donderdag 31 maart 2016

Blogartikel 1.000! Waarom de helft van de VMBO-leerlingen op de laagste niveaus laaggeletterd is. Media:tijd, deel 3

Dit is blog nummer 1.000! En we gaan verder met het rapport Media:tijd. Helaas weer geen vrolijke boodschap. En ik weet het, dat bent u niet van me gewend. Meestal weet ik nog wel optimistisch ergens een draai aan te geven. Vandaag niet. Want het gaat over de reden van waarom 14% van de 15-jarigen laaggeletterd is. Een feit waar we ons als volwassenen kapot voor moeten schamen. Want wij - als volwassenen - zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en het onderwijs dat zij krijgen.

Maar eerst nog eens even terug naar de leestijd van Nederlanders. Kijk maar eens naar de tabel hierboven.  Met 43 minuten per dag gemiddeld neemt het een bescheiden vierde plaats in na kijken, luisteren en communiceren. Nu kan ik daar nog wel mee leven. Maar kijk even naar de verdeling over de leeftijden. 11 minuten bij de leeftijd tussen 13 en 19 jaar en oplopend naar 1 uur en 21 minuten bij bejaarden.

Met andere woorden: jongeren lezen nauwelijks. Ja, ze communiceren wel maar de vraag is of hun woordenschat en hun taalvaardigheid  stimuleert.



Waarom is 14% van de 15-jarigen laaggeletterd?
En nu maak ik even een uitstapje naar het Pisa-onderzoek. Dit onderzoek constateert dat 14% van de 15-jarigen in Nederland laaggeletterd is. Wat denkt u: heeft dit iets met weinig lezen te maken? Ik denk het wel.

Die laaggeletterdheid bevindt overigens grotendeels bij de laagste niveaus van het VMBO.  Daar is - hou u vast - 50% van de leerlingen laaggeletterd.... De helft. Bent u daar nog?

De leestijd van jongeren waarin geconcentreerd met teksten bezig is, is de afgelopen decennia alleen maar afgenomen. Een beter bewijs dat het hard nodig is dat jongeren blijven lezen en daardoor hun woordenschat blijven ontwikkelen is volgens mij niet denkbaar. Een slimmerik zal nu nog zeggen: maar Deckers, lezen ze nu weinig omdat ze laaggeletterd zijn of zijn ze laaggeletterd omdat ze weinig lezen? Oorzaak en gevolg liggen dicht bij elkaar. Maar dan heb ik twee vragen terug: Worden ze beter in taal als wij ze meer laten lezen? En: is het de schuld van die jongere dat ze laaggeletterd zijn of is dat de schuld van ons als volwassenen? En zo ja, wie heeft dan de verantwoordelijkheid om er iets aan te doen?



De lezer is een oudere met een bovengemiddelde opleiding
En ga vanuit die weiniglezer dan maar eens kijken wat de veellezer is. Ook daar geeft het rapport een profiel van . Het zal u wellicht niet verbazen: het zijn vooral ouderen met een bovengemiddelde opleiding. Exact het tegenbeeld van de laaggeletterde jongere.

De verhouding man/vrouw is nagenoeg gelijk. Wat wel weer opvallend is aangezien bibliotheken een grotere aantrekkingskracht hebben op vrouwen dan op mannen.


Jongeren lezen wel digitaal?
Okee, jongeren lezen dus veel minder. Maar lezen ze dan misschien wel digitaal? Nee, helaas.  Tussen 13 en 19 jaar maakt het niks uit. Wel tussen de 20 tot 50 jaar, daar is het percentage digitale lezers groter dan papieren lezers. Tussen 50 en 65 jaar is het ongeveer gelijk en boven de 65 wint papier het.

Zo, genoeg over papier gekletst. In het volgende blog gaan we eens kijken wat er is gebeurd aan de digitale kant. Drink ik ondertussen een glas op dit duizendste blog want een beetje trots ben ik natuurlijk wel. Over hoe we dat 1.000e blog nog maar eens moeten vieren, meld ik na deze serie nog wel. 

Dit is deel drie in een serie van vier artikelen over het rapport Media:Tijd

woensdag 30 maart 2016

Op naar blogartikel nummer 1.000: Hoe papier verdwijnt uit onze samenleving... Media:tijd, deel 2

Dit is blog 999 en dit  keer ontnuchterende feiten. De vorige keer konden we ons nog wat warmen aan het feit dat ons mediagebruik nog steeds bestaat uit luisteren, kijken en lezen. Dit keer de minder prettige feiten.

Hoe papier verdwijnt uit onze routine
Het SCP maakt naast de functie (lezen, kijken, luisteren etc) ook onderscheid naar het middel om die functie te gebruiken: papier, vast (pc, tv,, radio, laptop) of mobiel (veelal de smartphone).

Kijk even naar papier. In twee jaar tijd is het gebruik teruggelopen van 36 minuten naar 30 minuten gemiddeld. Dat is 20% in twee jaar. 10% per jaar! In dit tempo is papier binnen 10 jaar uit onze maatschappij verdwenen. Dat wil niet zeggen dat papier dan verdwenen is, maar we gebruiken het gewoon niet meer.

Wie print er nog vergaderstukken?
Zal het zo hard gaan? Ik weet het niet maar het is wel een heel stevig signaal. Het geeft aan dat papier hard bezig is om uit onze routine te verdwijnen. Als u het in uw eigen omgeving wilt zien: wie print er nog vergaderstukken? Precies, dat zijn er niet zoveel meer. We gebruiken veel vaker de tablet of de laptop voor dit soort dingen. En in het verlengde: hoeveel papieren post krijgt u nog en heeft u nog postvakjes?


Papier is voor bejaarden
Ontluisterend is vervolgens de rol van gedrukte media naar leeftijd. Papier is voor geen enkele leeftijdsgroep de belangrijkste bron. Voor bijna alle leeftijdsgroepen is het zelfs de minst belangrijke mediadrager.  Er is slechts één uitzondering: voor bejaarden is het ná de pc en laptop nog het meest gebruikte mediadrager. Met andere woorden: papier is voor bejaarden!

Tja, voor bibliothecarissen die boeken kopen, is dit een ontluisterend feit. Ontluisterend: ja, maar nieuw? Nee, dat niet. Aan de hand van een eerder rapport constateerde ik al: ontlezing is een feit.

Maar daarover in het volgend blog meer. En dat wordt dan blog 1.000.

Dit is deel twee in een serie van vier artikelen over het rapport Media:Tijd

dinsdag 29 maart 2016

Op naar blogartikel nummer 1.000: We communiceren ons te pletter, maar lezen we nog? Media:tijd : deel 1


Het is bijna zover: ik ben nog enkele artikelen verwijderd van mijn 1.000e blogartikel! En met een serie over het SCP-rapport 'Media:tijd 2015' maken we met elkaar een zachte landing maken naar dat feestelijke moment.

Het SCP-rapport Media:tijd 2015 behoort - naar mijn bescheiden mening- tot de werkjes die u als bibliotheekdirecteur of mediaspecialist wel moet kennen. Het staat boordevol feitjes waar u op het juiste momenten uw voordeel mee kunt doen. En het moet gezegd: zelden zo'n leesbaar rapport gelezen. Die pluim is vast voor de makers.

Maar nu naar de inhoud.

8 uur werken, 8 uur slapen, 8 uur mediagebruik
Ons mediagebruik beslaat ongeveer 8 uur per dag. Dat is het bruto-media-gebruik. Bruto wil zeggen dat we zowel naar de radio kunnen luisteren als naar ons werk kunnen reizen. Multitasking dus. Wij verwachten vaak dat jongeren de grootste mediagebruikers zijn. Dat is al decennia een hardnekkig misverstand. Het zijn de bejaarden die de grootste mediaconsumenten zijn. En dat is er natuurlijk in gelegen dat zij vaak niet meer actief zijn voor arbeid of studie.


Overdag luisteren, 's avonds kijken
Wie denkt dat ons mediagedrag louter nog bestaat uit surfen op internet komt bedrogen uit. Radio en televisie zijn nog steeds de overheersende media. Kijk maar eens naar bovenstaande grafiek. Hoewel het gaat om de functies luisteren en kijken, zal het overgrote deel van dat gebruik nog steeds van radio en televisie zijn.

Eerder onderzoek waarin dit bevestigd werd, benoemde ik als een digitale revolutie, die maar niet lijkt te vlotten maar wel allang is begonnen. Want het internetgebruik zit deels verstopt in dat kijken en luisteren (denk aan Netflix, Youtube en Spotify) maar ook de lijntjes communiceren (Whatsapp, mail), gamen en overig internet zijn natuurlijk activiteiten op het web.

Bottom-line: de traditonele media als radio en televisie zijn nog lang niet weg.

In bovenstaande grafiek vindt u ook lezen. U moet goed kijken.... het is het gele lijntje.  Een eind verderop in het rapport wordt dat lezen wat verder uitgesplitst. Dan ziet het er zo uit.


's ochtends de krant, 's avonds een boek
Dat kleine gele lijntje uit de vorige grafiek, ziet er uitgesplitst dus als volgt uit. En ook daar een klassiek beeld: in de ochtend lezen we de krant en 's avonds een boek. Is de wereld dan niets veranderd? Wie naar deze cijfers kijkt zou dat kunnen concluderen.

Sommige bibliothecarissen zullen nu opgelucht ademhalen: Goddank, we lezen nog! Juich niet te vroeg zou ik zeggen maar toch een mooi moment om blog 998 af te sluiten.Want in het volgende blog zal blijken dat wereld van papier en lezers al verder verdwenen is dan wij denken.

Dit is deel één in een serie van vier artikelen over het rapport Media:Tijd

donderdag 17 maart 2016

Drie filmpjes over de digitale overheid en één Limburgse bonus


De overheid heeft als doelstelling om in 2017 alle handelingen digitaal af te kunnen handelen.  Een flinke opgaaf. Want wie is 'de overheid' eigenlijk? 'Dé overheid' bestaat niet, wel de Belastingdienst, de SVB, de sociale diensten en wel de gemeenteloketten. En hoever is men daar eigenlijk mee en lukt het een beetje?

Ik neem u mee langs drie filmpjes waarmee u kunt zien, hoe het ermee staat en wat bibliotheken kunnen betekenen. Het eerste filmpje is  van het programma 'Digitale Overheid' en u ziet het hierboven.  In  Jip-en-Janneke-taal (nou ja, Jip en Janneke.., zo goed en zo kwaad als het gaat)  legt men uit hoe het werkt. Een aardig filmpje dat je als bibliotheek nog wel een keer kunt gebruiken bij een algemene uitleg.

Op de site van de Digitale Overheid vind je overigens ook veel beleidsdocumenten en voortgangsdocumenten.  Dat is wel eens aardig om door heen te neuzen want het laat zien hoe complex het is om alle overheid met elkaar samen te laten werken. Helder is ook dat het bij de digitale overheid niet alleen om belangen van burgers draait maar ook om kostenreductie: meer overheidsdienstverlening voor minder geld.

En lukt het een beetje?


En lukt dat een beetje? Nou, de digitale overheid is een project dat ups en downs kent. Je ziet de overheden worstelen. Want ja, men wil graag de burger verder helpen en nee, samenwerken tussen de overheden is niet eenvoudig. Gemeenten kennen allemaal verschillende systemen en partijen als Belastingdienst en SVB zijn weer zo groot dat als je daar iets wil bereiken, je echt mammoettankers moet bijsturen. Wie dacht dat de bibliotheekwereld complex was, moet hier echt een keer naar gaan kijken. Bovenstaande filmpje van Bas Eenhoorn - de digicommissaris voor de Digitale Overheid - geeft dit mooi weer. Na anderhalve minuut verplichte beleefdheden, somt hij alle uitdagingen waar hij mee te maken heeft mooi op: geen integrale regie, ontbreken van standaarden, achterlopende gemeenten en geen verplichtende afspraken. Wie Eenhoorn zo hoort, houdt zijn hart vast. Voor mij is in ieder geval helder dat tussen droom en daad nog wel wat wetten en praktische bezwaren staan.

De komende tijd zullen overheden een flinke kluif hebben om hun systemen aan elkaar te koppelen. De kans bestaat dus dat men drukker is met elkaar dan met de burger. Daar kan men dus nog wel wat hulp gebruiken.

Bovenstaande filmpje is misschien best aardig om eens samen met uw beleidsteam te bekijken.

De charmante hulp van bibliotheken



Voor burgers is die digitale overheid natuurlijk een abstract begrip. Burgers willen gewoon weten hoe ze het moeten doen met die Digid, met die verhuizing of met het aanvragen van die toeslag. Waar overheden nog vooral druk zijn met elkaar, kunnen bibliotheken een goede en charmante rol spelen. Kijk maar eens naar het filmpje van RTVOost in de Bibliotheek Hengelo. Peter Bonekamp van de bibliotheek laat zien waar het werkelijk om gaat voor burgers. Dit filmpje in combinatie met het algemene filmpje over de digitale overheid laat zien hoe beleid en uitvoering elkaar goed kunnen versterken.

De Limburgse bonus


Toen ik met dit blog bezig was, twijfelde ik tussen twee filmpjes. Die van Hengelo of die van Venlo. Weet uw at: Ik geef ze u gewoon allebei. Beide prima filmpjes om te gebruiken bij uitleg!

Wij hoeven geen partner te worden, we zijn het al!
Overheden zullen de komende tijd nog lekker druk zijn om alles voor elkaar te krijgen. Men zal nog lange tijd behoefte hebben aan een partner die burgers verder helpt en ondersteunt.

Bibliotheken hoeven die partner niet te worden, dat zijn ze al!

maandag 14 maart 2016

1920: hoe met 1 cent per inwoner provinciaal bibliotheekwerk startte


Bovenstaande briefje is van mei 1920. Het is het allereerste subsidieverzoek aan de Provincie Overijssel om subsidie voor bibliotheekwerk. Het origineel beslaat drie handgeschreven pagina's en men vraagt in totaal fl. 16.000,- aan. Het argument dat gebruikt wordt is dat het Rijk en een aantal gemeenten al zijn overgegaan tot financiering van bibliotheken maar dat het platteland nog ernstig achterblijft.

Met het bedrag wil de Bond van Openbare Bibliotheken en Leeszalen in Overijssel (BOLO) filialen en correspondentschappen oprichten. Ook in andere delen van Nederland gebeurt dat op dat moment.

Dit briefje zal het niet het origineel zijn dat is ingestuurd maar is wel het afschrift dat bewaard is gebleven. De provincie Overijssel antwoordt met een bondig 'nee'. De brief van die afwijzing heb ik niet kunnen achterhalen. Maar de volgende brief begint met de zin: 'Naar aanleiding van het advies van de Gedeputeerde Staten van Overijssel om afwijzend te beschikken op het verzoek om een jaarlijksch provinciaal subsidie...'  Ondanks de afwijzing doen de bibliotheken een tweede poging.


Het strijdpunt was dat de provincie zich op het standpunt stelde dat de plattelandsgemeenten zelf aan zet waren. Een aloude discussie dus die in de afgelopen tien jaar bij veel provincies opnieuw gevoerd werd toen de subsidie voor bibliobussen werd afgeschaft (dat moesten plattelandsgemeenten zelf maar betalen).

In juli 1920 wordt een hernieuwde aanvraag gedaan. De bibliotheken laten het er niet bij zitten. In die hernieuwde aanvraag wordt een argument gebruikt waar de politiek vaak gevoeliger voor is dan voor het inhoudelijke argument. Dat argument is: bij de buren gebeurt het ook. Er zit dan ook een aardige bijlage bij met een overzicht van gemeenten die in 1919 provinciale subsidie ontvingen.


De lijst is niet volledig. In een geschreven toelichting worden nog vele andere plaatsen genoemd. Het was dus heel gewoon in die tijd dat er geld werd gegeven aan grotere bibliotheken die vervolgens kleinere bibliotheken moesten gaan opzetten. Dat geld ging overigens niet direct naar de grotere bibliotheken. Daar waren die provinciale bonden voor opgezet zoals ik eerder al eens scheef.

De provincie Overijssel gaat na deze hernieuwde aanvraag overstag, getuige onderstaande brief.


De provincie besluit om 1 cent per inwoner beschikbaar te stellen. Ik vermoed dat die 1 cent per inwoner weer alleen uitgekeerd werd voor die gemeenten waar men bibliotheekwerk ging opzetten. De beperkte financiële overzichten die ik tegen kwam doen vermoeden dat het om niet meer dan een paar duizend gulden per jaar zal zijn gegaan. Naar mijn gevoel heeft de bond dus minder gekregen dan men aanvankelijk vroeg.

Correspondentschappen
Met deze subsidie - die voor in totaal drie jaar werd gegeven - werden correspondentschappen opgericht. Die correspondentschappen moeten een soort kleine bibliotheken zijn geweest in schoollokalen of  parochiehuizen. De correspondenten ontvingen een vergoeding hiervoor: fl. 50,- per jaar bij minder dan 50 leden en fl. 75,- wanneer er 50-100 leden waren.

Als in 1924 de laatste subsidie binnenkomt, zet de Bond van Openbare Bibliotheken en Leeszalen in Overijssel de werkzaamheden gewoon voort. Daarvan getuigt onderstaand overzicht uit 1927.


De correspondentschappen telde in totaal 80 leden. Echt omvangrijk was het dus niet. Een correspondentschap werd uitgevoerd onder supervisie van één van de bestaande openbare bibliotheken. Maar met die 80 leden begon wel openbaar bibliotheekwerk in Diepenveen, Kamperveen, Vollenhove, Dalfsen, Vroomshoop en Nijverdal.

Kamperveen en IJsselmuiden
Saillant is overigens de bibliotheek in Kamperveen. Kamperveen ging later op in de gemeente IJsselmuiden. IJsselmuiden is lange tijd de enige gemeente geweest in Overijssel zonder openbare bibliotheek. Er was wel een kerkbibliotheek in deze plaats. IJsselmuiden kreeg opnieuw een openbare bibliotheek bij de samenvoeging met de gemeente Kampen in 2001. Ze gingen toen vallen onder de bibliotheek in Kampen. In 2012 kreeg IJsselmuiden een eigen vestiging. Bijna 100 jaar na het correspondentschap was de openbare bibliotheek dus weer helemaal terug in deze plaats.

Hoe de geschiedenis alles weer rond maakt en hoe met 80 leden iets groots begon.

Voor meer geschiedenis, lees ook:
Baron van Sloet tot Oldhuis in 1851
Crowdfunding in Almelo in 1917
De oprichting van de BOLO in 1918
De managementinformatie van 1924
De oproep om snel weer te gaan vergaderen in 1945

woensdag 9 maart 2016

Schijt aan de burger!


Soms heb je zo'n week dat er al te toevallig verschillende nieuwsberichten voorbij komen. Een aantal dagen geleden meldde De Stentor/Deventer Dagblad bovenstaande bericht. Binnen korte tijd bleken twee toiletborstels gestolen uit de wijkbibliotheek Keizerslanden in Deventer.

Dat dit nieuws niet op zichzelf stond bleek de volgende dag. Want toen trof ik in de Tubantia het onderstaande artikel aan waarin de Bibliotheek Hengelo aankondigt de rol van de V&D over te nemen als het gaat om de publieke toiletten in de stad.


Nattigheid
Die nacht sliep ik slecht en droomde ik raar. Rare beelden schoten voorbij. Ik voelde nattigheid... wat wel weer toepasselijk is bij dit thema. Had ik een trend over het hoofd gezien? Ik vermoedde het. En ik snapte het ook wel. De uitleningen liepen terug en daar moest wat tegenover staan. Bibliotheken hadden gehoord van de 'Beleefbibliotheek'. Mensen moesten niet alleen meer 'halen' bij de bibliotheek maar ook 'brengen'. En laten we wel wezen, het toilet paste prima in al die concepten.

In mijn droom zag ik beelden op van de kansen die het toilet bood voor de bibliotheek. De overeenkomsten zijn zo talrijk, hoe kon het dat we dat niet eerder hadden gezien?

Landelijke samenwerking: Popla
Het toilet is immers voor iedereen, net als de bibliotheek. Ik hoorde weer de slagzin: koning, keizer, admiraal, Popla kennen ze allemaal. Ik zag de KB voorbij komen. In gesprek met een grote landelijke samenwerkingspartner. De openbare bibliotheken en Popla gaan poepen makkelijker maken. Trots kondigde de directeur van de KB aan dat Popla gratis toiletpapier beschikbaar zou stellen mits burgers gratis hun behoefte zouden kunnen doen. Tegelijkertijd zouden bibliotheken bibliotheken speciale programma's ontwikkelen voor jong tot oud.

Programma's: Poepstart, Pipisterker en SeniorCloset
Poepstart kwam voorbij, een speciaal programma voor baby's en hun jonge ouders. Want ouders zijn natuurlijk wel de eerste waar kinderen hun stoelgang van leren. Voor volwassenen is er Pipisterker, een programma waarin geleerd wordt wat vezelrijk voedsel is. En voor ouderen is er SeniorCloset. Een speciaal programma  in samenwerking met Tena Lady.

ClosetWise
Ik zag Emiel Poortman van HKA/OCLC.  Hij presenteerde een nieuw product. Na schoolWise en ticketWise had HKA/OCLC nu ook ClosetWise. Een speciaal gemaakt module voor het verdelen van de schaarse toiletpotten in de bibliotheken. Want het loopt natuurlijk storm. Na de eerste landelijke actie van Popla staan burgers in de rij om gebruik te maken van de openbare faciliteiten. Trots meldde HKA dat de programmatuur uiteraard was aangesloten op de landelijke infrasctructuur.

Bibliotheken die net waren ingericht volgens de winkelformule konden weer opnieuw beginnen. De namen mogen gelukkig blijven: white box en black box bleken nog hele toepasselijke namen te zijn.

VNG: 'Schijt aan de burger'
Dat dit alles in ordelijk beleid gevat moet worden, was natuurlijk evident. Want een toiletgroep runnen is echt iets anders dan een bibliotheek. VNG kwam met een handreiking onder de titel 'Schijt aan de burger' waarin het financieringsniveau werd verhoogd naar minimaal € 26,- per burger. Daarmee is geborgd dat elke burger elke week minimaal één keer gebruik kan maken van het openbaar bibliotheektoilet (reken maar uit  52 x € 0,50).

En lezen, gebeurde dat nog in die droom? Jazeker. Maar uiteraard alleen in het kleinste kamertje.

Badend in het zweet werd ik wakker en wist: de volgende titel van ons beleidsplan zou zijn: 'Hoop doet leven.'