijstje nog best wat gemist hebben. Zo lopen her en der wel wat onderzoeken of zijn die er in het verleden geweest. Elke organisatie op dit lijstje heeft zichzelf al de vraag gesteld over de wijze van organiseren. Maar er moet zich natuurlijk ook een goede gelegenheid voordoen. En soms is het diezelfde kleine gemeente die een stokje steekt voor een andere wijze van organiseren.  Fundament - bibliotheek Losser staat eigenlijk onterecht op dit lijstje. Het klopt dat zij een kleine omvang hebben als het gaat op bibliotheekpersoneel maar zij werken lokaal breed samen en hebben veel meer medewerkers dat de 6,2 fte die hier in het lijstje staat. Ook zij hebben dus al een nieuwe organisatievorm gevonden.

Wat ik concludeer op basis van de statistieke is iets waar bibliotheken dus al naar handelen. Bibliotheken zijn zelf allang begonnen waren met het organiseren van hun eigen toekomst. En ja, daar zouden de kleine gemeenten nog wel wat van kunnen leren. Bibliotheekbestuurders durven sneller over hun eigen schaduw heen te stappen dan gemeentebestuurders.  

Verdwijnt de kleine bibliotheekorganisatie?

Toch is opschalen lang niet de enige optie. Zeker niet. We zagen het al bij de opmerking over het mooie Fundament in Losser.  In het rapport 'De robuuste bibliotheek' van Berenschot uit 2023 werden vier scenario's geschetst als bedrijfsmodel voor de toekomst. 


In het rapport wordt bij elk bedrijfsmodel wat nadere uitleg gegeven. En uiteraard zijn er combinaties mogelijk. Regionale samenwerking bijvoorbeeld met tegelijkertijd een gecombineerde instelling. En naast deze toch was massieve organisatiemodellen zijn er natuurlijk nog tal van andere samenwerkingsvormen mogelijk. De bibliotheken Wierden, Tubbergen, Borne en Dinkelland die op het lijstje staan hebben daar bijvoorbeeld ervaring mee en zijn de afgelopen tien jaar opgeschoven van gezamenlijk management naar steeds intensievere samenwerking in de hele organisatie  

Er dus niet 'one size, fits all'. Wat de beste vorm is voor een bibliotheek, is op elke plek verschillend en vraagt altijd alle zorgvuldigheid. Wat je wel ziet, is dat veel organisaties in beweging zijn en opnieuw zoeken naar de juiste vorm en schaal. Ik denk dat dat een hele gezonde beweging is. 

Zorgplicht als nieuw ijkpunt voor de omvang en wijze van organiseren

Wat is nu de conclusie van dit alles? Veel is historisch verklaarbaar maar de historie hoeft niet het beste te zijn voor de toekomst. En veel bibliotheken nemen op veel plekken zelf de handschoen al op. De maatschappij verandert en dus verandert de bibliotheek. 

Daar komt nog bij dat er een wetswijziging aan zit te komen die gemeenten een zorgplicht oplegt voor het bibliotheekwerk. En middelen beschikbaar stelt te versterking van het bibliotheekwerk. Wie bovenstaande ziet, snapt dat het slim is van het ministerie om kleine gemeenten licht te bevoordelen bij het verstrekken van die middelen. 

Eén van de voorwaarden die de zorgplicht gaat opleggen is dat er een meerjarenplan van de gemeente komt voor bibliotheekwerk. En het kan bijna niet anders dat elke gemeente en bibliotheek bij dat proces even stilstaan bij de juiste wijze van organiseren in de komende jaren. Is de huidige opzet nog passend? Biedt het voldoende mogelijkheden om de verbrede en verdiepte rol vorm te geven?  Is het robuust genoeg en biedt het voldoende continuïteit? 

Met andere woorden, ik verwacht dat dit proces bibliotheekorganisaties opnieuw zal laten nadenken over de schaal en wijze van organiseren. En zoals gezegd: bibliotheken pakken die handschoen op veel plekken al op. Dat is fijn. Maar dat is niet het enige. Het gaat op veel plekken - zeker bij kleine gemeente - vaak ook gewoon om meer geld. Makkelijk werden er allerlei taken bij gedaan waar niet altijd het geld bij volgde. De bibliotheek organiseerde het wel en de overheid zei: 'dankjewel dat je dit weer gratis hebt opgelost'. Ook daar zitten grenzen aan.

Gebruik het momentum

Werk aan de winkel dus. De meeste zijn al begonnen. En nee, opschalen en fuseren is zeker niet de enige vorm. Ik blijf houden van de lokale schaal, eigenheid en ondernemerschap. Maar ik zie tegelijkertijd dat groei van functies en het bieden van continuïteit ook dwingen tot blijven nadenken over die juiste vorm. En daarbij geldt dat als zich een kans voordoet om daarover na te denken, dat je dat dan ook serieus moet doen. 

De zorgplicht en het meerjarenplan gaan zo'n moment worden. Gebruik het moment goed om samen met gemeente en partners nog eens goed te kijken naar de mogelijkheden.

zondag 13 februari 2022

VNG zegt (via Berenschot): investeren in de bibliotheek is gewoon ontzettend slim! : Bibliotheken in crisistijd, deel 29

Een kleine twee weken presenteerde Berenschot de hernieuwde gids voor herstel en transitie van de culturele sector. Het rapport werd gemaakt in opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Precies een jaar geleden presenteerde Berenschot in opdracht van VNG al een scenarioverkenning voor gemeenten, cultuur en corona. Toen met de gedachte dat we toch snel uit de crisis zouden komen na vaccinatie. Een jaar later hebben we meer besmettingen dan ooit, zijn we drie prikken verder máár liggen de ziekenhuizen niet meer helemaal vol. Hoewel iedereen hoopt dat nú dan toch echt het einde van de crisis nadert, weet niemand het zeker. 

Een jaar geleden scheef ik over de eerste versie van het rapport en gaf aan dat het rapport prima aanknopingspunten bood om als bibliotheken het gesprek aan te gaan met de gemeente. Ik deed toen vooral ook de oproep om zelf als bibliotheek al een route uit te stippelen naar de toekomst. Wat nemen we mee uit de crisis en wat laten we graag achter?

In het onlangs verschenen rapport staat Berenschot op de eerste plaats stil bij de gaten die de coronacrisis heeft geslagen in de culturele infrastructuur. Financieel zijn grotere musea en bibliotheken er best genadig van afgekomen, met de steun en coulance van gemeenten. Maar bijvoorbeeld amateurkunstverenigingen en kleine musea leiden een kwijnend bestaan. Van amateurverenigingen denkt de helft dat ze (veel) kleiner uit deze crisis komen óf dat ze niet meer bestaan. In de haarvaten van de cultuur, stroomt nauwelijks nog bloed en is de hartslag nauwelijks voelbaar.

Ook de makers en zzp'ers zijn hard getroffen. Kort door de bocht raakte 25% van alle medewerkers de belegde boterham kwijt. Kortom, een bloedbad en als het u niet getroffen heeft, dan mag u uw zegeningen tellen. 

Het meest interessante deel, zal voor velen, toch vooral het deel zijn dat gaat over de scenario's voor de verschillende sectoren. 

Vier scenario's

Berenschot hanteerde ook vorig jaar al vier scenario's die gevoed worden langs twee assen. U zag het plaatje al helemaal bovenaan het artikel. Op de ene as gaat het over op welke wijze de overheid de sector kan blijven financieren (krap of ruim) en op de andere as staat of de vraag uit de samenleving nu wel of niet drastisch gaat wijzigen. Berenschot handhaaft dit model maar ik merk zelf dat naarmate de crisis langer duurt, het steeds lastiger wordt om te benoemen of een vraagverandering nu voortkomt uit de crisis of dat we eigenlijk allang op die weg aan het gaan waren. Een voorbeeld is het Informatiepunt Digitale Overheid. Bibliotheken waren daar al mee bezig voordat de coronacrisis uitbrak maar het heeft de ontwikkeling wel versneld. Welke snelheid komt uit de crisis en welke snelheid maakten de bibliotheken zelf al?

Voor bibliotheken schetst Berenschot bijgaande uitwerking van bovenstaande scenario's. 

Ik moet eerlijk zeggen dat ze ten opzichte van vorig jaar het beeld van de bibliotheek flink in positieve zin hebben aangepast. 

Over de richting waarin bibliotheken zich bewegen merken ze in het rapport volgende op:
"Ten aanzien van de duurzame toekomst van de bibliotheeksector is de transitie van uitleenbibliotheek naar maatschappelijke en educatieve bibliotheek relevant. De gevolgen van de coronacrisis voor de gehele samenleving vergroten de potentiële toegevoegde waarde van de bibliotheken voor maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het tegengaan van laaggeletterdheid, digi-analfabetisme en tweedeling in de samenleving. Het Rijk maakt de komende jaren € 18 miljoen vrij voor Informatiepunten Digitale Overheid in de openbare bibliotheken om de kloof tussen burgers en overheid te verkleinen. "
Ik geef toe, het is natuurlijk beleidswol van het zuiverste water maar in gewone-mensentaal staat hier: de bibliotheek is gewoon hartstikke belangrijk geworden in de coronascrisis! En die bibliotheek is een verrekte handige instelling om de samenleving verder te helpen in deze roerige politieke tijd.

Nou, vooruit doe ik nog zo'n mooi citaat:
"De bibliotheekvoorziening moet hiertoe niet alleen op peil blijven, maar er moeten, volgens betrokkenen bij de sector, ook stappen vooruit gezet worden ten behoeve van de toekomstbestendigheid. De bijdragen van gemeenten zijn in vorm (incidenteel, structureel) en omvang (beperkt of ruim) zeer bepalend voor de toekomst van de lokale bibliotheekvoorziening."
Ook dit zal ik even ondertitelen. Hier staat eigenlijk: als je iets wil met je bibliotheek dan moet je er in investeren. 

Iglo-model

Tot slot staat Berenschot nog even stil bij het eigen raamwerk voor financiering van culturele instellingen, ook wel het Iglo-model genoemd. Dat Iglo-model is ontstaan uit het feit dat gemeenten graag verschillende culturele instellingen langs een eenduidige meetlat willen financieren. Ook willen gemeenten helderheid over het feit dat de subsidie moet gaan naar waar de gemeente voor wil financieren. 

Over dit model merkt Berenschot op:

"Op elk deel kan apart beleid worden gemaakt (concrete prestatieafspraken). Want: duidelijk is welke subsidiedeel wordt gebruikt voor welke soort lasten. Uit de inmiddels veelvuldige analyses van de bedrijfsvoering van culturele instellingen aan de hand van het Iglo-model blijken veel voorkomende uitkomsten:

  • Het grootste deel van de subsidie gaat naar deel A, vooral naar huur, die in veel gevallen terugvloeit naar de gemeente
  • Instellingen met exploitatieproblemen kunnen met subsidie de kosten voor deel A niet gedekt krijgen
  • Gesprekken tussen gemeenten en culturele instellingen gaan vooral over deel B, waar het bestaansrecht zit
  • Financiële speelruimte voor culturele instellingen voor maatschappelijke bijdragen in deel B is vaak beperkt
  • De mate waarin deel C rendeert wisselt zeer sterk per soort instelling: poppodia veel meer dan bibliotheken
  • Er is zeker verdienpotentieel maar er zijn nauwelijks voorbeelden van alternatieve verdienmodellen"

Nou, ik vind dat wel een herkenbaar verhaal, hoewel bibliotheken met productbegrotingen wel steeds vaker het risico lopen dat deel A (waar de vaste lasten inzitten) versleuteld moeten worden in de "producten" (deel B). Bij bezuinigingen loop je dan het risico dat dan klakkeloos in minder "producten" kan worden gerekend. Minder producten betekent dan ook minder bijdragen aan de vaste lasten waarbij dan alsnog vestigingen onder druk kunnen komen te staan. Het definiëren van wat nou wat is in deze iglo is dus nog wel van belang.  

Maak een plan!

Vorig jaar waren we nog bang dat er heel snel bezuinigd zou gaan worden na de coronacrisis. Hoewel lang niet elke gemeente financieel even solide is, zien we dat grote landelijke bezuinigingen op het gemeentefonds (vooralsnog) achterwege blijven. Verder is er zicht op extra Rijksgeld uit het regeerakkoord. En zelfs het VNG zegt bij monde van Berenschot: wie slim is, investeert in de bibliotheek. Ik zeg: volle kracht vooruit op de drie grote maatschappelijke opgaven! Maak lokaal een plan voor de geletterde samenleving, voor participatie in de digitale informatiesamenleving en voor een leven lang ontwikkelen. Anticipeer op Rijksgeld en koppel dat aan extra lokale investeringen. 

Bibliotheken hebben zich bewezen in de coronacrisis. Nu aan de slag voor na de crisis!

zondag 14 februari 2021

Bibliotheken in crisistijd : deel 18 : Scenarioverkenning cultuursector ná corona

Op de valreep van deze week, kreeg ik nog een aardige tip van Cor Wijn van Berenschot. Hij tipte op de scenarioverkenning die Berenschot uitvoerde over de cultuursector ná corona. Het is wel een aardig rapport dat overigens in sneltreinvaart in elkaar is gezet. Op 9 februari werd een brainstorm georganiseerd met 25 deelnemers uit het cultuurveld en de gemeentewereld. En op 12 februari werd het rapport al gedeeld. Berenschot maakt in opdracht van VNG een gids voor gemeenten over de cultuursector ná corona en daar zal dit in terug komen. Uw ambtenaar gaat dit dus ook krijgen. Handig om alvast te lezen dus.

Twee drijvende krachten, vier scenario's

Berenschot onderkent twee drijvende krachten waarbij vier scenario's ontstaan. De eerste drijvend kracht is of we terug keren naar het oude normaal en eigenlijk iedereen alles weer wil hebben zoals het was óf dat de crisis ons gedrags- en behoeftepatroon toch definitief heeft veranderd. De tweede kracht is die van de overheid zelf: treedt de overheid terug en gaat zij bezuinigen óf gaat zij juist ruimhartig investeren? Voor beide lijnen zijn goede redenen te noemen: het op orde brengen van overheidsfinanciën of juist investeren in het cement van de samenleving dat cultuur juist is.

Deze krachten leveren vier scenario's op, die van krimp, herstel, aanpassing en vernieuwing. Nu is het met scenario's eigenlijk altijd dat nooit één scenario het wordt maar het is goed om voor je eigen organisatie de verschillende opties eens langs te lopen. 

Nu positioneren van je eigen transitie

Wat betekenen deze scenario's voor bibliotheken? Zelf heb ik al gemerkt bij een aantal bibliotheken die ik ondersteun dat gemeenten zeer voorzichtig zijn met financiën omdat ze zelf ook niet weten waar ze aan toe zijn. Wel zie ik dat bibliotheken volop in transitie zijn: van klassieke naar maatschappelijk-educatieve bibliotheek. Dit is hét moment om die transitie maximaal positioneren naar gemeente. U denkt misschien: 'dat weten ze allang' maar voor veel raadsleden is dat echt nog een aangename vernieuwing. Met andere woorden: wij waren ons al aan het voorbereiden op ná corona...  Berenschot neemt bibliotheken zelfs als voorbeeld met het volgende plaatje. 


Ik weet het, het is een gevaarlijk plaatje want het maakt het een versimpeling van het bibliotheekwerk. Ik weet dat een aantal van mijn lezers daardoor afhaakt of daarover struikelt, Tegen hen zeg ik: slik even die kritiek in en probeer er even over heen te kijken. Want waar ik naar toe wil is hoe Berenschot de transitie van bibliotheken in beeld brengt en begrijpelijk maakt voor gemeenten. Eerst zat al ons geld in boeken en gebouwen en straks gaat het ook nog steeds naar boeken en gebouwen maar vooral ook naar de programma's rond laaggeletterdheid, basisvaardigheden of voor scholen. En onze gebouwen passen zich daarop aan. Wij veranderen de kurk waar wij op drijven.  Daar waren we al mee bezig maar de coronacrisis geeft aan dat dit een goede stap was.  Dit is dus het moment om die verandering te laten zien.

Als bibliotheek is het daarom goed om - als u daar al niet aan was begonnen - de komende tijd na te denken welk verhaal je aan de gemeente gaat vertellen over de route ná corona. Ik had eerder al een artikel over het bijspijkerplan dat bibliotheken kunnen aanbieden aan de gemeenschap en ik denk dat je dat heel concreet kunt maken. Het betekent echter ook: opnieuw nadenken over hoe je weer de bakens verzet binnen je eigen organisatie. Hoewel er zeker wel wat opties zijn rond extra geld - denk aan bijvoorbeeld de uitspraak van D66 om 80 miljoen voor bibliotheken uit te trekken na de verkiezingen - moet je ook weer opnieuw naar jezelf kijken. Wat als we vorig jaar 30% minder hebben uitgeleend en een deel van de uitleningen komt niet terug? Want doen we dan met het collectiebudget? Wat als we willen versnellen naar basisvaardigheden of bibliotheek op school, waar gaan we dan een klein beetje ruimte vinden om te starten? Ook dat is deel van het verhaal, hoe lastig ook.

En overigens, ik werk bij een provinciale instelling maar wij hebben de dure plicht bibliotheken te ondersteunen in dit proces. En dat doen we graag.

Let's do it to them before they do it to us..

Zelf een plan maken als bibliotheek en aangeven hoe je ná corona de gemeenschap verder gaat helpen en hoe je zelf ook de bakens verzet, is een krachtig signaal. En ik denk eerlijk gezegd dat dat ook het perspectief is waarbij de gemeente het meest bereid is om de subsidie voor de bibliotheek zo maximaal mogelijk te handhaven.  

Of zoals ze bij de politieserie Hill Street Blues altijd zeiden: Let's do it to them before they do it to us. Kom zelf met het verhaal voordat de gemeente er mee komt. Dat is 1-0 voor u.